VB 21004 - Schenking voorafgegaan door een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen
- Nummer
- 21004
- Datum beslissing
- 18 januari 2021
- Publicatiedatum
- 23 april 2021
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng door beide ouders van elk respectievelijk een eigen onroerend goed in de huwelijksgemeenschap gevolgd door een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik door beide ouders aan hun beide kinderen niet geviseerd wordt door de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […] te […], eerste kanton, die haar ambt uitoefent in de […] met zetel te […], namens:
2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1956, rijksregisternummer […], en zijn echtgenote;
2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1958, rijksregisternummer […],
samenwonende te […].
De echtgenoten X-Y zijn gehuwd te […] op xx.xx.1982 onder het wettelijk stelsel blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1982, gewijzigd blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2016, met behoud van stelsel, verder ongewijzigd gebleven .
3. De betrokken partijen zijn de dochters van de echtgenoten X-Y, zijnde:
3.1. Mevrouw A, geboren te […] op xx.xx.1984, rijksregisternummer […], echtgenote van de heer […], wonende te […].
3.2. Mevrouw B, geboren te […] op xx.xx.1986, rijksregisternummer […], echtgenote van de heer […] wonende te […].
4. De betrokken onroerende goederen zijn twee onroerende goederen,
enerzijds een woning gelegen te […]; en
anderzijds een appartement met garage en lokaal, gelegen te […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. De echtgenoten X-Y zijn gehuwd te […] op xx.xx.1982 onder het wettelijk stelsel blijkens akte huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1982.
Blijkens akte wijzigend huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2016, werden volgende goederen ingebracht in de huwelijksgemeenschap en werd een keuzebeding toegevoegd.
De heer X heeft blijkens het wijzigend huwelijkscontract de gezinswoning, zijnde de woning gelegen te […], hierna genoemd "de gezinswoning", ingebracht.
Voormeld goed was persoonlijke eigendom van de heer X, om de grond verkregen te hebben bij schenking van zijn ouders, blijkens akte schenking de dato xx.xx.1981. De woning werd vlak voor het huwelijk samen met zijn (toekomstige) echtgenote mevrouw Y opgericht. De woning werd met gelijke middelen van beide echtgenoten gefinancierd en niet enkel met eigen gelden van de heer X.
Mevrouw Y heeft blijkens zelfde wijzigend huwelijkscontract het appartement met garage en lokaal, gelegen te […], hierna genoemd "het appartement", ingebracht.
Voormeld goed was persoonlijke eigendom van mevrouw Y, ingevolge toebedeling door haar mede-gerechtigde broers blijkens akte verdeling verleden op xx.xx.2016. Het goed komt oorspronkelijk voort uit erfenis van haar vader, en afstand vruchtgebruik door haar moeder blijkens akte afstand vruchtgebruik verleden op xx.xx.2016.
6. Thans wensen de echtgenoten X-Y de voorschreven goederen te schenken aan hun dochters, met voorbehoud van vruchtgebruik.
III. Motivering van de aanvraag
7. Naar aanleiding van de akte verdeling betreffende voormeld appartement, is bij de notaris het bestaande huwelijkscontract van de echtgenoten X-Y ter sprake gekomen. Op dat ogenblik hadden de echtgenoten X-Y de intentie het appartement onder te brengen in het gemeenschappelijk vermogen, daar zij het appartement met gemeenschappelijk geld zouden verbouwen.
8. Na een gesprek met de notaris kwam aan het licht dat de gezinswoning eigen vermogen van de heer X is.
Aangezien de gezinswoning opgericht met gemeenschapsgelden, de gezinswoning ook tijdens het huwelijk steeds met gemeenschapsgeld onderhouden werd, wensten de echtgenoten de gezinswoning in het gemeenschappelijk vermogen onder te brengen.
9. Enkele maanden na de akte verdeling werd de akte wijzigend huwelijkscontract ondertekend. Beide goederen werden op hetzelfde ogenblik ingebracht in de huwgemeenschap.
10. Inmiddels werden aan het appartement verbouwingswerken uitgevoerd, dewelke werden gefinancierd met gemeenschappelijke gelden, dewelke deels voortkomen uit een kredietopening.
11. De gezinswoning werd daarenboven ingebracht met het oog op vermijden van vergoedingsrekeningen en omwille van het feit dat de echtgenoten er zich niet bewust van waren dat het goed eigendom was in het eigen vermogen van de heer X. De woning wordt sinds xx.xx.1982 bewoond door de echtgenoten en als gezinswoning bestemd. Aangezien de echtgenoten elkaar zowel voor hun gezinswoning als voor het appartement maximaal willen beschermen alsook autonomie garanderen, en zij aldus de juridische situatie in overeenstemming wensten te brengen met de feitelijke situatie werden zowel de gezinswoning als het appartement ingebracht.
Er werd bij hetzelfde wijzigend huwelijkscontract een keuzebeding toegevoegd voor de langstlevende partner, teneinde voormeld doel te beogen.
12. Omwille van de chronologie van de verrichtingen is er geen eenheid van opzet. Op het moment van het wijzigend huwelijkscontract op xx.xx.2016 was er nog geen sprake van schenkingen aan de dochters, daar zij nog niet volledig gesetteld waren en de ouders elkaar optimale autonomie wensten te verzekeren .
Inmiddels zijn de dochters gesetteld en zijn er persoonlijke gebeurtenissen voorgevallen dewelke de ouders aanzetten tot het voornemen om minstens een van beide goederen te schenken.
13. De aanvragers menen dat de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is op de hoger beschreven voorgenomen verrichtingen, aangezien de voorgenomen rechtshandelingen worden ingegeven door andere dan louter fiscale motieven en er afdoende burgerrechtelijke motieven voorliggen.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
14. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
15. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt, m.n. 3.17.0.0.2 VCF.
16. ln de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:
“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).
Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.
De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.
lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.".
17. Op de voorgenomen verrichtingen zal de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast bij gebrek aan eenheid van opzet.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.