VB 22023 - Inbreng in TIGV, gevolgd door een schenking
- Nummer
- 22023
- Datum beslissing
- 23 mei 2022
- Publicatiedatum
- 7 juni 2022
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.3.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat de inbreng door vader van een eigen onroerend goed in de huwgemeenschap gevolgd door een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik door vader en moeder aan hun kinderen niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door […] te […], namens:
2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1957, Rijksregisternummer: […] en zijn echtgenote;
2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1955, Rijksregisternummer: […],
samenwonend te […] - zijnde de ouders-schenkers in deze aanvraag.
Zij verklaren gehuwd te zijn onder scheiding van goederen blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1986.
Zij verklaren een wijziging aangebracht te hebben aan hun huwelijkse voorwaarden blijkens akte verleden voor notaris […] te […] xx.xx.2019, waarbij er een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen werd gecreëerd door middel van een inbreng van het ganse onroerende patrimonium van de echtgenoten X – Y, hetzij hen toebehorende in onverdeeldheid, hetzij afkomstig uit het eigen vermogen van de echtgenoten X – Y.
3. De betrokken partijen zijn de kinderen van de echtgenoten X – Y:
3.1. De heer A, geboren te […] op xx.xx.1987, Rijksregisternummer: […] echtgenoot van mevrouw […], geboren te […] op xx.xx.1990, Rijksregisternummer: […], wonende te […].
Hij verklaart gehuwd te zijn onder het stelsel van de scheiding van goederen blijkens huwelijkscontract verleden op xx.xx.2015. Hij verklaart geen enkele akte van wijziging, vereffening of verklaring aangaande zijn huwelijkse voorwaarden verleden te hebben.
3.2. De heer B, geboren te […] op xx.xx.1990, Rijksregisternummer: […] echtgenoot van mevrouw […], geboren te […] op xx.xx.1988, van Portugese nationaliteit, Rijksregisternummer: […], wonende te […].
Hij verklaart gehuwd te zijn onder het stelsel van de scheiding van goederen blijkens huwelijkscontract verleden op xx.xx.2017.
Hij verklaart geen enkele akte van wijziging, vereffening of verklaring aangaande zijn huwelijkse voorwaarden verleden te hebben.
4. De betrokken onroerende goederen zijn:
4.1 Gemeente […]:
Een handelshuis op en met grond en aanhorigheden, gestaan en gelegen […], bekend volgens titel sectie B nummer […] met een oppervlakte van 484 m², thans bekend ten kadaster sectie B nummer […] met eenzelfde oppervlakte.
Kadastraal inkomen: tweeduizend vijfhonderdeenenvijftig euro (€ 2.551,00).
Eigendomsaanhaling
Voorschreven goed hoort thans toe aan de echtgenoten X – Y ingevolge de inbreng in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen blijkens akte verleden voor notaris […] te […] xx.xx.2019, overgeschreven in het kantoor Rechtszekerheid te […] op […] daarna onder referte […].
Voorschreven goed behoorde toe aan de heer X om hem te zijn toebedeeld ten titel van licitatie tussen deelgenoten lastens de heer […] blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2012, overgeschreven op het hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna onder referte […].
4.2 Stad […]:
Een woonhuis op en met grond en aanhorigheden, gestaan en gelegen te […], bekend volgens titel sectie D nummer […] met een oppervlakte van 246 m² en thans bekend ten kadaster sectie D nummer […] met eenzelfde oppervlakte.
Kadastraal inkomen: duizend zevenhonderdtweeënzeventig euro (€ 1.772,00).
Eigendomsaanhaling
De echtgenoten X – Y zijn eigenaar van voorschreven goed om door de heer X te zijn ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2019, overgeschreven op het Kantoor Rechtszekerheid […] op xx.xx. daarna onder referte […].
De heer X heeft voorschreven goed aangekocht van de heer […] en zijn echtgenote mevrouw […] blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1985, behoorlijk overgeschreven op het derde hypotheekkantoor te […].
4.3 Stad […]:
Een perceel grond gelegen […], bekend volgens titel sectie B nummer […] met een oppervlakte van 342 m² en thans bekend ten kadaster sectie B nummer […] met eenzelfde oppervlakte.
Kadastraal inkomen: twee euro (€ 2,00).
Eigendomsaanhaling
De echtgenoten X – Y zijn ieders voor de onverdeelde helft eigenaar van voorschreven goed om het te hebben aangekocht van de naamloze vennootschap […] blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1998, overgeschreven op het derde hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna, boek […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5.
5.1. Mijnheer X 'vader', voornoemd, verkreeg het eigendom sub 4.1 ingevolge afstand tussen deelgenoten lastens de heer […] blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2012, overgeschreven op het hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna onder referte […]
5.2. Mijnheer X 'vader', voornoemd, verkreeg het eigendom sub 4.2 van de heer […] en zijn echtgenote mevrouw […] blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1985, behoorlijk overgeschreven op het derde hypotheekkantoor te […].
Voorschreven goederen sub. 4.1 en 4.2 werden ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen blijkens akte verleden voor notaris […] te […] xx.xx.2019.
6.
6.1. Voorschreven goed 4.1 werd door de echtgenoten X – Y voor 30% in blote eigendom geschonken als voorschot op erfdeel aan hun zoon A ten belope van 150.000,00 EUR.
6.2. Voorschreven goed 4.2 werd door de echtgenoten X – Y voor 41% in blote eigendom geschonken als voorschot op erfdeel aan hun zoon B ten belope van 150.000,00 EUR.
In voormelde schenkingsakte werd volgende verklaring van orde opgenomen:
De schenkers verklaren op de hoogte te zijn dat voormelde inbreng in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking een rechtshandeling is die thans als fiscaal misbruik wordt beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven.
Partijen benadrukken dat de creatie van het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen niet louter door fiscale motieven is verricht, maar kadert in een complete successieplanning.
Desalniettemin wordt in onderhavige akte de schenkbelasting berekend alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden. De schenkbelasting wordt aldus berekend alsof de heer X, voornoemd, de enige schenker is van voorschreven goederen.
7. Thans wensen vader en moeder het goed opnieuw te schenken aan hun twee voornoemde kinderen, volgens dezelfde principes, doch met verschillende eigendomspercentages als in de vorige schenkingsakte, met voorbehoud van vruchtgebruik.
III. Motivering van de aanvraag
8. Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige
De belastingplichtige is de persoon die door de wet aangeduid wordt als diegene die een belasting moet betalen. Het is de persoon aan wie in de meeste gevallen het aanslagbiljet verstuurd wordt, en bij wie de belasting desnoods ingevorderd zal worden als niet vrijwillig wordt betaald. De aanduiding van de belastingplichtige verschilt per belasting. Het kan ook om meerdere personen gaan.
door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.
9. Tijdspanne tussen inbreng en schenking:
De schenking volgt niet onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne op de inbreng van het goed in de huwgemeenschap. De inbreng werd met name gerealiseerd op xx.xx.2019 (het huwelijkscontract wordt bijgevoegd) en de heer en mevrouw 'vader-moeder' zijn van plan om voormeld goed (samen met voorschreven goed 4.3) te schenken in blote eigendom aan hun beide zonen in 2022.
10. Niet fiscale motieven:
De aanvragers stellen dat de destijds gerealiseerde inbreng was ingegeven door niet-fiscale motieven aangezien dit kadert in een complete successieplanning en vooral gericht was op het bieden van zoveel mogelijk comfort en financiële zekerheid ten aanzien van de echtgenoten zelf. Deze reden was reeds aanwezig bij de schenking die onmiddellijk volgde op de inbreng in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen.
Desalniettemin werd destijds de schenkbelasting berekend alsof de inbreng niet heeft plaatsgevonden. De schenkbelasting werd aldus berekend alsof de heer X, voornoemd, de enige schenker was van voorschreven goederen.
Thans zijn van partijen van oordeel dat er in elk geval van fiscaal misbruik geen sprake kan zijn en wensen zij dat de schenkbelasting berekend wordt vertrekkende vanuit een schenking door beide ouders.
11. De aanvragers menen aldus dat de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is omwille van enerzijds de tijdspanne tussen de rechtshandelingen en anderzijds omwille van het feit dat de inbreng destijds gebeurd is om andere dan fiscale redenen en dat zulke fiscale redenen aldus ook niet aanwezig zijn bij de beoordeling van toekomstige schenkingen.
IV. Beslissing
12. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
13. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
Het besluitvormingsorgaan spreekt zich evenmin uit over reeds gedane schenkingen.
14. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt.
Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.3.0.1, §1, VCF:
“§ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.”.
- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF:
Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I
verkrijging in rechte lijn en tussen partners | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 3 | - |
150.000,01 | 250.000 | 9 | 4500 |
250.000,01 | 450.000 | 18 | 13.500 |
450.000,01 | 27 | 49.500 |
TABEL II
tarief tussen alle andere personen | |||
gedeelte van de schenking |
| ||
A schijf in euro | tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in % | totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro | |
Vanaf | tot en met |
|
|
0,01 | 150.000 | 10 | - |
150.000,01 | 250.000 | 20 | 15.000 |
250.000,01 | 450.000 | 30 | 35.000 |
450.000,01 | 40 | 95.000 |
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
15. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:
“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).
Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.
De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.
lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed."
16. Gelet op de chronologie van de verrichtingen en op de aangehaalde motivering blijkt dat er geen sprake is van eenheid van opzet.
Bijgevolg worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF niet gefrustreerd en zal de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet toegepast worden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.