Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19060 - Inbreng van een onroerend goed in een vennootschap gevolg door schenking van de aandelen Vlaamse Belastingdienst

VB 19060 - Inbreng van een onroerend goed in een vennootschap gevolg door schenking van de aandelen

Voorafgaande beslissing
Nummer
19060
Datum beslissing
20 januari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

1.1. de voorgenomen schenkingen onderworpen zijn aan het tarief van de schenkbelasting voor roerende goederen (vlak tarief van 3% - artikel 2.8.4.1.1, §2, 1°, VCF), en aldus niet onderworpen zullen worden aan het (algemene) tarief van de schenkbelasting van onroerende goederen zoals opgenomen in artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF;

1.2. de voorgenomen schenkingen, rekening houdend met het geheel van verrichtingen, geen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door mevrouw […], te […], namens:

De heer X, geboren te […] op xx.xx.1933, met nationaal nummer […], wonende te […].

3. De heer X is gehuwd met mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1933 (nationaal nummer […]), onder het Belgisch wettelijk stelsel ingevolge huwelijkscontract verleden op xx.xx.1955 voor Notaris […] en gewijzigd bij akte verleden op xx.xx.2006 voor Notaris […], zonder dat deze wijziging een vereffening van het stelsel inhield.

4. De heer X en zijn echtgenote hebben samen twee dochters, 6 kleinkinderen en 4 achterkleinkinderen.

5. De betrokken partijen zijn:

5.1. Mevrouw Y, echtgenote van de heer X, voormeld;

5.2. Mevrouw kind 1, dochter van de echtgenoten X- Y, geboren te […] op xx.xx.1957, met nationaal nummer […], gehuwd, wonende te […] ;

5.3. Mevrouw kind 2, dochter van de echtgenoten X-Y, geboren te […] op xx.xx.1959, met nationaal nummer […], gehuwd, wonende te […].

6. De aanvrager en alle betrokken partijen hebben reeds meer dan vijf jaar hun woonplaats in het Vlaamse Gewest.

7. Volgende vennootschappen zijn tevens betrokken bij de voorgenomen verrichting:

7.1. de Commanditaire Vennootschap op Aandelen “A”, met zetel […] en met ondernemingsnummer […] (hierna vennootschap A);

7.2. de Naamloze Vennootschap “B”, met zetel te […] en met ondernemingsnummer […] (hierna vennootschap B);

7.3. de Naamloze Vennootschap "C” , met zetel te […] en met ondernemingsnummer […] (hierna vennootschap C).

Deze vennootschap verhuurt appartementen (residentiële verhuur) en winkelpanden (handelshuur), onder meer gelegen aan […] en de

[…] in […]. De huurders van de appartementen en de winkelpanden parkeren op de Grond (zie hierna onder randnummer 8).

7.4. de Naamloze Vennootschap "D", met zetel te […] en met ondernemingsnummer […] (hierna vennootschap D);

Deze vennootschap verhuurt eveneens appartementen (residentiële verhuur) en winkelpanden (handelshuur), onder meer gelegen aan […] in […]. De huurders van de appartementen en de winkelpanden parkeren op de Grond (zie hierna onder randnummer 8).

7.5. de Naamloze Vennootschap “E", met zetel te […] en met ondernemingsnummer […] (hierna vennootschap E).

8. Het betrokken onroerend goed betreft een perceel grond met een oude werkplaats/bergplaats en garages, gelegen te […] alsook palende aan de […] (totale oppervlakte 17a 62ca - hierna genoemd "de Grond").

De Grond is gekend ten kadaster onder […], 2de afdeling als:

Garage: […] met een opp. van 3a21ca.

Werkplaats: […] met een opp. van 14a41ca .

Zijnde dus een totale oppervlakte van 17a 62ca .

Landmeter-expert de heer […] heeft de verkoopwaarde van de Grond bij een degelijk voorbereide verkoop op 800.000 euro geraamd. Bij de aanvraag wordt het vertrouwelijk schattingsverslag gevoegd alsmede een foto (Google Street View) ter illustratie van het betrokken onroerend goed.

De heer X is enige eigenaar (100% volle eigendom) van voormelde grond. Hij heeft voormelde grond verkregen door erfenis van zijn ouders.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

9. De vennootschap A is de holdingvennootschap van de familie X-Y die 100% van de aandelen aanhoudt van volgende vennootschappen:

  • vennootschap B;
  • vennootschap C;
  • vennootschap D;
  • vennootschap E;

10. De aandelen van vennootschap A worden op vandaag als volgt aangehouden:

Aandeelhouder

Volle eigendom

Vruchtgebruik

Blote eigendom

De heer X

12

32.055

Mevrouw Y

12

32.055

Mevrouw kind 1

8.538

32.055

Mevrouw kind 2

8.538

32.055

Totaal

17.100

64.110

64.110

De aandelen waarvan de dochters de blote eigendom bezitten, werden hen in het verleden geschonken voor Nederlandse Notaris (xx.2008 en xx.2014/3-jaarstermijn reeds verstreken) en Belgische Notaris (xx.204/met betaling van 3%-schenkbelasting).

Het gunstregime voor familiale vennootschappen was destijds en is op vandaag niet van toepassing.

Mevrouw kind 1 en mevrouw kind 2 zijn beiden actief als werknemer in de vennootschap E. Tevens zijn zij (mede-)bestuurder van vennootschap A.

11. De heer X zal de Grond, die hij op vandaag voor 100% in volle eigendom in privé aanhoudt, inbrengen in vennootschap C aangezien de vennootschap deze grond op vandaag reeds gebruikt en tevens een strategisch belang voor haar heeft:

  • Zowel vennootschap C als vennootschap D hebben hun maatschappelijke zetel in een gebouw waarvan zij eigenaar zijn in de aangrenzende straat […].
  • De oude werkplaats wordt door vennootschap C en vennootschap D gebruikt als opbergplaats voor onderhoudsmateriaal met het oog op het onderhoud van de winkelpanden en de appartementen die zij verhuren. De heer X ontvangt hiervoor een huur van 500 EUR/maand van beide vennootschappen (totaal 1.000 EUR/maand) en neemt de ontvangen huurgelden jaarlijks op in zijn aangifte in de personenbelasting.
  • De huurders van de winkelpanden en de appartementen van de vennootschappen vennootschap C en vennootschap D mogen op deze Grond parkeren. Deze mogelijkheid tot parkeren wordt meegerekend in de huurprijs die beide vennootschappen aan hun huurders aanrekenen. De heer X ontvangt hiervoor privé geen bijkomende vergoedingen.

Zonder mogelijkheid tot parkeren is - gelet op de ligging in het centrum en het gebrek aan voldoende openbare parkeerplaatsen - zowel de verhuur van de winkelpanden als de verhuur van de appartementen zeer moeilijk, zo niet onmogelijk. Om het privaat gebruik voor de huurders te waarborgen, heeft vennootschap D recentelijk een toegangspoort aan de ingang van de Grond geplaatst (zie bijlage 2 bij de aanvraag).

De inbreng door de heer X van de Grond in vennootschap C gebeurt tegen werkelijke waarde, die actueel geraamd wordt op 800.000 EUR. De aandelen die hij hiervoor in ruil ontvangt, zal hij onmiddellijk daarna inbrengen in vennootschap A, dit met het oog op het samenhouden van zowel de aandelen van de betrokken vennootschappen als de Grond zelf.

De inbreng zal beperkt blijven tot de Grond, er zullen geen schulden (die er overigens aangaande de Grond ook niet zijn) worden ingebracht in of overgedragen aan vennootschap C.

12. De aanvrager en de betrokken partijen hebben vervolgens de bedoeling (doch dit is nog geen zekerheid) om vennootschap C te fuseren met vennootschap B en vennootschap D. Het gegeven dat de onroerende goederen zich op vandaag in 3 vennootschappen bevinden, brengt extra kosten (bv. boekhouding) met zich mee die eigenlijk niet meer nodig en (economisch) te verantwoorden zijn. Na voormelde fusie, zou de (holding)vennootschap A dan finaal nog maar twee dochtervennootschappen aanhouden, zijnde de gefuseerde vennootschap en vennootschap E.

13. De nieuw ontvangen aandelen van (holding)vennootschap A wenst de heer X vervolgens met voorbehoud van vruchtgebruik te schenken aan zijn twee dochters voor Belgische notaris, met betaling van 3% schenkbelasting. De heer X zal het terugvallend vruchtgebruik (zijnde het levenslang vruchtgebruik na zijn overlijden) over deze aandelen schenken aan zijn echtgenote, mevrouw Y, eveneens met betaling van schenkbelasting (toepassing artikel 2.7.1.0.3, tweede lid VCF).

Om het familiaal vermogen globaal in stand te houden, zal als last van deze schenking aan de begiftigden/dochters een (tijdelijk) vervreemdingsverbod worden opgelegd, in die zin dat zij moeten garanderen dat de betrokken vennootschappen de aangehouden onroerende goederen niet verkopen en ook dat zijzelf de aandelen niet zullen vervreemden, behoudens in geval van gezamenlijk akkoord. Dit zal allicht ook nog eens testamentair worden bevestigd. Een eventuele regeling op bestuursniveau alleen lijkt de aanvrager hiertoe onvoldoende.

14. Het is aldus geenszins de bedoeling om de ingebrachte Grond, noch op korte, noch op middellange termijn uit de vennootschap te halen in het voordeel van de aandeelhouders (kapitaalvermindering, dividenduitkering of anderszins). Het is evenmin de bedoeling om de ingebrachte Grond, noch op korte, noch op middellange termijn, te verkopen aan (één van) de aandeelhouders. Het is evenmin geenszins de bedoeling om de aandelen van de vennootschap op korte of middellange termijn te vervreemden aan derden. Integendeel, het is net de bedoeling van de aanvrager om door de inbreng en de daaropvolgende gemoduleerde schenking van de (nieuw uitgegeven) aandelen vennootschap A, de Grond, evenals de nieuw uitgegeven aandelen, ook op lange termijn binnen de groepsstructuur en binnen de familie te behouden.

15. Alle akten zullen worden verleden voor een Belgische notaris.

16. Voor de goede orde, zouden de handelingen chronologisch als volgt gesteld worden:

16.1. Inbreng grond (100% in volle eigendom) door de heer X in vennootschap C;
16.2. Inbreng nieuwe aandelen vennootschap C in vennootschap A door de heer X;
16.3. (Desgevallend) Fusie van vennootschap B, vennootschap C en vennootschap D
16.4. Schenking van de blote eigendom en het terugvallend vruchtgebruik van de nieuwe aandelen van (holding)vennootschap A respectievelijk aan zijn twee dochters en aan zijn echtgenote.

Wij wensen er u op te wijzen dat deze aanvraag tot voorafgaande beslissing enkel betrekking heeft op de vraag naar de fiscale gevolgen van de voorgenomen schenkingen (punt 16.4.) en niet op de vraag naar de fiscale gevolgen van de overige handelingen opgesomd onder punt 16.1 tot en met 16.3.

III. Motivering van de aanvraag

17. De heer X en zijn echtgenote (beiden 86 jaar) hebben verschillende (historisch) gegroeide vennootschappen die onroerende goederen (residentiële verhuur en handelshuur) aanhouden.

18. Gelet onder meer op zijn leeftijd wenst de heer X zijn vermogen te herschikken zoals vermeld in de voorgenomen verrichtingen om:

18.1. Aan vennootschap C en vennootschap D de zekerheid te bieden dat zij ook in de toekomst deze strategisch belangrijke grond in het kader van hun bedrijfsuitoefening kunnen blijven gebruiken. Voor wat betreft het strategisch belang en de motivering ter zake wordt verwezen naar hetgeen opgenomen is onder punt 11.

18.2. Te verzekeren dat de Grond, samen met de overige onroerende goederen die door de vennootschappen worden aangehouden op langere termijn
samenblijven zodat dit ook ten goede komt van hun kleinkinderen en desgevallend volgende generaties.
De heer X wenst dan ook, net als voor de onroerende goederen waarvan de vennootschappen eigenaar zijn, een gedwongen uitonverdeeldheidtreding of snelle verkoop van de Grond te voorkomen.

18.3. Te verzekeren dat de nieuw uitgegeven aandelen onder de voorwaarden die de heer X wenst aan zijn erfgenamen toekomen, met een conventioneel beding van terugvallend vruchtgebruik ten voordele van zijn echtgenote die deze schenking in de schenkingsakte zal aanvaarden.
De inbreng van het onroerend goed, gekoppeld aan een gemoduleerde schenking van de blote eigendom van de nieuw ontvangen aandelen aan beide dochters en een schenking van het terugvallend vruchtgebruik aan zijn echtgenote, komt hieraan tegemoet. Zoals reeds toegelicht, is het effectief de bedoeling dat de Grond wordt onderworpen aan het ondernemingsrisico en blijvend binnen de vennootschap wordt aangehouden.

19. Tot slot wenst de heer X te wijzen op de niet-fiscale motieven die ten grondslag liggen aan de voorgenomen schenking en aldus bevestiging te krijgen dat de voorgenomen schenking, rekening houdend met het geheel van verrichtingen, geen fiscaal misbruik uitmaakt.

De bedoeling van de aanvrager werd reeds hoger toegelicht onder punt 13, 14 en 18, waarbij het voorkomen van het risico tot gedwongen uitonverdeeldheidtreding of een snelle verkoop van de Grond essentieel is.

Tevens is het geenszins de bedoeling om de Grond op korte of middellange termijn uit de vennootschap te halen of te verkopen aan de aandeelhouders, noch is het de bedoeling om de aandelen te verkopen aan een derde, zoals hoger werd toegelicht onder punt 14. Indien (één van) de dochters de Grond toch zouden verkrijgen, zal deze verkrijging onderworpen zijn aan het verkooprecht.

De voorgenomen schenking zal worden verleden voor een Belgische notaris waarbij 3% zal betaald worden op de tegenwaarde van de grond in nieuw uitgegeven aandelen.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

20. Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.“.

21. Er moet worden onderzocht of het daadwerkelijk de bedoeling is van de inbrenger/schenker om het in te brengen onroerend goed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het niet de bedoeling is het onroerend goed te schenken aan de begunstigde van de aandelen.

22. De inbreng van de Grond in de vennootschap c, onmiddellijk gevolgd door de rechtshandelingen vermeld in punt 16, waarbij als laatste rechtshandeling de aandelen van de vennootschap A met voorbehoud van vruchtgebruik en met een beding van terugval voor het vruchtgebruik worden geschonken, verschaft onmiskenbaar een fiscaal voordeel voor partijen aangezien de aandelen kunnen geschonken worden aan het gunstige vlak tarief van 3% voor schenkingen van roerende goederen in rechte lijn. Dit in tegenstelling tot een schenking van het onroerend goed zelf die onderworpen zal worden aan de progressieve tarieven van tabel I van artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF.

23. Het besluitvormingsorgaan is van oordeel dat de inbreng van het onroerend goed door de heer X, gevolgd door de rechtshandelingen vermeld onder punt 16 geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

24. De volgorde van de voorgenomen verrichtingen is ingegeven door andere dan fiscale motieven (zie ook punt 18):

  • de aandelen worden ingebracht in de holding om de aandelen van de betrokken vennootschappen samen te houden;
  • om het familiaal vermogen globaal in stand te houden wordt als last van de schenking aan de dochters een (tijdelijk) vervreemdingsverbod opgelegd;
  • het is de bedoeling de Grond evenals de nieuw uitgegeven aandelen, ook op lange termijn binnen de groepsstructuur en binnen de familie te behouden;
  • economische motieven: het blijvend gebruik van de Grond door de onderliggende vennootschappen in het kader van hun bedrijfsuitoefening.

25. Tot slot wordt opgemerkt dat de latere verkrijging van het goed door één van de dochters onderworpen zal worden aan artikel 2.9.1.0.5 VCF (verkooprecht).


Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.