Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21066 - Schenking met last t.o.v. schenkers en de zus Vlaamse Belastingdienst

VB 21066 - Schenking met last t.o.v. schenkers en de zus

Voorafgaande beslissing
Nummer
21066
Datum beslissing
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de schenking van de onroerende goederen, onder last opgelegd aan de begiftigde om een geldsom te betalen aan de schenkers en aan zijn zus, in haar geheel gekwalificeerd kan worden als een schenking en niet als een verkoop (rechtshandeling onder bezwarende titel).

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1964, (rijksregisternummer […]), en zijn echtgenote;

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1968, (rijksregisternummer […]), samen wonende te […].

2.3. De heer A, geboren te […] op xx.xx.1994, (rijksregisternummer […]), ongehuwd, wonende te […].

3. De betrokken partij is:

Mevrouw B, geboren te […] op xx.xx.1996, (rijksregisternummer […]), ongehuwd, wonende te […].

4. De betrokken onroerende goederen betreffen:

STAD […]

1. Een perceel grond, zonder de opstallen, gelegen langs de […], onder grotere oppervlakte en samen met ander goed gekend volgens laatste titels onder sectie B, deel van nummers […] en […] en onder sectie B, nummer […] en deel van nummer […], en volgens recent uittreksel kadastraal gekend onder, sectie B, nummer […], voor een oppervlakte van twaalf are vijfenzeventig centiare (12a 75ca).

2. De hoevegebouwen, met aanhorigheden, op en met grond, staande en gelegen langs de […], onder grotere oppervlakte en samen met ander goed gekend volgens laatste titels onder sectie B, deel van nummers […] en onder sectie B, nummer […] en deel van nummer […], en volgens recent uittreksel kadastraal gekend onder sectie B, deel van […], voor een oppervlakte volgens meting van één hectare negenenvijftig are achtenzeventig centiare (1ha 59a 78ca)..

Vermelde onroerende goederen behoren toe aan de echtgenoten X-Y, en worden aangewend voor de familiale onderneming ‘[…]’ met ondernemingsnummer […].

5. De hoofdbegiftigde en de secundaire begiftigde zijn de kinderen van de schenkers in dit dossier.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. Het is de bedoeling van de schenkers om de onroerende goederen vermeld onder punt 4 voor de volledige volle eigendom te schenken aan hun zoon A.

7. De schenkingsakte maakt tevens een punctuele erfovereenkomst uit, waarbij de zus van de begiftigde, B, tussenkomt.

8. Aan de schenking zijn de volgende lasten verbonden:

Door de begiftigde, A, te betalen:

  • een bedrag van HONDERDTWINTIGDUIZEND EURO (120.000,00 EUR) aan de schenkers, de echtgenoten X-Y,
  • een bedrag van HONDERDDUIZEND EURO (100.000,00 EUR) aan zijn zus, B.

9. De verkoopwaarde van de onder punt 4 vermelde goederen bedraagt DRIEHONDERDTWINTIGDUIZEND EURO (320.000,00 EUR). Voor al deze goederen wordt om de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3, § 1 VCF verzocht. In dit verband werd een attest aangevraagd, dat op xx.xx.2021 werd afgeleverd onder dossiernummer […].

10. De schenking kadert in de overname van het landbouwbedrijf van de ouders, door de zoon A.

Behalve de voormelde hoevegebouwen en het perceel grond waarop zich ook een hoevegebouw bevindt (eigendom van de landbouwvennootschap […]), zal A ook de roerende goederen (hofstedebekleding, voorraden, …) van het landbouwbedrijf van zijn ouders overnemen.

Op dezelfde dag zal hij bovendien de hoevewoning, gelegen tussen de voormelde hoevegebouwen, te […], van zijn ouders aankopen voor een bedrag van HONDERDVIJFENTACHTIGDUIZEND EURO (185.000,00 EUR).

De Heer A zal om de aankoop van de woning, de betaling van de last verbonden aan de schenking en de overname van de roerende goederen te financieren, een krediet aangaan van ongeveer 673.500,00 EUR, namelijk:

  • 220.000,00 EUR voor de last verbonden aan de schenking,
  • 185.000,00 EUR voor de aankoop van de woning,
  • 268.500,00 EUR voor de roerende goederen en hofstedebekleding.

Er zijn momenteel nog onderhandelingen lopende met verschillende banken, maar te verwachten valt dat er als waarborg voor dit krediet een hypothecaire inschrijving op de aan A geschonken goederen zal gevraagd worden.

11. De betrokken goederen vormen op dit ogenblik reeds de waarborg van enkele, voornamelijk korte termijn-kredieten op naam van de echtgenoten X-Y zelf, én op naam van de landbouwvennootschap […]. Het totale bedrag van deze openstaande kredieten bij […] kan geraamd worden op ongeveer 203.400,00 EUR (op datum van xx.xx.2021).

Met het oog op de vestiging van een waarborg voor het door de Heer A af te sluiten krediet, zal mogelijks een deel van de reeds lopende kredieten vervroegd moeten afbetaald worden. In het kader van de continuïteit van de onderneming, zou de bank tevens kunnen vragen dat de thans lopende korte termijn-kredieten omgezet zouden worden in lange termijn-kredieten op naam van A. In voorkomend geval zal het door de ouders te ontvangen bedrag (last van de schenking en koopsom) hiertoe aangewend worden.

12. Op xx.xx.2021 werd aan de aanvragers gevraagd om meer informatie over de manier van waardering van de overgedragen goederen (zowel de geschonken als de verkochte goederen) te bezorgen.

Op xx.xx.2021 werd het verslag van xx.xx.2021 van SBB bezorgd. De waardering opgenomen in het verslag betreft de woning, de bedrijfsgebouwen en de onderliggende grond van de gebouwen.

In vermeld verslag werd geen (manier van) waardering opgenomen voor de roerende goederen en de hofstedebekleding die volgens de aanvraag 268.500 euro waard zijn.

III. Motivering van de aanvraag:

13. Het is de bedoeling van de echtgenoten X-Y om hun zoon A te begiftigen. Zij wensen hem een aanzienlijk deel van hun onroerend vermogen over te maken, hetgeen in hun hoofde ontegensprekelijk een verarming zal zijn en voor hem een verrijking.

De last die opgelegd wordt in het kader van deze schenking, strekt er toe een zekere gelijkheid na te streven tussen de beide kinderen, gelet op het feit dat de zus zelf niet actief is in het landbouwleven en dus geen baat heeft bij schenking van hoevegebouwen.

Indien de bank dit zou eisen, kan het door de ouders te ontvangen bedrag bovendien aangewend worden om de huidige leningslast te verlichten of te beëindigen.

14. De vraag om voorafgaande beslissing betreft meer bepaald de artikelen 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.3.0.1. VCF en 3.17.0.0.2. VCF.

IV. Beslissing

15. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

16. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar door de aanvragers uitdrukkelijk verwezen wordt. m.n.;

- Art. 2.8.1.0.1 VCF

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”.

- Art. 2.8.3.0.1 VCF

Ҥ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van de lasten.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare grondslag als volgt vastgesteld :

1° voor de schenking van financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op Belgische of buitenlandse gereglementeerde markten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en voor Belgische of buitenlandse multilaterale handelsfaciliteiten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, van de voormelde wet, volgens de beurswaarden ervan op datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Als er op de datum van de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt voor bepaalde van de geschonken waarden wel en voor andere geen notering is, wordt de belastbare grondslag van die laatste waarden vastgesteld volgens de beurswaarden op de eerstvolgende dag waarop er wel en notering is;

2° voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed, zoals in artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7 is bepaald;

3° voor de schenking van het op het leven van de begiftigde of een derde gevestigde vruchtgebruik van roerende goederen, volgens de volgende formule :

belastbare grondslag = a x b, waarbij :

  1. a = de jaarlijkse opbrengst van de goederen, forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van de goederen;
  2. b = de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, naargelang de leeftijd van de persoon op het hoofd van wie het vruchtgebruik is gevestigd op de datum van de schenking;

4° voor de schenking van het voor een bepaalde tijd gevestigd vruchtgebruik van roerende goederen, door het bedrag van de jaarlijkse opbrengst tegen 4% te kapitaliseren over de duur van het vruchtgebruik, bepaald in de schenkingsakte. De jaarlijkse opbrengst van de roerende goederen wordt forfaitair vastgesteld op 4% van de waarde van de volle eigendom van die goederen. Het aldus verkregen bedrag van de belastbare grondslag mag evenwel niet meer bedragen dan hetzij de waarde, berekend volgens punt 3°, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een natuurlijke persoon, hetzij twintig keer de opbrengst, als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van een rechtspersoon;

5° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen;

6° voor de schenking van de blote eigendom van roerende goederen waarvan het vruchtgebruik door de schenker niet is voorbehouden, op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom van de goederen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik, berekend volgens punt 3° of punt 4° ;

7° voor schenkingen van een lijfrente of een levenslang pensioen, op basis van het jaarlijkse bedrag van de uitkering, vermenigvuldigd met de leeftijdscoëfficiënt, vermeld in de tabel van artikel 2.9.3.0.4, § 1, die op de begiftigde moet worden toegepast;

8° voor schenkingen van een altijddurende rente, op basis van het jaarlijkse bedrag van de rente, vermenigvuldigd met twintig.”;

§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 2 wordt de last die bestaat uit een som, een rente of een pensioen, onder kosteloze titel bedongen ten voordele van een derde die aanvaardt, in hoofde van die derde als schenking belast en wordt de last van het aandeel van de hoofdbegiftigde afgetrokken.”;

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

17. Een schenking met last is een schenking waarbij de begiftigde er zich toe verbindt een bepaalde tegenprestatie te leveren.

Deze tegenprestatie wordt aan de begiftigde opgelegd door de schenkers en kan zijn bedongen in hun eigen voordeel of in het voordeel van een derde.

18. In casu wordt het betrokken onroerend goed vermeld onder punt 4 met een waarde van 320.000 euro geschonken aan de zoon, vermeld onder punt 2.3. onder last:

  • een som van 120.000 euro te betalen aan de schenkers;
  • een som van 100.000 euro te betalen aan zijn zus.

Rekening houdende met de opgelegde lasten zou de hoofdbegiftigde een voordeel van 100.000 euro verkrijgen, hetzij 31,25 % van de schenking.

19. In geval van een schenking met last moet worden uitgemaakt of de overeenkomst nog wel de aard van een schenking heeft dan wel als een rechtshandeling onder bezwarende titel moet gekwalificeerd worden.

20. De last belet niet dat de overeenkomst in haar geheel een gift is, wanneer de waarde van de last lager is dan die van de geschonken goederen, zodat de verrichting voor de begiftigde nog een voordeel oplevert.

Bovendien moet bij de schenkers de wil aanwezig zijn om zich te verarmen (animus donandi of begiftigingsinzicht) (subjectief element).

21. Uit de gegevens van de aanvraag lijkt het dat de schenkers de betrokken onroerende goederen aan hun zoon (de hoofdbegiftigde) wensen te schenken. In hun eigen voordeel bedingen ze een last van 120.000,00 euro. In het voordeel van de secundaire begiftigde, hun dochter, een last van 100.000,00 euro. De hoofdbegiftigde houdt na uitkering van de lasten een waarde van 100.000,00 euro over.

In de aanvraag wordt aangegeven dat de kortlopende kredieten, die aangegaan werden door de schenkers, zouden omgezet worden naar lange termijn-kredieten op naam de zoon. In het kader hiervan zouden de schenkers bereid zijn het ontvangen bedrag van 120.000 euro aan te wenden om de kort lopende kredieten die door henzelf zijn aangegaan, af te lossen.

Uit het voorgaande volgt dat de zoon een bijkomend lange termijnkrediet dient aan te gaan ten bedrage van 83.400 euro, naast het krediet dat hij dient aan te gaan om de last te betalen.

Dit heeft tot gevolg dat hij van de schenking van 320.000 euro een bedrag van 16.600 euro overhoudt.

Bovendien kadert de schenking in de overname van het landbouwbedrijf door de zoon.

De zoon (de hoofdbegiftigde) zal in het kader van die overnamevolgende goederen van de schenkers aankopen:

  • de hoevewoning, die niet met toepassing van de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3 VCF kan worden geschonken, voor een som van 185.000 euro en;
  • de roerende goederen en hofstedebekleding, die deel uitmaken van het landbouwbedrijf en die bij verkoop buiten het toepassingsgebied van de registratiebelasting, meer bepaald het verkooprecht, vallen, voor een som van 268.500,00 euro.

22. Rekening houdende met de onder punt 21 vermelde feiten kan de vraag gesteld worden of de schenking met last in het geheel de verrichtingen (schenking/verkoop) nog een voordeel oplevert voor de hoofdbegiftigde.

De hoofdbegiftigde zal voor de verkrijging van het landbouwbedrijf immers een krediet moeten aangaan van 673.500 euro. Dit krediet heeft dan zowel betrekking op de aankoop van goederen die in principe onder het toepassingsgebied van artikel 2.8.6.0.3 VCF zouden kunnen geschonken worden, als op een last die gekoppeld is aan een schenking die effectief onder toepassing van artikel 2.8.6.0.3 VCF zal gebeuren. De uiteindelijke schenking die overblijft voor begiftigde is slechts een fractie van het geheel en gaat zelfs nagenoeg teniet als de hoofdbegiftigde bijkomend (het saldo van) de korte termijnkredieten aangegaan door de schenkers bijkomend moet aflossen.

Ook en vooral kan de vraag gesteld worden of er sprake is van begiftigingsinzicht bij de schenkers. De schenkers leggen aan de hoofdbegiftigde (naast de last t.o.v. zijn zus) een last op van 120.000,00 euro die aan hen moet betaald worden. Daarnaast moet de hoofdbegiftigde om het landbouwbedrijf over te nemen de hoevewoning en de roerende goederen alsmede de hofstedebekleding van de schenkers aankopen. Tot slot moet de hoofdbegiftigde ook (het saldo van) de kortlopende kredieten aangegaan door de schenkers aflossen. Eigen aan een schenking is de verarming van de schenkers.

Uit voormelde feiten (verkoop en de last van de schenking) zoals weergegeven in de aanvraag lijkt het dat de schenkers hier niet toe bereid zijn.

Het besluitvormingsorgaan stelt zich bovendien vragen bij[1]:

  • de waardering van de verschillende elementen van het landbouwbedrijf;
  • de waardering van de hoevewoning;
  • de waardering en verkoop van de roerende goederen[2] die ook konden geschonken worden (eventueel met last).

Het verslag tot waardering van SBB betreft enkel de onroerende goederen. De waardering van de roerende goederen wordt niet gemotiveerd.

Het besluitvormingsorgaan komt wat de waardering van de verschillende elementen van het landbouwbedrijf betreft tot de vaststelling dat het geheel van verrichtingen eigenlijk een verkoop uitmaakt, waarbij de ouders wel degelijk vergoed worden voor het geheel van de overgedragen goederen (hetzij door verkoop, hetzij door schenking), die geoptimaliseerd wordt door een schenking onder toepassing van de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3 VCF.

23. Gelet de herkwalificatie van de schenking in een verkoop wegens de afwezigheid van een begiftigingsinzicht bij de schenkers is de aftoetsing van de voorgenomen verrichtingen aan de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF zonder voorwerp geworden.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

[1]De waardering in de aanvraag van xx.xx.2021 komt voor de woning, de bedrijfsgebouwen en de onderliggende grond van de gebouwen exact overeen met de waardering in het verslag van xx.xx.2021 – zijnde meer dan een maand later - van SBB.

[2]Er wordt bovendien niets gepreciseerd m.b.t. de roerende goederen Zijn die blijvend met het erf verbonden of niet? In het eerste geval zijn het onroerende goederen door bestemming en dan kwalificeren ze voor de heffing van de registratiebelasting ook als onroerend. In het tweede geval zijn ze enkel onroerend door bestemming omdat ze dienen voor de dienst en de exploitatie van het erf en worden ze overeenkomstig art. 1.1.0.0.2, 10de lid, VCF niet beschouwd als onroerend. Bij gebrek aan precisering door de aanvragers gaat het besluitvormingsorgaan ervan uit dat de roerende goederen voor de toepassing van de VCF als roerend worden beschouwd en hun verkoop dus geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd zou maken.