Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19059 - Gespliste verwerving erfpacht en tréfonds Vlaamse Belastingdienst

VB 19059 - Gespliste verwerving erfpacht en tréfonds

Voorafgaande beslissing
Nummer
19059
Datum beslissing
19 december 2019
Publicatiedatum
24 februari 2020

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.5. VCF
  • art. 2.9.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestigd te zien:

1.1. Dat met de gesplitste verwerving van erfpacht & tréfonds het verkooprecht van de Vlaamse Belastingdienst niet geschonden wordt (art. 2.9.1.0.5. jo. art. 2.9.4.1.1 VCF).

1.2. Dat deze transactie voor de Vlaamse Belastingdienst geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], namens:

De heer X, RR […], geboren te […] op xx.xx.1953, weduwnaar, wonende te […].

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. Mevrouw Y, RR […], geboren te […] op xx.xx.1983, gehuwd, wonende te […], dochter van de heer X, vermeld onder punt 2.;

3.2. De heer Z, RR […], geboren te […] op xx.xx.1979, gehuwd, wonende te […], zoon van de heer X, vermeld onder punt 2.;

3.3. Mevrouw A, RR […], geboren te […] op xx.xx.1969, echtgescheiden, wonende te […];

3.4. De naamloze vennootschap vennootschap B, KBO nummer […], met maatschappelijke zetel te […]. Gedelegeerd bestuurder is de heer X;

3.5. De maatschap C, KBO nummer […], met maatschappelijke zetel te […].

4. Het betrokken onroerend goed, (volle) eigendom van de vennootschap B, vermeld onder punt 3.4., is:

Gemeente […]:

In het appartementsgebouw, genaamd […] gelegen tussen de […] en de […], gekadastreerd tweede afdeling, sektie […], groot drieëndertig aren negen centiaren, palende aan de […] en een weg:

1. De appartementen nummers […] en […] gelegen op het gelijkvloers van de […], omvattende : ·

a) in privatieve eigendom, hall met vestiairekast, living, keuken, badkamer en vier slaapkamers.

b) in medeeigendom van grond en gemene delen zevenhonderd vierennegentig/tienduizendsten.

2. De kelders nummers vier en vijf, omvattende :

a) in privatieve eigendom: de kelderruimten met hun toegangsdeur;

b) in medeëigendom van grond en gemene: samen zes/tienduizendsten;

3. De garage nummer tien omvattende:

a) in privatieve eigendom: de garageruimte met zijn toegangsdeur;

b) in medeëigendom van grond en gemene delen: achttien/tien duizendsten;

4. De parking nurmner P1, omvattende:

a) in privatieve eigendom: de parkingruimte;

b) in medeëigendom van grond en gemene delen: acht/tienduizendsten;

In het totaal: achthonderd zesentwintig/tienduizendsten.

Welke aandelen in grond en gemene delen nauwkeurig omschreven zijn in de basisakte van de basisakte met reglement van medeëigendom, en daaraan gehechte stukken, opgemaakt door notaris […] te […] en notaris […] te […] op xx.xx.negentienhonderd tweeëntachtig.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. X bezit samen met zijn kinderen en zijn kleinkinderen 100% van de aandelen van de vennootschap B via de maatschap C zonder rechtspersoonlijkheid op de hiernavolgende wijze:

Het vermogen van de maatschap omvat 588 van de 589 aandelen van de vennootschap B. X bezit 1 aandeel privé in volle eigendom.

6. X wenst A te beschermen voor het geval hij eerst komt te overlijden; hij wil A de zekerheid bieden dat zij het gebruiks- en genotsrecht heeft van het onroerend goed, vermeld onder punt 4.

7. X wenst daarom samen met zijn 2 kinderen, Z en Y, volgende regeling te treffen met de vennootschap B omtrent het onroerend goed, vermeld onder punt 4.

De vennootschap B verleent een erfpachtrecht op het onroerend goed, vermeld onder punt 4 aan X voor een termijn van 35 jaar, met betaling van het registratierecht van 2% (art. 83 Wetboek registratierechten).

Vervolgens zullen de 2 kinderen van X het onroerend goed, vermeld onder punt 4 waarop dit erfpachtrecht zal rusten (het zogenaamde "tréfonds"), aankopen jegens de vennootschap B, met betaling van het registratierecht van 10% (art. 2.9.1.0.5 VCF). Deze aankoop zullen zij doen met gelden dewelke hen zullen worden geschonken door hun vader.

Via testament zal X zijn recht van erfpacht (voor de resterende duurtijd) legateren aan zijn partner A (in het geval dat zij hem overleeft).

De termijn van 35 jaar is ingegeven door de leeftijd van A: bij afloop van de erfpacht zal zij 85 jaar oud zijn.

III. Motivering van de aanvraag

8. De aanvrager meent dat het opzet verantwoord is door volgende niet-fiscale motieven:

8.1. Enerzijds: de huisvesting van A waarborgen (met behoud van de huidige standaard waarvan het koppel ter zake geniet) na het overlijden van X door haar een genots- en gebruiksrecht toe te kennen van het onroerend goed, vermeld onder punt 4.

8.2. Anderzijds: waarborgen dat het onroerend goed, vermeld onder punt 4 uiteindelijk volle eigendom van de kinderen van X wordt (na verstrijken van het erfpachtrecht).

9. De voorgestelde gesplitste verwerving erfpacht/tréfonds biedt de meeste garanties om de beschreven motieven te bereiken, rekening houdende met volgende gegevens:

  • Het leeftijdsverschil tussen A en X ( X is 16 jaar ouder);
  • De kinderen zijn geen wettelijke erfgenamen van A.
  • Gelet op de leeftijd van X (66 jaar), de verwerving door X in volle eigendom niet gewenst is, maar hij integendeel de kinderen wenst te betrekken.
  • A heeft niet de financiële middelen om gezamenlijk met X een recht van vruchtgebruik te kopen op het onroerend goed, vermeld onder punt 4. X zou haar de gelden kunnen schenken, maar aangezien X en A niet gehuwd zijn, zou deze schenking onherroepbaar zijn, hetgeen ongewenst is in geval van relatiebreuk.
  • A heeft evenmin de financiële middelen om na overlijden van X (levenslang) een eventuele huur te betalen voor het onroerend goed, vermeld onder punt 4.
  • X kan testamentair geen recht van vruchtgebruik laten toekennen aan A in geval van gesplitste aankoop vruchtgebruik/blote eigendom, aangezien in voorkomend geval het vruchtgebruik per definitie zou eindigen bij overlijden van X.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. Artikel 3.17.0.0.2 VCF luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

11. De voorgenomen verrichting maakt fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien de niet-fiscale motieven (zie punt 8 en 9) die aan het contract ten grondslag liggen onvoldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

Door de verwerving van het recht van erfpacht voor een termijn van 35 jaar op de gebouwen door X gevolgd door een aankoop van de tréfonds door de kinderen, vermeld onder punt 3.1. en 3.2., wordt de belastbare grondslag van het verkooprecht op de tréfonds “geminimaliseerd”, zodat de artikelen 2.9.3.0.1 en 2.9.4.0.1 VCF worden gefrustreerd. Vlabel zal daarom met de voorafgaande vestiging van het erfpachtrecht geen rekening houden en bij de aankoop van de tréfonds door de kinderen het verkooprecht heffen op de waarde van de volle eigendom, net alsof de vestiging van het erfpachtrecht pas nà de aankoop zou zijn gebeurd.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.