Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19065 - Behoud van de vrijstelling voor familiale ondernemingen Vlaamse Belastingdienst

VB 19065 - Behoud van de vrijstelling voor familiale ondernemingen

Voorafgaande beslissing
Nummer
19065
Datum beslissing
17 februari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.4.2.2. VCF
  • art. 2.7.4.2.3. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe:

1.1. de bevestiging te verkrijgen dat de verkoop van enkele activa van een familiale onderneming aan twee andere (bestaande) familiale vennootschappen uitgevoerd kan worden met behoud van het gunstregime voor familiale ondernemingen in de zin van artikel 2.7.4.2.2. VCF en 2.7.4.2.3 VCF;

1.2. de bevestiging te verkrijgen dat de anti-misbruikbepaling (art. 3.17.0.0.2 VCF) niet van toepassing is op de hierna omschreven opeenvolgende rechtshandelingen, omdat er voldoende en aangetoonde niet­-fiscale motieven aanwezig zijn om het geheel van de rechtshandelingen te verantwoorden.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], te […], als raadsman van:

2.1. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1983, RR […], wonende te […];

2.2. vennootschap A, met maatschappelijke zetel […] en gekend onder het ondernemingsnummer […];

2.3. vennootschap B, met maatschappelijke zetel te […] en gekend onder het ondernemingsnummer […];

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. Mevrouw Y is de dochter van wijlen heer X, RR […], overleden te […] op xx.xx.2019.

De heer X was de echtgenoot van mevrouw Z, geboren te […] op xx.xx.1956, RR […], wonende te […].

De heer X is plots op 64-jarige leeftijd overleden te […] op xx.xx.2019. Hij laat na zijn dochter en zijn echtgenote uit een tweede huwelijk.

4. Wijlen heer X was actief in de maritieme sector en stelde zich voor als bedrijfsleider. Hij had diverse vennootschappen onder zich waarvan hij meerderheidsaandeelhouder was. Zo o.m.: vennootschap A en vennootschap B, beiden voormeld.

Daarnaast had wijlen heer X ook een eenmanszaak onder zich onder het ondernemingsnummer […]. Hierin liggen o.m. de eigendomsrechten van enkele schepen vervat. Deze eenmanszaak werd steeds geleid door wijlen heer X.

5. De aangifte van nalatenschap werd ingediend op xx.xx.2019. Hierbij werd diens actief begroot op [...] € (roerend vermogen) en [...] € (onroerend vermogen). Het passief werd aangegeven voor een bedrag van [...] €.

6. De voornoemde eenmanszaak kwalificeert zich als een eigenlijke familiale onderneming in de zin van artikel 2.7.4.2.2 VCF. Een aanvraag voor het verlaagd tarief van de erfbelasting werd ingediend. Dit verlaagd tarief werd eveneens verzocht voor de vennootschap A en vennootschap B die zich mede als een familiale vennootschap profileren.

7. Thans is de verdere afwikkeling van de nalatenschap lopende. Deze nalatenschap komt mevrouw Y toe in naakte eigendom. Mevrouw Z heeft als langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik op de nalatenschap.

Tussen de erfgenamen zijn gesprekken lopende omtrent de afkoop van het vruchtgebruik zodat eenieder zijn eigen weg kan gaan. Het is in het belang van de Rederij, de economische activiteit 'an sich', dat er maar 1 kapitein aanwezig is op het spreekwoordelijke schip. Alzo zou mevrouw Y de volledige eigendom bekomen van de nalatenschap. De erfgenamen zijn in onderhandeling over de waardering van dit vruchtgebruik.

8. De afkoop van het vruchtgebruik zal een substantieel bedrag vertegenwoordigen zodat ook vragen rijzen naar de financiering ervan.

Om de financiering van het vruchtgebruik te benaarstigen, wordt de verkoop overwogen van enkele goederen die tot de nalatenschap behoren.

Wijlen heer X was in eigen naam eigenaar van een appartement op […] in […] met bijhorende autostaanplaats. Deze onroerende goederen zijn in de aangifte van nalatenschap geschat op 850.000,00 €. De verkoop ervan zou vrij en onbelast doorgevoerd kunnen worden.

De opbrengst van de verkoop ervan zou te beperkt zijn om de afkoop van het vruchtgebruik volledig te financieren.

Alzo zal er ook een noodzaak zijn om ook enkele schepen uit de nalatenschap te verkopen:

  • het schip […]: Dit schip komt in eigendom toe aan de eenmanszaak van wijlen heer X (5O%) en de vennootschap A (50%). Het wordt overwogen om het aandeel van de eenmanszaak van wijlen heer X integraal te verkopen aan de vennootschap A zodat laatstgenoemde 100% eigenaar zou worden van het schip […].
  • Het schip […]: Dit schip komt voor 100% in eigendom toe aan de eenmanszaak van wijlen heer X. Het wordt overwogen dit te verkopen aan de vennootschap B.

De verkoop van deze schepen zal in hoofde van de eenmanszaak een meerwaardebelasting met zich meebrengen t.b.v. 16,5%.

Alleszins blijven de schepen na de verkoop in het familiaal vermogen. De overdracht zou plaatsvinden van de familiale onderneming naar een familiale vennootschap.

9. De geplande verkoop van de schepen heeft ook een vereenvoudiging van de vennootschapsstructuur tot doel. Thans liggen de eigendomsrechten van deze schepen verdeeld, doch met de verkoop ervan kunnen de eigendomsrechten worden samengevoegd en worden de schepen volledig toegewezen aan de respectievelijke chartervennootschappen.

Hoewel mevrouw Y voordien niet steeds actief was in de scheepvaart wenst zij - ingevolge het plotse overlijden van haar vader - zijn levenswerk verder te zetten. Zij ziet zich thans geconfronteerd met diverse juridische entiteiten en wenst een vereenvoudiging van de structuur na te streven. Met de verkoop van de schepen zou mevrouw Y de activiteiten en activa van deze entiteiten beter kunnen bundelen.

10. Met onderhavig verzoek wensen cliënten deze piste af te toetsen aan het behoud van het gunstig fiscaal tarief van de vererving van de familiale onderneming.

III. Motivering van de aanvraag

11. Wetgevend kader

11.1. Overeenkomstig artikel 2.7.4.2.3, §1, VCF blijft het verlaagd en vast tarief voor de vererving van een familiale onderneming behouden als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld:

1° als een activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking wordt voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater;

2° als de onroerende goederen die met toepassing van het verlaagde tarief zijn overgedragen, niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater.

11.2. De omzendbrief nr. 2015/2 van 15 december 2015 betreffende de overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen verduidelijkt daarbij onder titel 6.1.1:

"Het feit dat een onderneming die geschonken werd met vrijstelling van schenkbelasting/geërfd werd aan het verlaagd tarief, binnen een termijn van drie jaren wordt ondergebracht in een (bestaande) vennootschap of wordt omgevormd tot een nieuw op te richten vennootschap, heeft niet tot gevolg dat de vrijstelling of verlaagd tarief komt te vervallen, voor zover uiteraard aan de andere voorwaarden wordt voldaan."

11.3. Artikel 3.17.0.0.2 VCF bepaalt dat het aan de belastingplichtige toekomt te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting.

12. Concreet

12.1. Het opzet van de voorgenomen verrichting bestaat erin het belangrijkste actief van de eenmanszaak X te verkopen aan andere familiale vennootschappen waarin wijlen heer X een belangrijk aandeel had. In het bijzonder wordt de verkoop overwogen van het motortankschip […] en het motortankschip […]. Voormelde schepen zouden verkocht worden aan de vennootschap A en de vennootschap B.

12.2. De vennootschap A was één van de chartervennootschappen van wijlen heer X. Hij hield hierin een participatie van 53,33 % (1.600 aandelen). De overige aandelen zijn als volgt verdeeld:

Mevrouw […] (moeder van overledene)

3,34 % (100 aandelen)

Mevrouw Y

3,34 % (100 aandelen)

Vennootschap C

0,66 % (20 aandelen)

Vennootschap B

39,33 % (1.180 aandelen)

12.3. De vennootschap B was een andere chartervennootschap van wijlen heer X. Hij hield hierin een participatie van 37,05 % (1.504 aandelen). De overige aandelen zijn als volgt verdeeld:

Mevrouw […] (moeder van overledene)

14,77 % (600 aandelen)

Mevrouw Y

9,73 % (395 aandelen)

Vennootschap D

38,45 % (1.561 aandelen)

12.4. ingevolge het overlijden van de heer X zijn diens aandelen in de vennootschap A en de vennootschap B toegekomen aan mevrouw Y in naakte eigendom en aan mevrouw Z in vruchtgebruik. Voor beide vennootschappen werd een aanvraag ingediend voor het verlaagd tarief van de erfbelasting.

12.5. Met de verkoop van de motortankschepen van de eenmanszaak zouden mede haar activiteiten aan de familiale vennootschappen worden overgedragen. De schepen vormden immers het belangrijkste actief van de eenmanszaak.

12.6. Opdat de eenmanszaak X het verlaagd tarief van vererving zou kunnen behouden is evenwel vereist dat de activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking zou worden voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater.

De omzendbrief nr. 2015/2 van 15 december 2015 betreffende de overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen verduidelijkt onder titel 6.1.1. dat een verzetting van activiteiten begrepen moet worden als volgt: "een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of een vrij beroep uit te oefenen. "

Aan deze activiteitsvoorwaarde dient gedurende drie jaar na het overlijden van de erflater voldaan te zijn.

12.7. In casu zou het actief en activiteiten van de eenmanszaak binnen de drie jaar worden ondergebracht in (bestaande) familiale vennootschappen. Een dergelijke transactie heeft normaliter geen invloed op de beoordelingswijze van de activiteitsvoorwaarde.

Zulks werd reeds in de omzendbrief nr. 2015/2 van 15 december 2015 bevestigd:

"Het feit dat een onderneming die geschonken werd met vrijstelling van schenkbelasting/geërfd werd aan het verlaagd tarief, binnen een termijn van drie jaren wordt ondergebracht in een (bestaande) vennootschap of wordt omgevormd tot een nieuw op te richten vennootschap, heeft niet tot gevolg dat de vrijstelling of verlaagd tarief komt te vervallen, voor zover uiteraard aan de andere voorwaarden wordt voldaan."

De huidige aanvraag is gelijkaardig aan de situatie zoals bedoeld in de omzendbrief.

12.8. De aanvragers zijn verder van oordeel dat er in hun huidige situatie voldoende en aangetoonde niet-fiscale motieven aanwezig zijn om het hoger geschetste geheel van rechtshandelingen te verantwoorden. De aanvrager zijn van oordeel dat dit geheel van rechtshandelingen voor wat hun concrete situatie betreft niet als fiscaal misbruik kan worden beschouwd.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

13. De geldende voorwaarden tot behoud van het verminderd tarief worden bepaald door het moment van overlijden.

14. Om te blijven genieten van de gunstmaatregel van art. 2.7.4.2.2. VCF moet in casu gedurende drie jaar na het overlijden aan volgende voorwaarden worden voldaan:

1° een activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater;

2° de onroerende goederen die met toepassing van het verlaagde tarief zijn overgedragen, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater.

15. Op basis van de huidige decreettekst (“als een activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking wordt voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van …”) en rekening houdend met de ratio legis is de vervreemding van de goederen van de onderneming toegelaten mits er op één of andere wijze verderzetting is van een activiteit van de onderneming. Dit wil zeggen dat na de vervreemding, bijvoorbeeld een verkoop of een inbreng in een rechtspersoon, minstens een deel van de oorspronkelijke activiteit van de onderneming of activa van die onderneming moet terug te vinden zijn of aangewend worden bij de economische activiteit die door de nieuwe eigenaar wordt uitgeoefend.

In casu zullen de geërfde activa van de onderneming worden verkocht aan/worden ingebracht in twee verschillende vennootschappen die kwalificeren als familiale vennootschappen in de zin van artikel 2.8.6.0.3, §2, 2°, VCF en die de activiteit van de onderneming verderzetten of de activa gebruikt voor een andere activiteit.

Art. 3.17.0.0.2 VCF zal niet worden toegepast aangezien er mede gelet op de aangehaalde niet-fiscale motieven geen sprake is van fiscaal misbruik.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.