Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 19018 - Wijziging huwelijkscontract gevolgd door schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 19018 - Wijziging huwelijkscontract gevolgd door schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
19018
Datum beslissing
24 juni 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de wijziging van huwelijksvermogensstelsel door de heer X en mevrouw Y door de aanneming van het stelsel van algehele gemeenschap, gevolgd door een schenking aan hun kinderen, niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […], geassocieerde notarissen, met kantoor te […], namens :

  • De heer X, geboren te […] op xx.xx.1970, en zijn echtgenote
  • Mevr Y , geboren te […] op xx.xx.1966
    samenwonende te […].

3. Het betrokken onroerend goed is :

Gemeente […]
De onverdeelde helft in volle eigendom van een appartementsgebouw […]

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te […] op xx.xx.1991, zonder voorafgaand huwelijkscontract.

5. Uit het huwelijk van de heer en mevrouw X-Y werden drie kinderen geboren.

6. Het goed beschreven sub 3 werd voor rekening van het gemeenschappelijk vermogen X-Y aangekocht op xx.xx.2007.

7. De heer X en mevrouw Y zijn overgegaan tot een echtscheiding onderlinge toestemming, vastgelegd in een regelingsakte verleden voor de geassocieerde notarissen […] op xx.xx.2009.

8. De echtscheiding werd uitgesproken bij vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te […] op xx.xx.2010; het vonnis werd overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand op xx.xx.2010.

9. Op xx.xx.2010 zijn partijen overgegaan tot het ondertekenen van de akte van sluiting, waarbij onder meer het goed beschreven sub 3 werd toebedeeld aan de heer X, mits de betaling van een oplegsom.

10. Ingevolge deze toebedeling werd de heer X exclusieve eigenaar van de onverdeelde helft in voorschreven onroerend goed.
De andere onverdeelde helft in volle eigendom behoorde toe aan de heer en mevrouw […], partners van de heer X in enkele zakelijke vennootschappen.

11. In de regelingsakte EOT werden ook de andere goederen uit het gemeenschappelijk vermogen toebedeeld aan de heer X of mevrouw Y.
Aan mevrouw Y werd toebedeeld :

  • Een woonhuis op en met grond en alle verdere aanhorigheden te […].
    Aan de heer X werden de onverdeelde aandelen in volgende goederen toebedeeld :
  • De onverdeelde helft van een perceel bouwgrond […],
  • 3/300 volle eigendom en 97/300 blote eigendom van kantoor 1 in een appartementsgebouw, […].
  • 3/300 volle eigendom en 97/300 blote eigendom van duplexappartement […].
  • 3/300 volle eigendom en 98/300 blote eigendom van de duplex kantoorruimte 0.1/1.1 en de bergingen met nrs. 2, 7 en 8 in een appartementsgebouw te […]
  • 3/300 volle eigendom en 98/300 blote eigendom van de garageboxen […].

12. Op xx.xx.2016 zijn de heer X en mevrouw Y opnieuw in het huwelijk getreden, zonder aandacht te besteden aan de vermogensrechtelijke gevolgen van dit huwelijk. Er werd niet overgegaan tot het opmaken van een huwelijkscontract teneinde de onroerende goederen, aan de respectievelijke echtgenoten toebedeeld in de akte van xx.xx.2010, terug gemeenschappelijk te maken via een inbreng in het gemeenschappelijk vermogen.

13. In het kader van de successieplanning wil de heer X thans overgaan tot schenking met voorbehoud van vruchtgebruik van zijn aandeel in het hoger beschreven onroerend goed aan zijn drie kinderen.

14. Vermits voorschreven onroerend goed oorspronkelijk behoorde tot de huwelijksgemeenschap en de schenking zou gebeuren aan hun drie gemeenschappelijke kinderen, wensen de heer X en mevrouw Y, ook met het oog op het vermijden van latere problemen bij de vereffening-verdeling, dit onroerend goed en ook hun andere onroerende goederen opnieuw gemeenschappelijk te maken door hun huwelijksregime te wijzigen en over te stappen naar een stelsel van algehele gemeenschap van goederen, waardoor zij in feite terugkeren naar de situatie van voor hun scheiding. Deze wijziging huwelijksregime zou dan gevolgd worden door een schenking door de beide echtgenoten van hun eigendomsrechten in voorschreven onroerend goed, zij het met voorbehoud van vruchtgebruik in voordeel van de beide echtgenoten en de langstlevende van hun.
Deze schenking zal gebeuren als voorschot op erfenis.

III. Motivering van de aanvraag

15. In de omzendbrief VLABEL 2015/1 van 16 februari 2015 wordt volgende rechtshandeling als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling verantwoord is door andere dan fiscale motieven: Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot, onmiddellijk of binnen korte tijd gevolgd door de schenking van dit goed door de beide echtgenoten, waarbij deze inbreng vermoed wordt enkel gebeurd te zijn om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken.

16. De echtgenoten X-Y wensen deze twee verschillende rechtshandelingen te stellen, enerzijds omdat de onroerende goederen die het voorwerp zijn van de schenking, oorspronkelijk behoorden tot het gemeenschappelijk vermogen en verworven werden tijdens het huwelijk, en dat anderzijds men deze schenking wenst te doen aan de gemeenschappelijke kinderen.

17. Aan de schenking zullen nog een aantal voorwaarden gekoppeld worden, zoals verbod tot vervreemding, het recht van conventionele terugkeer, de ontbindende voorwaarde van faillissement of kennelijk onvermogen, voorbehoud van vruchtgebruik in voordeel van de langstlevende.

18. De echtgenoten X-Y wensen dus absoluut twee verschillende rechtshandelingen te stellen: enerzijds wensen zij het stelsel aan te nemen van algehele gemeenschap van goederen, omdat dit stelsel de terugkeer inhoudt naar de situatie van voor hun tijdelijk misgelopen huwelijk, en anderzijds wensen zij in het kader van hun successieplanning de goederen te schenken in blote eigendom aan hun kinderen.

19. De volgorde waarin zij deze beide rechtshandelingen (wijziging huwelijksvermogensstelsel en schenking) stellen, zal uiteraard tot een verschillend resultaat leiden op fiscaal vlak.

20. Wanneer men een aantal rechtshandelingen wenst te stellen waarbij de chronologie tot een verschillend fiscaal resultaat leidt, is er geen wettelijke bepaling die de echtgenoten verplicht om te kiezen voor het duurste scenario.

21. De aanvragers stellen dat uit de modaliteiten van de voorgenomen verrichting blijkt dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere dan fiscale motieven. Zij zijn van oordeel dat de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit niet van toepassing is.

IV. Beslissing

22. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing

23. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.".

24. Aangezien de voorgenomen schenking van het onroerend goed door de schenkers aan hun drie kinderen binnen korte tijdspanne zal volgen op het aannemen van het huwelijksvermogensstelsel van algehele gemeenschap, worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF gefrustreerd en is er sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

Partijen tonen niet op afdoende wijze aan dat de verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven. Het aannemen van het stelsel van algemene gemeenschap, waardoor volgens de aanvragers in feite wordt teruggekeerd naar de situatie van vóór hun scheiding, gaat de voorgenomen verrichting korte tijd vooraf terwijl er reeds veel eerder een regeling kon worden voorzien.

Het gegeven dat aan de schenking diverse voorwaarden worden gekoppeld, is geen valabel argument om het vermoeden van fiscaal misbruik te ontkrachten.

Bovendien wordt door de aanvragers zelf vermeld dat de schenking dient gezien te worden in het kader van successieplanning.

25. Uit de voorgaande argumentatie m.b.t. de opeenvolging van de verrichtingen binnen korte tijdspanne toont het besluitvormingsorgaan aan dat er sprake is van eenheid van opzet. De antimisbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF is bijgevolg van toepassing.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.