Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22028 - Wijziging van de modaliteiten van een schenking bij onderhandse akte Vlaamse Belastingdienst

VB 22028 - Wijziging van de modaliteiten van een schenking bij onderhandse akte

Voorafgaande beslissing
Nummer
22028
Datum beslissing
15 juli 2022
Publicatiedatum
27 september 2022

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvragers wensen bevestiging te krijgen dat de voorgenomen verrichting niet onderworpen is aan de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.7.1.0.3, 3°, VCF, en dat ze ook geen van deze bepalingen frustreert, zodat ook de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF daarop niet toepasselijk is. De aanvragers wijzen erop dat het besluitvormingsorgaan dit reeds heeft bevestigd in de voorafgaande beslissing met nummer 22008 […].

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De huidige aanvraag tot voorafgaande beslissing wordt ingediend door meesters […] te […], namens:

2.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1951, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […], en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1952, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […].

Beiden wonende te […].

De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel naar Belgisch recht blijkens huwelijkscontract dd. xx.xx.1976. Dit huwelijkscontract is voor het laatst gewijzigd bij akte dd. xx.xx.2015, met behoud van het stelsel.

Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren, hierna genoemd. Geen van de echtgenoten heeft andere kinderen uit een andere relatie.

De echtgenoten hebben bij buitenlandse notariële akte dd. xx.xx.2012 een schenking van gemeenschappelijke-roerende goederen gedaan aan al hun kinderen. Zij wensen een clausule in deze schenkingsakte te wijzigen via een onderhandse wijzigingsovereenkomst.

3. De betrokken partijen zijn de vier gemeenschappelijke kinderen van het echtpaar X-Y, m.n.:

3.1. Mevrouw A, geboren te […] op xx.xx.1981, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […];

3.2. De heer B, geboren te […] op xx.xx.1983, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […];

3.3. De heer C, geboren te […] op xx.xx.1983, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […];

3.4. De heer D, geboren te […] op xx.xx.1985, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […].

Alle betrokkenen hebben sedert meer dan 5 jaar hun woonplaats in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. Art. 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 bepaalt:

"De Schenkers behouden zich een recht van terugkeer voor ten aanzien van de door hem/haar Geschonken Deelbewijzen, of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen bij wijze van zaakvervanging, belegging of wederbelegging, indien één van de Begiftigden overlijdt vóór de Schenker(s) zonder afstammelingen na te laten.

In geval van kinderloos vooroverlijden van één van de Begiftigden, zullen de aan de vooroverleden Begiftigde Geschonken Deelbewijzen, of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen bij wijze van zaakvervanging, belegging of wederbelegging, aan de waarde op de dag van het vooroverlijden van die Begiftigde, van rechtswege terugkeren in het vermogen van de Schenker(s) en wordt de schenking geacht nooit te hebben plaatsgevonden, voor zover de Schenker(s) hierop uitdrukkelijk aanspraak maakt/maken binnen de vier (4) maanden na het vooroverlijden van die Begiftigde.

Indien de Schenker(s) binnen die vooropgestelde termijn heeft/ hebben nagelaten te handelen, wordt het recht van terugkeer geacht nooit in zijn/haar voordeel te zijn voorbehouden en zullen de Geschonken Deelbewijzen (of hetgeen ervoor in de plaats is gekomen) dienen opgenomen te worden in de aangifte van nalatenschap van die Begiftigde.".

5. Thans wensen de aanvragers (schenkers) in onderlinge overeenstemming met hun kinderen (begiftigden) deze bepaling te wijzigen (of beter: corrigeren). Ze wensen de terugkeer mogelijk te maken, ongeacht of de begiftigde bij zijn/haar overlijden afstammelingen nalaat. Concreet zal de verwijzing naar het kinderloos vooroverlijden en naar het (vooroverlijden) zonder afstammelingen na te laten van de begiftigden in artikel 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 worden geschrapt.

Deze aanvraag heeft betrekking op de fiscale behandeling van de aanpassing van het beding van terugkeer in de schenkingsakte van xx.xx.2012.

6. Zoals hierboven reeds vermeld, hebben de echtgenoten X - Y op xx.xx.2012 een schenking gedaan aan hun (hiervoor vermelde) vier kinderen.

In artikel 6 van de schenkingsakte is een optioneel beding van terugkeer opgenomen. Indien een begiftigde vóór de schenker(s) overlijdt zonder afstammelingen/kinderen na te laten, kunnen de aan hem/haar geschonken goederen terugkeren naar het vermogen van de schenker(s) indien die daarvoor opteert (/opteren).

De schenkers en de begiftigden wensen dit beding van terugkeer te wijzigen.

7. Wijziging beding van terugkeer (optioneel)

Met de voorgenomen wijziging, zoals opgenomen in het ontwerp van wijzigingsakte (zie bijlage bij de aanvraag), willen de echtgenoten X - Y en hun kinderen bevestigen dat de geschonken goederen optioneel kunnen terugkeren naar het vermogen van de schenker(s) bij het vooroverlijden van een begiftigde en dit ongeacht of hij/zij op dat ogenblik afstammelingen nalaat.

III. Motivering van de aanvraag

8. Inleiding

De echtgenoten X - Y hebben in de voorbije jaren verschillende schenkingen gedaan aan hun kinderen. Het echtpaar en hun kinderen hebben eind 2021 afgesproken dat het voor iedereen een nuttige zaak-zou-zijn om alle informatie inzake deze schenkingen op een overzichtelijke wijze te bundelen. De heer X is kort nadien begonnen met het verzamelen en sorteren van alle documenten.

Toen de heer X een overzicht aan het voorbereiden was van het voorwerp en de belangrijkste modaliteiten van elke schenking, viel het hem op dat het beding van terugkeer in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 anders leek te luiden dan het beding van terugkeer dat was overeengekomen bij de andere schenkingen aan de kinderen.

Uit nazicht is gebleken dat dit inderdaad het geval is.

In de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 is bepaald dat het optioneel beding van terugkeer bij vooroverlijden van een begiftigde van toepassing is indien deze begiftigde geen kinderen/afstammelingen nalaat.

Bij de andere schenkingen door de echtgenoten X - Y aan hun kinderen is in de begeleidende documenten (pactes adjoints dd. xx.xx.2016, xx.xx.2017, xx.xx.2017, xx.xx.2019 en xx.xx.2020) telkens bevestigd dat de partijen een optioneel beding van terugkeer zijn overeengekomen voor de situatie waarin een begiftigde vóór de schenkers overlijdt en dit ongeacht of de begiftigde al dan niet afstammelingen nalaat (zie bijlage 2 bij de aanvraag).

De echtgenoten X - Y en hun kinderen hadden bij elke schenking de wens dat het optioneel beding van terugkeer van toepassing is, ongeacht of een begiftigde afstammelingen nalaat.

De redactie van het optioneel beding van terugkeer in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 berust op een vergissing.

Dit blijkt ook het feit er bij de schenkingen door de broers en zussen van de heer X aan hun respectievelijke kinderen, die eveneens bij akten dd. xx.xx.2012 gebeurd zijn via dezelfde notaris, steeds een optioneel beding van terugkeer is overeengekomen, ongeacht of een begiftigde afstammelingen nalaat. Dit was in de familie X onderling afgesproken.

Wellicht is er bij de notariële voorbereiding van artikel 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 op ongelukkige wijze iets misgelopen.

Dit blijkt uit de problematische redactie van deze bepaling. Terwijl er in het eerste lid van artikel 6 is bepaald dat de terugkeer geldt indien een begiftigde 'zonder afstammelingen' overlijdt, verwijst het tweede lid naar het 'kinderloos' vooroverlijden van een begiftigde. Juridisch is dit niet zuiver en laat artikel 6 ruimte voor discussie. Indien een begiftigde zou vooroverlijden zonder een kind maar wel een kleinkind na te laten, is het onduidelijk of er voor terugkeer van de geschonken goederen kan worden geopteerd of niet.

De partijen hebben nooit de bedoeling gehad om dergelijke onduidelijkheden te creëren. Integendeel, zij zijn het er over eens dat eventuele discussies over de toepassing van het beding van terugkeer zeker moeten worden vermeden. Elke potentiële bedreiging van de familievrede moet nu reeds opgelost worden.

Dat er sprake is van een vergissing, blijkt ook uit het feit dat op xx.xx.2012 één van de begiftigden al een afstammeling had. 2 Het is niet logisch dat er dan toch bewust voor de huidige redactie van artikel 6 zou zijn geopteerd. Met een optioneel beding van terugkeer wensten de echtgenoten X - Y er bij iedere schenking voor te zorgen dat, indien één van hun kinderen onverhoopt vóór hen zou overlijden, zij op dat ogenblik zelf kunnen beoordelen of zij de geschonken goederen willen laten terugkeren en dus terug zelf de controle over de geschonken goederen in handen krijgen of de eventuele kleinkinderen op dat ogenblik rijp genoeg zijn om de geschonken goederen te verkrijgen. Welnu, dit staat in schril contrast met het beding van terugkeer in artikel 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012.. Hun kleinkind was toen nog geen 2 jaar oud!

Om voor alle partijen duidelijk te maken dat zij in het kader van elke schenking met exact dezelfde mogelijkheid van terugkeer moeten rekening houden, wensen zij artikel 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 aan te passen. Het optioneel beding van terugkeer moet toepassing krijgen, ongeacht of een begiftigde afstammelingen nalaat bij zijn overlijden vóór de schenkers.

9. Voorgenomen verrichting wordt niet belast onder de artikelen 2.8.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF en 3.17.0.0.2 VCF

De aanvragers verzoeken met betrekking tot de voorgenomen verrichting te bevestigen dat de verankering ervan in een notariële akte1 niet zal leiden tot de toepassing van de hierna vermelde decretale bepalingen, om de redenen die de aanvragers vermelden, dan wel om de redenen die de Vlaamse Belastingdienst hieromtrent zal uiteenzetten.

9.1. Geen toepassing van artikel 2.8.1.0.1 VCF

De echtgenoten X - Y en hun kinderen wensen in een notariële akte te bepalen dat het optioneel beding van terugkeer dat is opgenomen in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 van toepassing blijft, doch dit ongeacht of een begiftigde bij vooroverlijden afstammelingen nalaat.

De wijziging van artikel 6 in de schenkingsakte die zij notarieel wensen vast te leggen, is een loutere rechtzetting van een vergissing bij de redactie van die schenkingsakte.

1 In de aanvraag wordt meer dan eens verwezen naar een “notariële akte”, terwijl in randnummer 10 gesproken wordt van een onderhandse akte. Voor de behandeling van de aanvraag wordt ervan uit gegaan dat het telkens gaat om een onderhandse akte.

Door de wijziging van het optioneel beding van terugkeer komt er geen schenking tot stand, noch door de echtgenoten X - Y aan hun kinderen, noch in omgekeerde richting. De totstandkoming van een schenking vereist immers de aanwezigheid van twee constitutieve elementen: een intentioneel element (i.e. een vrijgevige intentie) en een materieel element (i.e. de verarming van de persoon die uit vrijgevigheid handelt en de daaruit volgende verrijking van de wederpartij).

Geen van de partijen handelt bij de voorgenomen wijziging uit vrijgevigheid. Evenmin is er sprake van een verarming van één of meerdere partijen die resulteert in de verrijking van één of meerdere andere partijen ten gevolge van de wijziging van het optioneel beding van terugkeer in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012.

Ingevolge artikel 2.8.1.0.1 VCF wordt er schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de (verplichte) registratie van een notariële akte die tot bewijs strekt van een schenking onder de levenden. Aangezien de voorgenomen verrichting (i.e. wijziging van het optioneel beding van terugkeer in artikel 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012) geen schenking is, is deze bepaling niet van toepassing. De aanvragers verzoeken het besluitvormingsorgaan dit te bevestigen.

9.2. Geen toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF

Ingevolge-artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF wordt er erfbelasting geheven op schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker. Aangezien de voorgenomen verrichting (i.e. wijziging van het optioneel beding van terugkeer in artikel 6 van de schenkingsakte dd. xx.xx. 2012) geen schenking is (en bijgevolg ook geen schenking onder opschortende voorwaarde of termijn kan zijn), is deze bepaling niet van toepassing. De aanvragers verzoeken het besluitvormingsorgaan dit te bevestigen.

In de hypothese dat het besluitvormingsorgaan de voorgenomen verrichting toch als een schenking zou kwalificeren (quod certe non), blijft de toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF toch uitgesloten. De wijziging van het huidige optioneel beding van terugkeer dat geldt in de situatie dat een begiftigde zonder afstammelingen vooroverlijdt, naar een optioneel beding van terugkeer dat geldt in de situatie dat een begiftigde met of zonder afstammelingen vooroverlijdt, houdt immers geen toevoeging van een opschortende voorwaarde of termijn in.

9.3. Geen toepassing van artikel 3.17.0.0.2 VCF

De algemene antimisbruikbepaling kan slechts worden toegepast indien de gewone interpretatiemethode, de technische bepalingen van het wetboek, de simulatieleer en de specifieke fiscale misbruikbepalingen (de zogenaamde fictiebepalingen) geen toepassing vinden.

Ook het Grondwettelijk Hof stelt dat de algemene antimisbruikbepaling niet kan worden ingeroepen indien bepaalde verrichtingen al vallen onder een specifieke antimisbruikbepaling. Enkel wanneer bepaalde verrichtingen as such niet onder het toepassingsgebied van een specifieke fiscale misbruikbepaling vallen, maar wel de doelstellingen van een specifieke antimisbruikmaatregel frustreren, kan de algemene antimisbruikbepaling wel worden aangewend.

De door de aanvragers overwogen verrichting frustreert echter geen enkele technische bepaling van de VCF noch een specifieke antimisbruikbepaling. De algemene antimisbruikbepaling is niet van toepassing aangezien:

- de partijen louter de wens hebben om een vergissing in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 recht te zetten en geenszins een schenking wensen tot stand te brengen. Er kan geen sprake zijn van een frustratie van artikel 2.8.1.0.1 VCF;

- de voorgenomen verrichting evenmin de doelstellingen van art. 2.7.1.0.3 ,3° VCF frustreert omdat de partijen niet overgaan tot enige schenking of kosteloze beschikking waarvan de uitwerking artificieel tot aan het overlijden wordt uitgesteld. Ze passen de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 aan omdat die hun bedoelingen niet correct weergeeft, onduidelijk is en aanleiding zou kunnen geven tot familiale discussies;

- meer algemeen, er evenmin enige heffing van schenk- of erfbelasting zou geweest zijn wanneer ab initio het beding van terugkeer in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 juist was geformuleerd.

Aangezien er geen sprake is van de frustratie van een bepaling uit de VCF, is het strikt genomen overbodig-dat-de-partijen zouden aantonen dat er niet- fiscale motieven zijn die zwaarwichtiger zouden zijn dan eventuele fiscale motieven.

Uit wat voorafgaat blijkt evenwel al welke de motieven van de partijen zijn: de schenkers willen bij een onverhoopt vooroverlijden van hun kinderen de mogelijkheid hebben om te beslissen om de geschonken goederen naar hen te laten terugkeren.

Zij verzoeken dan ook te bevestigen dat er omwille van deze niet fiscale motieven hoe dan ook geen sprake kan zijn van fiscaal misbruik en dat de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet toepasselijk is.

10. Besluit en verzoek tot beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF verzoeken aanvragers het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing.

Er wordt een aanvraag voorgelegd, die zal verwezenlijkt worden via een wijziging van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 via een onderhandse wijzigingsovereenkomst, waarin wordt overeengekomen dat het optioneel beding van terugkeer in artikel 6 van de schenkingsakte van toepassing is ongeacht of een begiftigde bij zijn/haar overlijden afstammelingen nalaat.

De aanvragers wensen bevestiging te krijgen dat de voorgenomen aanvraag niet onderworpen is aan de artikelen 2.8.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.3, 3°, VCF en dat ze ook geen van deze bepalingen frustreert, zodat ook de algemene antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF daarop niet toepasselijk is. Ze wensen in het algemeen bevestigd te zien dat de wijziging van het optioneel beding van terugkeer in de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 niet zal leiden tot de heffing van enige schenk- of erfbelasting.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

12. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak. Zij is evenmin bevoegd om uitspraak te doen over de registratieverplichting. De registratie van een akte of geschrift is een federale bevoegdheid.

13. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

- Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

14. Partijen wensen een wijziging van de schenkingsakte dd. xx.xx.2012 via een onderhandse wijzigingsovereenkomst door te voeren , waarin wordt overeengekomen dat het optioneel beding van terugkeer van toepassing is ongeacht of een begiftigde bij zijn/haar overlijden afstammelingen nalaat.

De door de partijen voorgenomen wijziging van de modaliteiten van de schenking (wijziging van de conventionele terugkeer opgenomen in de schenkingsakte van xx.xx.2012) heeft op zich niet tot gevolg dat hetzij schenkbelasting, hetzij erfbelasting verschuldigd wordt. Indien de onderhandse wijzigingsakte evenwel ter registratie wordt aangeboden, zal deze akte titel verschaffen voor het heffen van de schenkbelasting op de initiële schenking van xx.xx.2012, voor zover die niet aan registratiebelasting was onderworpen.

15. De voorgenomen verrichting maakt in principe geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan de wijzigingsakte ten grondslag liggen

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.