VB 21053 - Wijziging huwelijksstelsel - splitsing polis - beding van aanwas
- Nummer
- 21053
- Datum beslissing
- 11 oktober 2021
- Publicatiedatum
- 22 maart 2022
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.2. VCF
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.4. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.7.1.0.6. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te krijgen dat er ten gevolge van/na de hierna uiteengezette verrichtingen bij het overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X-Y – en evenmin erna, ingevolge gehele of gedeeltelijke afkoop door de langstlevende (of diens rechtsopvolgers) van één of beide polissen:
- geen schenkbelasting verschuldigd is op grond van art. 2.8.1.0.1 en artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF;
- geen erfbelasting verschuldigd is:
- Op grond van art. 2.7.1.0.2 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van art. 2.7.1.0.4 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van art. 2.7.1.0.5 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF
- Op grond van art. 2.7.1.0.6 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.
De aanvragers wensen tevens te vernemen dat – in het verlengde hiervan -, indien de polis nog zou bestaan bij het overlijden van de langstlevende van de echtgenoten en aldus tot uitkering komt, deze uitkering desgevallend enkel belastbaar is in de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot en niet in de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot.
2. De beoogde verrichtingen zijn als volgt
- Verrekening van de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven via wijzigend huwelijkscontract
- Splitsing polis
- Beding van aanwas/kanscontract.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door […] in naam van:
de heer X, met identificatienummer […], RRnummer […], van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1954 en zijn echtgenote, mevrouw Y, met identificatienummer […], RRnummer […], van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1954.
4. De echtgenoten X-Y zijn gehuwd onder het stelsel van algehele scheiding van goederen naar Nederlands huwelijksvermogensrecht, ingevolge hun huwelijkscontract [1] verleden voor notaris […] met standplaats te […] op xx.xx.1974, hetgeen tot op heden ongewijzigd is gebleven.
5. Zij wonen te […]. Zij wonen in het Vlaams Gewest van zodra zij Belgisch rijksinwoner [2] zijn geworden. Zij zijn in xx.2018 verhuisd van Nederland naar België.
6. De echtgenoten X-Y hebben twee gemeenschappelijke kinderen. Deze hebben beiden de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland.
Samen worden zij hierna de “Aanvragers” genoemd.
II. B. 1. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)
7. Gedurende het huwelijk heeft de heer X een onroerend vermogen verworven, bestaande uit vastgoed te […], verkregen uit erfenis en wederbelegging/zaakvervanging van het vastgoed verkregen uit erfenis. Een aantal jaren geleden heeft de heer X dit vastgoed verkocht.
Gelet op de algehele scheiding van goederen behoorde het vastgoed te […] tot het eigen vermogen van de heer X. Ook de gelden voortkomende uit de verkoop van dit vastgoed behoorden dus tot het eigen vermogen van de heer X, gelet op deze algehele scheiding van goederen.
De echtgenoten X-Y hebben zich in het verleden evenwel feitelijk gezien al lange tijd gedragen alsof dit vastgoed en dus ook de gelden voortkomende uit de verkoop ervan aan beide echtgenoten toebehoren. Het is voor de echtgenoten dan ook logisch dat mevrouw ook deelt in de verkoopopbrengst van dit vastgoed te […], gelet op het reeds meer dan 46 jaar bestaande huwelijk tussen de echtgenoten X-Y en gelet op het feit dat mevrouw Y uiteraard ook haar deel heeft bijgedragen in de lasten van het huwelijk.
8. In dat opzicht was het voor de echtgenoten X-Y ook logisch dat de gelden voortkomende uit de verkoopopbrengst van het vastgoed door beide echtgenoten samen werden geïnvesteerd.
Zo zijn de echtgenoten X-Y op xx.xx.2018 samen overgegaan tot de onderschrijving van een verzekeringspolis met nummer […] bij de verzekeringsmaatschappij […] te […], levensverzekeringscontract van het type tak 23, waarbij de gelden voortkomende uit de verkoop van het vastgoed te […] gediend hebben om de premies te voldoen [3].
De constellatie van deze verzekeringspolis is de volgende:
- Verzekeringnemers: De heer X en mevrouw Y
- Verzekerden: De heer X en mevrouw Y
- Begunstigden: De echtgenoot/echtgenote, bij ontstentenis de kinderen.
Een eerste premie van 250.000 EUR werd betaald bij het onderschrijven van de polis op xx.xx.2018. Vervolgens werden de gelden via bijstortingen op xx.xx.2018, xx.xx.2018 en xx.xx.2019 in de polis bijgestort [4]. Op heden bedraagt de waarde van de polis 56.705.726,31 EUR (waarde per 21 juni 2021) [5].
Hoewel de premies van deze verzekeringspolis met eigen gelden van meneer werden betaald, werden dus zowel de heer X als mevrouw Y aangeduid als verzekeringnemers van de verzekeringspolis. Zij houden dus samen de rechten van deze verzekeringspolis aan.
Om te voorkomen dat de polis bij het eerste overlijden zou worden geblokkeerd, werd een bijvoegsel bij de polis ondertekend waarmee de verzekeringnemers wederzijds alle rechten met betrekking tot de polis aan elkaar hebben overgedragen onder de opschortende voorwaarde van hun eigen vooroverlijden. De langstlevende verzekeringnemer oefent dus bij overlijden van de eerststervende verzekeringnemer alle rechten van de polis uit [6].
9. Op die manier werd 50% van de gelden behorende tot het eigen vermogen van de heer X feitelijk gezien overgeheveld naar mevrouw Y.
Deze feitelijke overheveling van 50% van de gelden behorende tot het eigen vermogen van de heer X beantwoordt aan het feit dat de heer en mevrouw een verrekening wensen door te voeren van de gelden verworven tijdens het huwelijk – ook al werden deze uit erfenis verkregen - bestaande uit de gelden voortkomende uit de verkoop van het vastgoed te […]. Op die manier willen zij de scheeftrekking die juridisch is ontstaan tussen het vermogen van meneer en het vermogen van mevrouw gedurende het reeds 46 jaar lange huwelijk rechttrekken. Zoals voormeld vinden de heer en mevrouw X-Y het maar logisch dat mevrouw, die immers uiteraard ook gedurende al die jaren van het huwelijk heeft bijgedragen, ook deelt in de verkoopopbrengst van het vastgoed dat meneer heeft verworven tijdens hun huwelijk. Reden waarom de verzekeringspolis op beider namen werd ondergeschreven.
10. Dit betekent evenwel niet dat op heden juridisch gezien de scheeftrekking is weggewerkt.
Gelet op het feit dat de echtgenoten beiden de Nederlandse nationaliteit hebben en op het ogenblik van hun huwelijk in Nederland woonden, is voor wat betreft de regeling van het huwelijksstelsel nog het Nederlands huwelijksvermogensrecht van toepassing.
Op grond van het Nederlands huwelijksvermogensrecht is het zo dat de echtgenoten eigen vermogen van de ene echtgenoot wel kunnen aanwenden om gezamenlijk te investeren. Dit betekent daarom evenwel niet dat op die manier 50% van het vermogen van de ene echtgenoot definitief werd overgeheveld naar het vermogen van de andere echtgenoot. De ene echtgenoot beschikt immers over een huwelijksvermogensrechtelijke vordering in de zin van art. 1:87 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek op de andere echtgenoot en dit ten belope van de waarde van de investering die met de gelden van de ene echtgenoot werd gedaan, dus inclusief de genoten meerwaarde. De ene echtgenoot kan deze vordering te allen tijde innen, maar kan er even goed voor opteren om deze vordering nooit te innen. Het is dus voor de andere echtgenoot onzeker of deze de investering die werd gedaan met de gelden van de ene echtgenoot definitief zal verwerven.
Dit betekent derhalve dat de heer X op heden een huwelijksvermogensrechtelijke vordering aanhoudt op mevrouw Y en dit ten belope van 50% van de huidige waarde van de verzekeringspolis. De heer X kan ervoor opteren om deze vordering niet te innen, maar even goed kan de heer X deze vordering wel innen. In dat geval dient mevrouw Y de heer X een vergoeding te betalen gelijk aan de waarde van de verzekeringspolis die met zijn gelden werd gefinancierd, met name dus ten belope van 50% van de werkelijke waarde van de verzekeringspolis en dit te begroten op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. Aangezien de polis veruit het grootste deel van het vermogen van de echtgenoten X-Y uitmaakt, zal mevrouw Y bij het opeisen van deze vordering effectief 50% van de polis moeten afgeven aan de heer X. Van zodra de heer X eventueel in de toekomst beslist om de vordering in te innen, zal mevrouw Y de heer X moeten vergoeden met haar helft in de verzekeringspolis.
Dit is geenszins de bedoeling van de echtgenoten X-Y.
Enerzijds wensen zij een definitieve en juridisch sluitende overheveling van 50% van de verzekeringspolis naar het eigen vermogen van mevrouw. Op die manier bekomen de echtgenoten bij een eventuele echtscheiding elk de helft van de (waarde van) de polis en dus elk van de helft van de gelden voortkomende uit de verkoopopbrengst van het vastgoed te […] (eerste doelstelling).
Anderzijds wensen zij dat bij een overlijden van een van de echtgenoten deze polis integraal en onherroepelijk aan de langstlevende van hen toekomt en dit bovendien zonder dat hun kinderen enige aanspraak kunnen maken op dit vermogen zolang de langstlevende in leven is (tweede doelstelling).
II. B. 2. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
11. Om bovenvermelde doelstellingen te bereiken wensen de aanvragers de volgende rechtshandelingen te stellen:
A. Verrekening van de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven via wijzigend huwelijkscontract
B. Splitsing polis
C. Beding van aanwas/kanscontract
A. Verrekening van de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven via wijzigend huwelijkscontract
12. De echtgenoten X-Y willen de scheeftrekking die tijdens hun huwelijk is ontstaan rechttrekken en dit op een definitieve en juridisch sluitende manier.
In dat opzicht wensen de heer en mevrouw X-Y over te gaan tot een verrekening van de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven. Op die manier wordt de vordering die de heer X op dit ogenblik aanhoudt op mevrouw Y weggewerkt.
13. Dit dient te gebeuren via een wijzigend huwelijkscontract. Gelet op het feit dat - bij hun overlijden, als Belgisch rijksinwoner - het Belgisch erfrecht van toepassing zal zijn, wensen zij ook voor het Belgische huwelijksvermogensrecht te opteren. In dat opzicht zal dit wijzigend huwelijkscontract voor een Belgische notaris worden verleden, waarbij ook rechtskeuze zal worden gedaan voor het Belgisch recht.
De heer en mevrouw X-Y zullen hierbij een “klassiek” huwelijkscontract van scheiding van goederen naar Belgisch recht afsluiten.
14. Gelet op de opbouw van het vastgoed te […], kunnen het vastgoed alsook de gelden voortkomende uit de verkoop van dit vastgoed grotendeels als “niet-aanwinsten” worden beschouwd. De meerwaarde van eigen vermogen behoort immers, mochten de echtgenoten met een gemeenschapsstelsel zijn gehuwd, naar Belgisch recht ook tot het eigen vermogen. Enkel de vruchten van eigen goederen zouden in een gemeenschapsstelsel naar Belgisch recht tot het gemeenschappelijk vermogen behoren en maken dus “aanwinsten” uit (zie hierover hierna meer). Het is evenwel op heden niet meer mogelijk om exact te bepalen welk deel “niet-aanwinsten” betreft en welk deel “aanwinsten” betreft, maar gelet op het feit dat de meerwaarde van het vastgoed als “niet-aanwinsten” wordt gekwalificeerd, zal het overgrote deel van de gelden voortkomende uit de verkoop van het vastgoed als “niet-aanwinsten” worden beschouwd.
15. De verrekeningsclausule omtrent de verzekeringspolis zal dan als volgt luiden:
“ONMIDDELLIJKE VERREKENING VAN NIET-AANWINSTEN EN AANWINSTEN BESTAANDE UIT VERZEKERINGSPOLIS BIJ […] – TOEWIJZING EXCLUSIEVE EIGENDOM AAN DE ECHTGENOTEN
Artikel X. Verrekening van niet- aanwinsten en aanwinsten bestaande uit de verzekeringspolis bij […]
Partijen verklaren en bevestigen dat de verzekeringspolis met nummer […] die zij aanhouden bij […] te […] huwelijksvermogensrechtelijk grotendeels kwalificeert als “niet-aanwinsten” en voor een kleiner deel als “aanwinsten”. Het is evenwel op heden niet mogelijk om nog exact te bepalen welk deel betrekking heeft op “niet-aanwinsten” en welk deel betrekking heeft op “aanwinsten”.
Partijen verklaren dat zij in het verleden reeds feitelijk gezien een opdeling hebben gemaakt van deze verzekeringspolis tussen hen beiden door de polis op hun beider namen te onderschrijven. Weliswaar houdt de heer X hierdoor een huwelijksvermogensrechtelijke vordering naar Nederlands recht aan op mevrouw Y.
Partijen willen deze feitelijke verrekening hierbij ook juridisch bevestigen met toepassing van art. 1469 BW. Meerbepaald wensen zij, in toepassing van artikel 1469, §2, tweede lid BW, bij wijze van huwelijksvermogensrechtelijke verrekening de ene helft van de rechten aangehouden op bovengenoemde verzekeringspolis als exclusieve, definitieve en onherroepelijke eigendom van de heer X te laten bevestigen en de andere helft van de rechten aangehouden op bovengenoemde verzekeringspolis als exclusieve, definitieve en onherroepelijke eigendom van mevrouw Y te laten bevestigen. Op die manier vervalt de huwelijksvermogensrechtelijke vordering die de heer X aanhoudt op mevrouw Y.
Ook alle goederen die naderhand in de plaats zouden komen van de (rechten van de) verzekeringspolis door zaakvervanging, belegging of wederbelegging, alsook alle inkomsten, vruchten en meerwaarden (in de meest brede zin) die deze tegoeden (of wat er naderhand voor in de plaats zou komen door zaakvervanging, belegging of wederbelegging) zouden opleveren, zullen tot het eigen vermogen van de heer X respectievelijk mevrouw Y behoren.
Partijen verklaren dat de huwelijksvermogensrechtelijke verrekening met betrekking tot de genoemde verzekeringspolis hierbij definitief is voltrokken en zij hieromtrent van elkaar niets meer te vorderen hebben.
Partijen verklaren en bevestigen dat zij voor wat betreft hun overig vermogen geen verrekening nodig achten.
Artikel Y. Huwelijksvoordeel
Het voordeel dat de verrekening als beschreven in voormeld artikel aan mevrouw toekent, is een huwelijksvoordeel overeenkomstig artikel 1469 BW, dat niet aan de regels van de schenkingen onderworpen is.
Er kan slechts sprake zijn van inkorting ervan indien het de perken overschrijdt zoals in de artikel 1464 BW bepaald.
Artikel 1464 BW is slechts toepasselijk bij “overdracht” van meer dan de helft van de niet-aanwinsten en is derhalve, gelet op het feit dat de niet-aanwinsten niet voor meer dan de helft aan mevrouw worden toebedeeld, niet aan de orde.”
16. Door het doorvoeren van deze verrekening van de niet-aanwinsten en (beperkt) aanwinsten bestaande uit de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven, zullen deze gelden voor 50% tot het eigen vermogen van de heer X behoren en voor 50% tot het eigen vermogen van mevrouw Y behoren. Bijgevolg zullen de echtgenoten X-Y elk voor 50% de rechten van de verzekeringspolis aanhouden en dit op een definitieve en juridisch sluitende manier.
Dit betekent ook dat bij een eventuele echtscheiding mevrouw 50% van de verzekeringspolis behoudt, daar zij door deze verrekening definitief eigenaar wordt van 50% van de verzekeringspolis. De echtgenoten X-Y vinden het evenwel maar meer dan logisch dat mevrouw ook definitief haar deel in de polis verkrijgt, gelet op het reeds jaren bestaande huwelijk en gelet op de bijdrage van mevrouw in de lasten van het huwelijk. Deze verrekening is overigens de juridische vertaling van hetgeen de echtgenoten reeds bij het onderschrijven van de polis voor ogen hadden: elk van de echtgenoten houdt de helft van de verzekeringspolis aan in zijn/haar respectievelijke vermogen.
B. Splitsing polis
17. Aangezien de polis na stap A juridisch gezien voor 50% tot het eigen vermogen van de heer X en voor 50% tot het eigen vermogen van mevrouw Y behoort, zal dit ook naar de polis toe vertaald worden. Elk van de echtgenoten zal zijn eigen polis aanhouden. Om dit te verwezenlijken zullen de echtgenoten X-Y de verzekeringspolis splitsen in twee polissen, zodat zij elk over hun eigen polis beschikken [7]. Meteen zal ook de begunstigingsclausule worden verduidelijkt via een bijvoegsel in die zin dat meteen de kinderen als (niet-aanvaardende) begunstigden zullen worden aangeduid (de verzekerde gebeurtenis zal immers bij de splitsing zelf ongewijzigd blijven). De polis komt immers maar ten einde als de langstlevende echtgenoot is komen te overlijden, zodat het geen zin heeft om de echtgenoot als begunstigde van de uitkering aan te duiden:
Polis 1:
- Verzekeringnemer: De heer X
- Verzekerden: De heer X en mevrouw Y
- Begunstigden: De kinderen.
Polis 2:
- Verzekeringnemer: Mevrouw Y
- Verzekerden: De heer X en mevrouw Y
- Begunstigden: De kinderen.
Op die manier wordt er in het kader van de eerste doelstelling van de echtgenoten X-Y voor gezorgd dat bij een eventuele echtscheiding elk van de echtgenoten beschikt over zijn/haar eigen polis.
C. Beding van aanwas/kanscontract
18. Om ook de tweede doelstelling te bereiken, zullen de echtgenoten X-Y elk hun verzekeringspolis inbrengen in een beding van aanwas/kanscontract.
De echtgenoten X-Y willen immers dat de verzekeringspolissen, bij overlijden van de eerststervende van hen, op een onherroepelijke wijze aan de langstlevende toekomen en dit zonder dat de kinderen zich hier kunnen tegen verzetten middels een vordering tot inkorting.
19. Zij zullen dan ook een beding van aanwas/kanscontract sluiten betreffende de voormelde polissen waarbij zij bij wijze van kanscontract onder bezwarende titel overeenkomen dat bij het overlijden van de eerststervende van hen, zijn of haar verzekeringspolis in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende onder hen. Elk van de partijen staat aldus zijn polis in volle eigendom af aan de andere, onder de opschortende voorwaarde van vóóroverlijden, en elk van de partijen verkrijgt als tegenprestatie voor deze afstand een gelijke kans om de polis toebehorend aan de andere, te verwerven indien hij of zij het langst leeft.
Ter uitvoering van het beding van aanwas/kanscontract zal ook in een bijvoegsel bij de polis worden voorzien.
20. Dit beding van aanwas/kanscontract zal worden gesloten onder de volgende modaliteiten en voorwaarden:
“TUSSEN DE ONDERGETEKENDEN
WORDT VOORAFGAANDELIJK UITEENGEZET
De heer X, voornoemd, is eigenaar van een verzekeringspolis met nummer *, aangehouden bij de verzekeringsmaatschappij […] te […]. Deze polis behoort huwelijksvermogensrechtelijk tot zijn eigen vermogen en heeft een afkoopwaarde d.d. * van * EUR.
Mevrouw Y, voornoemd, is eigenaar van een verzekeringspolis met nummer *, aangehouden bij de verzekeringsmaatschappij […] te […]. Deze polis behoort huwelijksvermogensrechtelijk tot haar eigen vermogen en heeft een afkoopwaarde d.d. * van * EUR.
De partijen benadrukken hun wens om de polis van de eerststervende onder hen volledig te laten toekomen aan de langstlevende met uitsluiting van aanspraken van de kinderen.
Bijgevolg wensen de partijen de polissen te onderwerpen aan een kanscontract zoals hierna bepaald.
WORDT DE VOLGENDE OVEREENKOMST AFGESLOTEN
1. Kanscontract
De partijen komen overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen de volle eigendom van de polis van de eerststervende, inclusief alle rechten van de verzekeringnemer in de meest ruime zin, zal overgaan naar het vermogen van de overlevende. Aldus staat elk van de partijen de volle eigendom van zijn/haar polis af aan de andere partij onder de opschortende voorwaarde van zijn/haar vooroverlijden.
Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt de overdrager een kans om, indien hij/zij zelf het langst leeft, de volle eigendom van de polis van de andere partij te verkrijgen.
Deze overeenkomst is wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel, als kanscontract, onder de hiernavolgende modaliteiten en voorwaarden:
1.1 Financiële gelijkwaardigheid
De partijen onderwerpen beiden een polis met eenzelfde waarde aan het kanscontract.
1.2 Overlevingskansen (leeftijd en gezondheid)
Beide partijen schatten voor zichzelf de kans om de andere partij te overleven gelijk in, gezien zij quasi een gelijke leeftijd hebben, beiden geboren in 1954, en beiden in een goede gezondheidstoestand verkeren. De partijen verwijzen hiervoor naar hun medisch getuigschrift de dato *** 2021 dat aan onderhavige overeenkomst wordt gehecht.
1.3 Termijn
Behoudens andersluidend akkoord tussen de partijen, wordt deze overeenkomst aangegaan voor een termijn die eindigt bij het overlijden van de eerststervende van de partijen.
Evenwel wordt onderhavige overeenkomst door de partijen aangegaan onder de uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde van beëindiging van het huwelijk tussen de partijen door echtscheiding, en dit met ingang op het ogenblik dat de echtscheiding uitwerking heeft tussen echtgenoten.
1.4 Vergoeding
De langstlevende van beide partijen in wiens voordeel de overdracht van goederen ingevolge de uitwerking van het kanscontract tot stand komt, zal aan de eventuele erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende geen enkele vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van deze overeenkomst, gezien het hier om een kanscontract gaat. Het bezwarend karakter van deze overeenkomst wordt onderstreept door het oogmerk van elke partij om te worden beschermd voor het geval hij/zij de langstlevende zou zijn.
1.5 Vervreemdingsverbod
Zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de partijen kan één der partijen de polissen niet vervreemden, noch ten bezwarende titel (waaronder onder meer een gehele of gedeeltelijke afkoop wordt verstaan), noch om niet, noch de polissen in pand geven, in betaling geven of op enigerlei andere wijze (met zakelijke rechten) bezwaren, noch de rechten van de verzekeringnemer alleen uitoefenen, noch geheel noch gedeeltelijk, behoudens uitdrukkelijke en schriftelijke goedkeuring van de andere partij.
Zoals hierna bepaald kunnen de partijen wel, mits het akkoord van de andere partij, overgaan tot de gehele of gedeeltelijke vervreemding van de polissen en de vervanging daarvan door andere vermogensbestanddelen, die in de plaats van de vervreemde polissen zullen treden en aan het kanscontract zullen onderworpen zijn.
1.6 Geen volmacht mogelijk, tenzij in het kader van een handelingsonbekwaamheid van één van de partijen
In geval van (feitelijke) onbekwaamheid van één van beide partijen, zal de vertegenwoordiger van de onbekwame partij alle verrichtingen stellen en beslissingen nemen in naam en voor rekening van de onbekwame partij, ook als deze vertegenwoordiger de andere partij zou zijn. In alle andere gevallen dan de handelingsonbekwaamheid van één der partijen, is een volmacht van één van de partijen aan de andere partij evenwel uitdrukkelijk uitgesloten ter zake (de goederen onderworpen aan) dit beding van aanwas.
2. Uitbreiding door zaakvervanging/meerwaarden/inkomsten en vruchten
De partijen komen overeen dat deze overeenkomst die betreffende de polissen wordt gesloten, tevens zal gelden voor de goederen die hiervoor, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zouden komen.
Als geheel of gedeeltelijk tot zaakvervanging wordt overgegaan, zal dit nog bevestigd worden door de partijen op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed. Bij voorkeur wordt deze bevestiging opgenomen in de overeenkomst of andere titel die de vervanging tot stand brengt.
In de mate het goed dat geheel of gedeeltelijk in de plaats komt door zaakvervanging, belegging of wederbelegging, een effectenportefeuille uitmaakt, zal dit kwalificeren als een feitelijke algemeenheid, zodat er van rechtswege zaakvervanging optreedt.
De partijen komen overeen dat deze overeenkomst tevens zal gelden voor alle meerwaarden en vruchten (in de ruimst mogelijke zin te begrijpen) genoten op de polissen of de goederen die hiervoor, al dan niet gedeeltelijk, bij wijze van zaakvervanging of subrogatie, belegging of wederbelegging in de plaats zouden komen.
3. Nietigheid bepalingen
Een eventuele nietigheid of ongeldigheid van een bepaling van dit beding van aanwas/kanscontract betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval dient worden vervangen door een bepaling die wel geldig is en zo dicht mogelijk de bedoeling van partijen benadert en kan, volgens de uitdrukkelijke wil van de partijen, dus niet de nietigheid of ongeldigheid van het volledige beding van aanwas tot gevolg hebben.
4. Geschillenregeling
Deze overeenkomst wordt beheerst door het Belgische recht. Alle geschillen voortvloeiende uit deze overeenkomst dienen te worden voorgelegd aan de territoriaal bevoegde hoven en rechtbanken van de (laatste) gezamenlijke woonplaats van de partijen.
5. Pro fisco verklaring
Partijen verklaren uitdrukkelijk dat deze overeenkomst ten bezwarende titel wordt gesloten en aldus geen aanleiding kan geven tot enige heffing, zoals de heffing van registratie- of erfbelasting.
Partijen verwijzen hiervoor naar de voorafgaande beslissing (VB nr *) van de Vlaamse Belastingdienst de dato * met kenmerk *, dewelke in bijlage aan deze overeenkomst wordt gehecht.”
21. Het is duidelijk dat de echtgenoten X-Y voornemens zijn een evenwichtig kanscontract te sluiten met gelijkheid van kansen: gelijkaardige leeftijd, gelijkwaardige inleg, eenzelfde goede gezondheid.
Het kanscontract zal worden aangegaan voor een bepaalde duur, die pas eindigt bij overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X-Y.
Bij een eventuele echtscheiding houdt het beding van aanwas/kanscontract wel op te bestaan en bekomt elk van de echtgenoten opnieuw zijn/haar eigen polis.
Voor het overige is het de echtgenoten niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen in pand te geven of de goederen te vervreemden (waaronder onder meer gehele of gedeeltelijke afkoop wordt begrepen).
III. Motivering van de aanvraag
A. Vraag: is artikel 2.8.1.0.1 j. artikel 2.8.4.1.1 VCF van toepassing bij het afsluiten van het wijzigend huwelijkscontract waarbij wordt verrekend tussen de echtgenoten X-Y?
22.. De echtgenoten X - Y wensen over te gaan tot een verrekening van de niet-aanwinsten/(beperkte) aanwinsten bestaande uit de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven, zodat zij elk voor 50% de rechten van de verzekeringspolis aanhouden en dit op een definitieve en juridisch sluitende manier.
Deze verrekening maakt een huwelijksvoordeel uit.
Een huwelijksvoordeel wordt civielrechtelijk gedefinieerd als een voordeel dat voor een van de echtgenoten ontstaat uit de wijze van samenstelling, werking, vereffening, verdeling en verrekening van het huwelijksvermogensstelsel (zie art. 1429bis BW).
Een huwelijksvoordeel is civielrechtelijk nooit een schenking.
Deze kwalificatie werkt volkomen indien het huwelijksvoordeel wordt toegekend op maximaal 100% van de aanwinsten en op maximaal 50% van de niet-aanwinsten in een situatie waar er geen niet-gemeenschappelijke kinderen zijn die samen met een stiefouder tot de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot zouden komen (art 1464 BW en a contrario art. 1465 BW).
Deze kwalificatie werkt ook in een stelsel van scheiding van goederen. Ingevolge art. 1469, §1 BW zijn de artikelen 1429bis, 1458, 1464 en 1465 BW in een stelsel van scheiding van goederen immers van overeenkomstige toepassing.
Gelet op de opbouw van het vastgoed te […], kunnen het vastgoed alsook de gelden voortkomende uit de verkoop van dit vastgoed grotendeels als “niet-aanwinsten” worden beschouwd. De meerwaarde van eigen vermogen behoort immers, mochten de echtgenoten met een gemeenschapsstelsel zijn gehuwd, naar Belgisch recht ook tot het eigen vermogen. Enkel de vruchten van eigen goederen zouden in een gemeenschapsstelsel naar Belgisch recht tot het gemeenschappelijk vermogen behoren en maken dus “aanwinsten” uit (zie hierover hierna meer).
Hier heeft het huwelijksvoordeel grotendeels betrekking op niet-aanwinsten die in een stelsel van scheiding van goederen voor 50% worden toegekend en voor een kleiner deel op aanwinsten die in een stelsel van scheiding van goederen voor 50% worden toegekend. Het huwelijksvoordeel dat op die manier aan de (langstlevende) echtgenoot toekomt overschrijdt de grenzen van art. 1464 BW dus niet, waardoor het huwelijksvoordeel ten bezwarende titel aan de langstlevende toekomt en geenszins als een schenking kan worden gekwalificeerd.
23. De kwalificatie van een volkomen huwelijksvoordeel als niet-schenking heeft belangrijke civiele gevolgen. Deze voordelen kunnen immers niet ingekort worden.
Deze civielrechtelijke kwalificatie werkt ook in het fiscaal recht door. Het fiscaal recht moet de kwalificatie als niet-schenking dus aanvaarden, tenzij een specifieke en expliciete fiscale bepaling daarvan zou afwijken, hetgeen ons inziens evenwel niet het geval is.
24. Het komt ons dan ook voor dat er bij het wijzigend huwelijkscontract tot verrekening van de niet-aanwinsten geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn door de echtgenoten X-Y. De artikelen 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1, §2 VCF zijn niet van toepassing aangezien deze verrekening als huwelijksvoordeel ten bezwarende titel is en er dus geen schenking voorligt van de ene echtgenoot aan de andere. De wijziging huwelijkscontract kan derhalve worden geregistreerd onder toepassing van het algemeen vast recht.
B. In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF?
25. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF zijn de artikelen 2.8.1.0.1 j. 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing.
26. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf [8], hetgeen ook het geval is voor de hiervoor vermelde fiscale bepalingen.
Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten8. In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof tevens dat om de doelstelling van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.
Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn [9].”
27. De bepalingen van art. 2.8.1.0.1 en art. 2.8.4.1.1, §2 VCF zorgen ervoor dat schenkingen worden belast met schenkbelasting. Hier wordt er evenwel geen schenking gedaan tussen de echtgenoten X-Y. Er wordt daarentegen een verrekening van niet-aanwinsten/(beperkte) aanwinsten doorgevoerd tussen hen, die kwalificeert als volkomen huwelijksvoordeel nu de niet-aanwinsten/aanwinsten voor 50% aan elk van de echtgenoten X-Y worden toebedeeld. De grenzen van art. 1464 BW zijn dus niet overschreden. Bijgevolg is er hier sprake van een rechtshandeling ten bezwarende titel en niet van een schenking. De doelstelling van art. 2.8.1.0.1 en art. 2.8.4.1.1, §2 VCF, nl. schenkingen belasten met schenkbelasting, kan hier niet zijn gefrustreerd.
Verder zijn er in combinatie met het afsluiten van een beding van aanwas/kanscontract doorslaggevende niet-fiscale motieven (zie hieronder onder D.).
C. Vraag: zijn de artikelen 2.8.1.0.1, 2.8.4.1.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.4, 2.7.1.0.5 en 2.7.1.0.6 VCF van toepassing bij het aangaan van het beding van aanwas/kanscontract, dan wel bij overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X-Y?
28. Volgens het Standpunt met nummer 17044 d.d. 19 september 2018 wordt door de Vlaamse Belastingdienst aanvaard dat roerende goederen, betrokken in het beding van aanwas/kanscontract, niet zijn onderworpen aan erfbelasting of schenkbelasting mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel
- ten bezwarende titel zijn.
29. Aangezien in casu enkel de verzekeringspolissen van de echtgenoten X-Y in het beding van aanwas/kanscontract zullen worden ingebracht, is het beding van aanwas/kanscontract ten bijzondere titel.
30. Het beding van aanwas/kanscontract zal ook ten bezwarende titel zijn aangezien de kansen van elk van de echtgenoten X-Y om de polis van de andere te verkrijgen evenwichtig zijn. Ten eerste is er gelijkaardige levensverwachting. Beide echtgenoten zijn geboren in 1954 en zijn op dit ogenblik dus 66 jaar. Beide echtgenoten zijn ook in goede gezondheid, hetgeen kan worden gestaafd met een medisch attest, dat naar aanleiding van het afsluiten van het beding van aanwas nog zal worden hernieuwd (bijlage 6). Ten tweede is er een gelijkwaardige inleg. Door elk van de echtgenoten wordt immers een verzekeringspolis ingebracht met exact dezelfde waarde.
31. Het komt ons dan ook voor dat er bij het aangaan van het beding van aanwas/kanscontract geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn door de echtgenoten X-Y, ook al zou het beding van aanwas/kanscontract geregistreerd worden.
Artikel 2.8.1.0.1 en artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF zijn niet van toepassing aangezien het beding van aanwas/kanscontract ten bezwarende titel is en er dus geen schenking voorligt van de ene echtgenoot aan de andere.
32. Bij het overlijden van de eerststervende van hen zal er ook geen erfbelasting zijn verschuldigd op de verkrijging van de polis van de eerststervende door de langstlevende van de echtgenoten X-Y.
Art. 2.7.1.0.2 VCF is niet van toepassing aangezien de polis zich door het beding van aanwas/kanscontract niet in de nalatenschap van de eerststervende bevindt en aldus niet wordt verkregen via wettelijke devolutie, noch door een uiterste wilsbeschikking, noch door een contractuele erfstelling.
Art. 2.7.1.0.3, 3° VCF is niet van toepassing aangezien het beding van aanwas/kanscontract ten bezwarende titel is en er dus geen schenking voorligt van de ene aan de andere echtgenoot.
Ook art. 2.7.1.0.5 VCF is, bij gebreke aan een schenking, niet van toepassing.
Art. 2.7.1.0.6 VCF is ook niet van toepassing aangezien de langstlevende de polis van de eerststervende ten bezwarende titel verkrijgt en dus niet kosteloos. Noch ten gevolge van de verwerving van de polis van de eerststervende door de langstlevende ingevolge het beding van aanwas, noch ten gevolge van een (gehele of gedeeltelijke) afkoop na het overlijden van de eerststervende door de langstlevende (of diens rechtsopvolger) zal er erfbelasting verschuldigd zijn op basis van art. 2.7.1.0.6 VCF. Ook ten gevolge van een uitkering van de polissen bij overlijden van de langstlevende van de echtgenoten X-Y (verzekerde levens zijn immers beide echtgenoten) – mocht de polis dan nog bestaan - zal er geen erfbelasting zijn verschuldigd in de nalatenschap van de eerststervende van de echtgenoten X-Y. In de VB Vlabel nr. 17046 werd overigens reeds bevestigd dat een kanscontract waarbij door de partijen hun rechten in verzekeringspolissen worden ingebracht ertoe leidt dat de in het kanscontract betrokken goederen niet zijn onderworpen aan schenkbelasting of erfbelasting.
Aangezien het niet gaat over gemeenschappelijk vermogen, kan ook art. 2.7.1.0.4 VCF niet van toepassing zijn.
D. In combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF?
• Geen fiscaal misbruik
33. Ook in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF zijn de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3,3°, 2.7.1.0.4, 2.7.1.0.5 VCF en 2.7.1.0.6 VCF niet van toepassing.
Het beding van aanwas/kanscontract staat op de “witte lijst” (Omzendbrief 2015/1 d.d. 16 februari 2015). De Vlaamse Belastingdienst is dus van oordeel dat er principieel geen fiscaal misbruik voorhanden is. Dat is ook logisch. Er immers geen fiscale bepaling waarvan de doelstelling zou zijn gefrustreerd bij het aangaan van een beding van aanwas/kanscontract.
34. De Vlaamse Belastingdienst maakt evenwel een voorbehoud in de mate het beding van aanwas/kanscontract deel uitmaakt van een gecombineerde constructie.
Vooreerst is er hier geen sprake van een gecombineerde constructie. Voorafgaandelijk aan het sluiten van het beding van aanwas/kanscontract volgt louter de juridische vertaling van de reeds bestaande feitelijke situatie, nl. dat mevrouw ook 50% van de bestaande polis aanhoudt. Door mevrouw ook op een juridisch sluitende en definitieve manier rechten te geven op de polis, wordt ervoor gezorgd dat mevrouw met zekerheid en dus ook bij een eventuele echtscheiding, 50% verwerft van de tijdens het huwelijk opgebouwde gelden voortkomende uit de verkoopopbrengst van het vastgoed te […], gelden die door de echtgenoten X-Y in het verleden ook gezamenlijk werden geïnvesteerd in de bestaande polis.
Daarnaast, mocht de Vlaamse Belastingdienst dit toch als een gecombineerde constructie beschouwen, dan is er geen fiscale bepaling waarvan de doelstelling zou kunnen zijn gefrustreerd.
35. Er is fiscaal misbruik voorhanden wanneer de belastingplichtige een rechtshandeling stelt waarmee hij zich, in strijd met de doelstellingen van de fiscale bepaling, buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Wanneer een tekstuele interpretatie toelaat om de tekst te begrijpen, mag men niet overgaan naar de tweede fase van de interpretatie waarbij dan de bedoeling van de wetgever wordt opgespoord. De doelstelling van een fiscale bepaling is duidelijk en vervat in de bepaling zelf [10], hetgeen ook het geval is voor de hiervoor vermelde fiscale bepalingen.
Enkel wanneer de tekstuele interpretatie geen heil brengt moet gezocht worden naar de bedoeling van de wetgever. Deze bedoeling moet gezocht worden in de voorbereidende werken van de wet zelf en uitzonderlijk in de voorbereidende werken van vroegere of gelijkaardige wetten [11] In zijn arrest van 30 oktober 2013 oordeelt het Grondwettelijk Hof tevens dat om de doelstelling van een fiscale bepaling te achterhalen rekening moet worden gehouden met de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert.
Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest d.d. 30 oktober 2013 geoordeeld dat er rekening moet worden gehouden met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan. Ook de Minister van Financiën heeft in het kader van de gesplitste aankoop gemeld dat de algemene antimisbruikbepaling niet meer speelt als er een specifieke antimisbruikbepaling van toepassing is: “Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn [12] .”
36. De bepalingen van art. 2.8.1.0.1 en art. 2.8.4.1.1, §2 VCF zorgen ervoor dat schenkingen worden belast met schenkbelasting.
Hier wordt er evenwel geen schenking gedaan tussen de echtgenoten X-Y. Er wordt daarentegen een evenwichtig kanscontract gesloten tussen hen. Bijgevolg kan de doelstelling van deze bepaling, namelijk het belasten van schenkingen, hier niet zijn gefrustreerd.
37. Art. 2.7.1.0.2 VCF is erop gericht om erfbelasting te heffen op goederen van de erflater die overgaan krachtens het erfrecht (met inbegrip van de testamenten en de contractuele erfstellingen).
Door het beding van aanwas/kanscontract gaan de goederen die het voorwerp uitmaken van dit beding van aanwas/kanscontract niet over krachtens het erfrecht, maar wel op grond van een contract. Bijgevolg kan de doelstelling van deze bepaling hier niet zijn gefrustreerd.
38. De specifieke antimisbruikbepaling van art. 2.7.1.0.3, 3° VCF bestaat erin te vermijden dat van de verlaagde tarieven in de schenkbelasting misbruik zou worden gemaakt door een geregistreerde schenking te doen waarbij de begiftigden de geschonken goederen pas bij overlijden van de schenker verkrijgen, maar in dat geval slechts de verlaagde tarieven van de schenkbelasting zijn verschuldigd in plaats van de hogere tarieven van de erfbelasting.
Hier wordt geen schenking gedaan tussen de echtgenoten X-Y. Er wordt daarentegen een evenwichtig kanscontract gesloten tussen hen. Bijgevolg kan de doelstelling van deze bepaling, namelijk het belasten van schenkingen die de begiftigde pas krijgt bij overlijden van de schenker, hier niet zijn gefrustreerd.
39. De specifieke antimisbruikbepaling van art. 2.7.1.0.5. VCF bestaat erin schenkingen die minder dan (in principe) drie jaar voor het overlijden zijn gedaan door de erflater, ondanks dat het geschonken vermogen niet meer in de nalatenschap valt van de erflater, toch te belasten met erfbelasting.
Hier wordt geen schenking gedaan tussen de echtgenoten X-Y. Er wordt daarentegen een evenwichtig kanscontract gesloten tussen hen. Bijgevolg kan de doelstelling van deze bepaling, namelijk het belasten van schenkingen die door de schenker werden gedaan minder dan drie jaar voor zijn/haar overlijden, hier niet zijn gefrustreerd.
40. De fictiebepaling van art. 2.7.1.0.4 VCF heeft als doel de verkrijging door de langstlevende echtgenoot van meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen te belasten. Hier gaat het niet over gemeenschappelijk vermogen of heeft het ook nooit over gemeenschappelijk vermogen gegaan, gelet op de algehele scheiding van goederen, zodat de doelstelling van deze bepaling hier niet kan zijn gefrustreerd.
41. De fictiebepaling van art 2.7.1.0.6 VCF heeft als doel om sommen, renten of waarden die een derde kosteloos verkrijgt ten gevolge van een beding uitgaande van de erflater te belasten in de erfbelasting. Cruciaal daarbij is dus dat de derde de sommen, renten of waarden kosteloos verkrijgt. Aangezien het beding van aanwas/kanscontract, in de mate het een evenwichtig kanscontract is – wat hier overduidelijk het geval is -, er net voor zorgt dat de rechten op de polis op naam van de eerststervende door de langstlevende echtgenoot ten bezwarende titel worden verkregen, is er hier geen kosteloze verkrijging, zodat de doelstelling van deze bepaling hier niet kan zijn gefrustreerd.
42. Geen enkele van bovenvermelde doelstellingen wordt gefrustreerd indien de echtgenoten X-Y de bovenvermelde verrichtingen uitvoeren.
Doorslaggevende niet-fiscale motieven
43. In de mate toch tot fiscaal misbruik zou worden besloten, quod non, dan zijn er in casu wel doorslaggevende niet-fiscale motieven.
De eerste doelstelling van de echtgenoten bestaat erin om ervoor te zorgen dat mevrouw Y bij een eventuele echtscheiding ook haar helft in de verkoopopbrengst van het vastgoed te […] bekomt en dit bij wijze van toebedeling van een polis op haar eigen naam. Om die reden wordt een verrekening doorgevoerd met betrekking tot de gelden voortkomende uit de verkoop van het vastgoed te […], waardoor mevrouw de helft van de bestaande polis zal aanhouden met haar eigen vermogen en dit op een juridisch sluitende en definitieve wijze. Vervolgens wordt aan mevrouw haar eigen polis toebedeeld, door de bestaande polis te splitsen in twee polissen: een polis op naam van meneer en een polis op naam van mevrouw.
De tweede doelstelling van de echtgenoten bestaat erin om, in de mate de echtgenoten nog gehuwd zijn bij overlijden van de eerststervende van hen, de langstlevende zekerheid te verschaffen dat hij/zij de volledige verkoopopbrengst voortkomende uit de verkoop van vastgoed, op heden geïnvesteerd in de verzekeringspolis, kan bekomen en dit in volle eigendom. Om die reden worden de polissen van meneer respectievelijk van mevrouw ingebracht in een beding van aanwas/kanscontract.
Deze tweede doelstelling kan overigens op geen enkele andere manier worden bereikt dan middels de voorgenomen verrichtingen.
Een wederzijdse schenking [13] tussen de echtgenoten van hun polis werkt immers niet reserveproof [14]. De kinderen kunnen bij het overlijden van de eerststervende hun erfrechtelijke aanspraken laten gelden op de door de langstlevende echtgenoot bij schenking verkregen polis. Naar Belgisch erfrecht beschikken de kinderen immers over een reserve van de helft in blote eigendom, die zij kunnen opeisen door een vordering tot inkorting in te stellen. Hoewel de inkorting onder het nieuwe erfrecht dat van toepassing is op overlijden vanaf 1 september 2018 in waarde dient te gebeuren, zal hier de facto toch de polis zelf kunnen worden ingekort. De polis vertegenwoordigt immers een zeer groot deel van het vermogen van de echtgenoten X-Y, waardoor de langstlevende de inkorting in waarde niet met ander vermogen zal kunnen voldoen, en de kinderen dus wel degelijk op de polis zelf aanspraken zullen kunnen laten gelden. Dit willen de echtgenoten X-Y niet. Zij willen dat de langstlevende van hen de polissen in volle eigendom bekomt, zonder dat de kinderen hier ook maar enige aanspraak op kunnen laten gelden.
Ook een verblijvingsbeding met betrekking tot onverdeelde goederen (de zogenaamde “vierde piste”) leidt niet tot het gewenste resultaat. Vooreerst zouden de polissen dan onverdeeld moeten worden aangehouden, terwijl de echtgenoten elk hun eigen polis wensen (eerste doelstelling). Daarnaast is het verblijvingsbeding slechts reserveproof ten belope van de helft aangezien het hier “niet-aanwinsten” betreft (hierbij abstractie makend van het kleiner gedeelte bestaande uit “aanwinsten”, zie hiervoor). De kinderen van de echtgenoten X-Y zouden, in de mate een verblijvingsbeding wordt afgesloten, bij overlijden van de eerststervende echtgenoot op grond van art. 1464, lid 2 BW wel degelijk reservataire aanspraken kunnen laten gelden op deze polis, terwijl de echtgenoten X-Y dit helemaal niet wensen. Naar Belgisch erfrecht beschikken de kinderen immers over een reserve van de helft in blote eigendom.
Door de voorgenomen verrichtingen daarentegen zullen de echtgenoten X-Y nooit worden geconfronteerd met de erfrechtelijke aanspraken van de kinderen.
Concreet betekent dit uitgaande van een waarde van de verzekeringspolis van 56.000.000 EUR indien mevrouw Y de langstlevende is het volgende:
• Bij een wederzijdse schenking:
De kinderen kunnen een vordering tot inkorting instellen waarmee zij de helft [15] van de waarde van de schenking aan mevrouw Y in blote eigendom zullen kunnen bekomen. Uitgaande van een levensverwachting van een man van 66 jaar van nog minstens 17 jaar, gaan wij ervan uit dat mevrouw Y bij het overlijden van de heer X 83 jaar zal zijn, zodat haar vruchtgebruik volgens de omzettingstabellen kan worden bepaald op 7,66 %. Bijgevolg kunnen de kinderen de helft van de schenking aan mevrouw laten inkorten ten belope van 92,34 % = 28.000.000 / 2 * 92,34% = 12.927.600 EUR. Hierbij werd dan nog geen rekening gehouden met het feit dat de inkorting zal worden toegepast op de waarde van de polis bij overlijden van meneer of minstens op de geïndexeerde waarde van de schenking.
• Bij een verblijvingsbeding:
De verkrijging van de helft [16] van de polis zal als een schenking buiten erfdeel worden beschouwd, zijnde hetgeen boven de helft van de niet-aanwinsten wordt verkregen (hierbij abstractie makend van het kleiner gedeelte bestaande uit “aanwinsten”, zie hiervoor). De kinderen kunnen een vordering tot inkorting instellen waarmee zij de helft van deze helft in blote eigendom zullen kunnen bekomen: 56.000.000 / 2 / 2 * 92,34% = 12.927.600 EUR. Hierbij werd dan nog geen rekening gehouden met het feit dat de inkorting zal worden toegepast op de waarde van de polis bij overlijden van meneer of minstens op de geïndexeerde waarde van de schenking.
• Bij een beding van aanwas/kanscontract:
o Niet mogelijk om een inkortingsvordering te stellen. De kinderen bekomen 0 EUR.
o Mevrouw Y behoudt de volledige polis ten belope van 56.000.000 EUR.
GEVRAAGDE BESLISSING
44. Aanvrager verzoekt te bevestigen dat:
1° de voorgenomen verrichtingen geen aanleiding geven tot het verschuldigd zijn van schenkbelasting op grond van art. 2.8.1.0.1 en artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF.
2° a) bij het overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X-Y – en evenmin erna, ingevolge gehele of gedeeltelijke afkoop door de langstlevende (of diens rechtsopvolgers) van één of beide polissen - de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.4, art. 2.7.1.0.5 en art. 2.7.1.0.6 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, niet van toepassing zullen zijn.
2° b) in het verlengde hiervan, indien de polis nog zou bestaan bij het overlijden van de langstlevende van de echtgenoten en aldus tot uitkering komt, deze uitkering desgevallend enkel belastbaar is in de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot en niet in de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot.
45. Aanvrager verzoekt tevens om overeenkomstig art. 3.22.0.0.1, §4, lid 1 VCF en dit gelet op het voorwerp van onderhavige aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen op langer dan vijf jaar te bepalen en met name uitdrukkelijk te stellen dat deze beslissing een geldigheidsduur heeft tot en met het overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X-Y, of, indien de polis(sen) na het overlijden van de eerststervende van de echtgenoten X-Y blijft/blijven bestaan, tot en met beide polissen volledig werden afgekocht, met dien verstande dat de voorgenomen verrichtingen zelf binnen de vijf jaar zullen worden gesteld.
IV. Beslissing
46. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing.
Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
47. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan.
De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt.
Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht
- artikel 2.8.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:
Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.
- artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF, dat luidt als volgt:
§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
- artikel 2.7.1.0.2 VCF, dat luidt als volgt:
De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.
Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.
- artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF, dat luidt als volgt:
Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
…
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.
- artikel 2.7.1.0.4 VCF, dat luidt als volgt:
De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.
- artikel 2.7.1.0.5 VCF, dat luidt als volgt:
§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.
- artikel 2.7.1.0.6 VCF, dat luidt als volgt:
§ 1. De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon zijn toegekomen, binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Als de erflater een contract had afgesloten op grond waarvan er pas een uitkering kan gebeuren na het overlijden van de erflater, worden de sommen, renten of waarden geacht kosteloos te worden verkregen, en geacht als legaat te zijn verkregen, naar gelang van het geval:
1° door de persoon die het levensverzekeringscontract afkoopt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip van de afkoop;
2° door de persoon die de sommen, renten of waarden effectief verkrijgt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip dat er een uitkering gebeurt.
Wanneer een overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gelden de bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid ook voor de sommen, renten of waarden die kosteloos aan de langstlevende echtgenoot toekomen ingevolge een levensverzekeringscontract of een contract met vestiging van rente dat door die langstlevende echtgenoot is gesloten.
§ 2. Dit artikel is van toepassing op de sommen of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van degene die een levensverzekering aan order of aan toonder is aangegaan.
De persoon, vermeld in dit artikel, wordt vermoed kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs. Dit tegenbewijs kan niet worden geleverd door aan te tonen dat het contract werd geschonken aan deze persoon.
Dit artikel is niet van toepassing op :
1° de sommen, renten of waarden die verkregen zijn ingevolge een beding dat aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen;
2° de renten en kapitalen die gevestigd zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting;
3° de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de erflater gevestigd zijn in het voordeel van de langstlevende echtgenoot van de erflater of zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering van hetzij een groepsverzekeringscontract, onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming dat beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld door de reglementering betreffende de controle van dergelijke contracten, hetzij het bindend reglement van een voorzorgsfonds, opgericht in het voordeel van het personeel van de onderneming;
4° de sommen, renten of waarden die bij het overlijden van de erflater worden verkregen ingevolge een contract dat een door een derde in het voordeel van de verkrijger gemaakt beding bevat, als er bewezen wordt dat die derde kosteloos in het voordeel van de verkrijger heeft bedongen.
- artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:
Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.
48. De beoogde (en te beoordelen) verrichtingen zijn
A. Verrekening van de gelden waarmee de verzekeringspolis werd onderschreven via wijzigend huwelijkscontract;
B. Splitsing polis;
C. Beding van aanwas/kanscontract.
49. Beoordeling.
1) Schenkbelasting
50. Er zal op de voorgenomen verrichtingen geen schenkbelasting verschuldigd zijn op grond van artikel 2.8.1.0.1 of 2.8.4.1.1.§1 VCF.
51. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat er m.b.t. de voorgenomen verrichting welke via wijziging van huwelijksovereenkomst zou plaatsvinden (de zgn. verrekening), een huwelijksvoordeel en bijgevolg een overeenkomst onder bezwarende titel voorligt.
52. Wat het kanscontract aangaande de gesplitste polissen betreft, kan dezelfde fiscale regeling gevolgd worden als bij een beding van aanwas, dit overeenkomstig Standpunt 17044 dd. 19 september 2018. Ook in dit geval dienen zowel de levensverwachting als de inleg gelijk(w)aardig te zijn.
Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken (roerende) goederen niet zijn onderworpen aan schenkbelasting mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
Het kanscontract is in casu onder bijzondere titel aangezien het kanscontract enkel betrekking heeft op de polissen.
De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of als die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat de inleg van de partijen gelijkwaardig is. De goederen die het voorwerp zijn van het beding van aanwas (de gesplitste polissen) behoren toe aan ieder van de echtgenoten voor de helft van de oorspronkelijke inleg.
Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...
De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben een gelijke leeftijd (67 jaar) en zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren, dat gestaafd wordt met een medisch attest.
Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een overeenkomst ten bezwarende titel gaat.
53. Er zal dus zoals hoger vermeld op de voorgenomen verrichtingen geen schenkbelasting verschuldigd zijn op grond van artikel 2.8.1.0.1 of 2.8.4.1.1.§1 VCF.
2) Erfbelasting
54. Er zal op de voorgenomen verrichtingen (zowel de wijziging van het huwelijksstelsel, de splitsing van de polissen, als het kanscontract) geen erfbelasting geheven worden op grond van de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.4 en 2.7.1.0.5 VCF omdat niet voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden van deze bepalingen.
55. Zoals hoger werd uiteengezet, heeft het voorgenomen kanscontract betrekking op de polissen, d.w.z. op de rechten die de titularis van de polis (verzekeringnemer) uit deze polis put. Dit staat los van het verkrijgen van de uitkering van de polis, hetzij vervroegd (d.m.v. afkoop), hetzij op de voorziene uitkeringsdatum. Bijgevolg belet het bestaan van een kanscontract m.b.t. de polissen niet dat artikel 2.7.1.0.6 VCF zal worden toegepast op het ogenblik dat het voordeel van de polis wordt verkregen.
Dit betekent:
A. Voor wat de polis van de eerststervende betreft, zal er bij het verkrijgen van de uitkering - hetzij vervroegd (bij afkoop), hetzij op de voorziene uitkeringsdatum - een nieuwe aangifte moeten ingediend worden in de nalatenschap van de eerststervende door de voordeelhebber van de uitkering.
B. Voor wat de polis van de langstlevende betreft, zal er bij het overlijden van de langstlevende in principe een uitkering gebeuren van deze polis aan de kinderen (tenzij deze eerder werd afgekocht) welke in de aangifte van nalatenschap van de langstlevende zal dienen opgenomen te worden.
3) Fiscaal misbruik
56. Op basis van de thans voorgelegde feiten en de hogervermelde toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF, wordt de antimisbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet aangewend.
Voorbehoud wordt gemaakt i.v.m. het kanscontract voor het geval dat uit de feiten mocht blijken dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.
57. Deze beslissing heeft alleen betrekking op erf- en registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Voetnoten
[1] Huwelijkscontract bijgevoegd.
[2] Verklaring van aanvrager.
[3] Bijzondere voorwaarden van de polis werden bijgevoegd.
[4] Overzicht werd bijgevoegd.
[5] Waardering werd bijgevoegd.
Het resterende vermogen van de echtgenoten X-Y is ongeveer als volgt samengesteld op datum van de aanvraag: meneer en mevrouw houden houden elk de helft aan van hun gezinswoning te […] met een waarde van ongeveer 2.000.000 EUR (zal worden verkocht), een bouwgrond te […] met een waarde van ongeveer 1.000.000 EUR (hierop zal de nieuwe gezinswoning worden opgetrokken), twee vakantiehuizen te […] met een waarde van elk ongeveer 120.000 EUR, een vakantiehuis te […] met een waarde van ongeveer 110.000 EUR, een rekening bij een Nederlandse bank waarop de verkoopopbrengst van de woning te […] wordt aangehouden van (nu nog) 6.461 EUR, een rekening bij een […] bank van ongeveer 34.000 EUR, een spaarrekening bij […] van ongeveer 130.000 EUR en een zichtrekening bij […] van ongeveer 7.000 EUR. Meneer houdt nog een vakantiehuis te […] met een waarde van ongeveer 110.000 EUR aan en een vordering op de kinderen ten gevolge van een lening per 21 juni 2021 begroot op 6.635.592,19 EUR (meneer overweegt op heden evenwel om dit op termijn kwijt te schelden). Daarnaast houden meneer en mevrouw nog elk een rekening aan bij […] van 399.962 EUR respectievelijk 399.981 EUR.
[6] Bijzondere voorwaarden bijgevoegd.
[7] Op de hoorzitting werd verduidelijkt dat elke polis 2 verzekerde hoofden blijft aanhouden. Enkel de begunstiging zal worden gewijzigd naar de kinderen.
[8] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[9] Vr. en Antw. Kamer, 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. MOUTON).
[10] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[11] Omzendbrief nr. 4/2012 d.d. 4 mei 2012.
[12] Vr. en Antw. Kamer 2013-2014, 10 december 2013, 144 (Vr. nr. 671 R. MOUTON).
[13] A fortiori geldt dit overigens in het geval zou worden besloten om de eerste stap, zijnde de overdracht van de helft van de polis aan mevrouw te verrichten middels schenking, in plaats van middels toekenning van een huwelijksvoordeel.
[14] Hetzelfde geldt indien middels testament zou worden gewerkt, waarbij bovendien ook nog het gevaar zou bestaan dat elk van beide echtgenoten, zonder medeweten van de andere echtgenoot, zijn/haar testament zou kunnen wijzigen.
[15] Aanvrager meldt hierbij abstractie te maken van het (relatief beperkte) restvermogen van de echtgenoten X-Y.
[16] Zie hierboven voetnoot 15.