VB 19012 - Conventioneel beding van terugkeer
- Nummer
- 19012
- Datum beslissing
- 27 mei 2019
- Publicatiedatum
- 11 juni 2019
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.2. VCF
- art. 2.7.1.0.6. VCF
- art. 2.7.3.1.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt ertoe uitsluitsel te ontvangen over de fiscale behandeling van het conventioneel recht van terugkeer in verband met het overlijden van de begiftigde voor mijnheer A en in het geval van de betaling van het overlijdenskapitaal aan mijnheer A in uitvoering van het conventioneel recht van terugkeer in verband met navermelde schenkingen en verzekeringscontracten.
De aanvraag vraagt de bevestiging dat de “uitkering” bij het overlijden die wordt betaald aan mijnheer A in uitvoering van zijn conventioneel recht van terugkeer niet belastbaar zal zijn aan erfbelasting voor zover de betaling van de uitkering bij overlijden zal geschieden ten bezwarende titel, ter betaling van de vordering die mijnheer A heeft ten aanzien van de nalatenschap van de vooroverleden begiftigde.
De vraag heeft uitsluitend betrekking op de “uitkering” die overeenstemt met de “afkoopwaarde” van het levensverzekeringscontract op het moment van de afwikkeling, met uitsluiting van elke bijkomende uitkering die zou betaald worden door de verzekeringsmaatschappij, bijvoorbeeld ingevolge een aanvullende overlijdens-risicodekking.
Aanvrager voegt nog de definities van “uitkering” en “afkoopwaarde” toe zoals vermeld in de Bijlagen (N2) aan het KB van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, bekendgemaakt in het BS van 14 november 2003:
- De term “uitkering” heeft volgens aanvrager dezelfde betekenis als de term “Verzekeringsprestatie in de zin van “het bedrag betaalbaar door de verzekeringsonderneming in uitvoering van de overeenkomst”;
- Onder “Afkoopwaarde (op een bepaald ogenblik)” wordt verstaan: de door de verzekeringsonderneming te storten prestaties in geval van afkoop van de overeenkomst”.
Samengevat wordt gevraagd naar de eventuele toepassing van volgende artikelen uit de VCF: 2.7.1.0.2, lid 1; 2.7.3.1.1 lid 1 en 2.7.1.0.6 ingeval van vooroverlijden van de begiftigden van de geldsommen.
II. Omschrijving van de verrichtingen
II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door […] namens:
2.1. Mijnheer A, geboren te […] op xx.xx.1959, echtgenoot van echtgenote B , geboren te […] op xx.xx.1960, wonende te […], gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwcontract verleden voor notaris […] op xx.xx.1985;
Hierna ook genoemd “mijnheer A” en “de echtgenote B”;
2.2. De 2 dochters van de echtgenoten mijnheer A - echtgenote B:
2.2.1. Mevrouw dochter C, geboren te […] op xx.xx.1989, wonende te […];
Hierna ook genoemd “dochter C”
2.2.2. Mevrouw dochter D , geboren te […] op xx.xx.1991, wonende te […];
Hierna ook genoemd “dochter D”
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
3. In 2012 heeft mijnheer A meerdere onrechtstreekse schenkingen gedaan ten voordele van zijn echtgenote. Die schenkingen werden verricht door middel van bankoverschrijvingen van een rekening op naam van mijnheer A op een rekening op naam van zijn echtgenote. De schenkingen werden nadien vastgesteld in de pactes adjoints. Meer precies werden de volgende schenkingen gedaan door middel van de volgende bankoverschrijvingen:
- Een bankoverschrijving dd. xx.xx.2012
- Een bankoverschrijving dd. xx.xx.2012
- Een bankoverschrijving dd. xx.xx.2012
- Een bankoverschrijving dd. xx.xx.2012
4. Er werden 4 pactes adjoints “reconnaissance de don” bij de aanvraag gevoegd, geanonimiseerd wat de bedragen betreft.
5. De echtgenote heeft de verkregen liquiditeiten aangewend om de premies van de volgende levensverzekeringscontracten te betalen:
- het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12;
- het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12;
- het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12;
- het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12.
6. De 4 levensverzekeringscontracten werden voorgelegd, geanonimiseerd wat de bedragen betreft.
7. De structuur van deze contracten ziet er als volgt uit :
- Verzekeringnemer : de echtgenote B
- Verzekerde : de echtgenote B
- Begunstigde : « [Mijnheer A (…) en exécution du droit de retour conventionnel stipulé dans la reconnaissance de donation signée le (…), à défaut, par parts égales, [de dochter C] ou ses héritiers venant en représentation en cas de décès et [de dochter D] ou ses héritiers venant en représentation en cas de décès et, à défaut, les héritiers du souscripteur, par part égales »
Hierbij een vertaling van de clausule in het Nederlands :
« [Mijnheer A (…) in uitvoering van het conventioneel recht van terugkeer bedongen in de erkenning van de schenking ondertekend op (…), of anders, bij gelijke delen, [de dochter C] (…) of haar erfgenamen die in geval van overlijden haar plaats innemen en [de dochter D] of haar erfgenamen die in geval van overlijden haar plaats innemen, of anders, de erfgenamen van de inschrijver, bij gelijke delen ».
8. De echtgenote B heeft volgens aanvrager geen enkele bijkomende storting in het levensverzekeringscontract verricht dan de liquiditeiten van de schenking van Mijnheer A.
Schenkingen ten voordele van dochters C en D
9. In 2012 heeft mijnheer A meerdere onrechtstreekse schenkingen gedaan ten voordele zijn dochters, de dochters C en D. Die schenkingen werden verricht door middel van bankoverschrijvingen van een rekening op naam van mijnheer A op een rekening op naam van elk van zijn dochters. De schenkingen werden nadien vastgesteld in de pacte adjoints. Meer precies weren de volgende schenkingen gedaan door middel van de volgende bankoverschrijvingen:
- Een bankoverschrijving dd. xx.xx.2012 op een rekening op naam van dochter C;
- Een bankoverschrijving dd. xx.xx.2012 op een rekening op naam van dochter D.
10. De 2 pactes adjoints “reconnaissance de don” werden bij de aanvraag gevoegd, geanonimiseerd wat de bedragen betreft.
11. Dochters C en D hebben de verkregen liquiditeiten aangewend om de premies van de volgende levensverzekeringscontracten te betalen :
a) Bij de verzekeringsmaatschappij […]
- dochter C : het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12;
- dochter D : het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12.
Deze levensverzekeringscontracten werden bij de aanvraag gevoegd, geanonimiseerd wat de bedragen betreft.
De structuur van de contracten ziet er als volgt uit:
- Verzekeringnemer : de dochter C / de dochter D
- Verzekerde : de dochter C / de dochter D
- Begunstigde : « [Mijnheer A] (…) en exécution du droit de retour conventionnel stipulé dans la reconnaissance de donation signée le (…), à défaut, [de echtgenote B] et, à défaut, les héritiers du souscripteur, par part égales »
Hierbij een vertaling van de clausule in het Nederlands :
« [Mijnheer A] (…) in uitvoering van het conventioneel recht van terugkeer bedongen in de erkenning van de schenking ondertekend op (…), of anders, [de echtgenote B] en, of anders, de erfgenamen van de inschrijver, bij gelijke delen ».
De dochters C en D hebben geen enkele bijkomende storting in het levensverzekeringscontract verricht dan de gelden van de schenking van Mijnheer A.
b) Bij de verzekeringsmaatschappij […]
- dochter C : het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12;
- dochter D : het levensverzekeringscontract n° […] met een ingangsdatum op xx.xx.12.
Deze levensverzekeringscontracten werden bij de aanvraag gevoegd, geanonimiseerd wat de bedragen betreft.
De structuur van de contracten ziet er als volgt uit:
- Verzekeringnemer(s) : de dochter C / de dochter D
- Verzekerde : de dochter C / de dochter D
- Begunstigde : « [Mijnheer A] (…) en exécution du droit de retour conventionnel stipulé dans la reconnaissance de donation signée le (…), à défaut, [de echtgenote B] et, à défaut, les héritiers du souscripteur, par part égales »
Hierbij een vertaling van de clausule in het Nederlands :
« [Mijnheer A] (…) in uitvoering van het conventioneel recht van terugkeer bedongen in de erkenning van de schenking ondertekend op (…), of anders, [de echtgenote B] en, of anders, de erfgenamen van de inschrijver, bij gelijke delen ».
De dochters C en D hebben geen enkele bijkomende storting in het levensverzekeringscontract verricht dan de gelden van de schenking van Mijnheer A.
12. Clausules in de pactes adjoints
Alle (6) pactes adjoints bevatten de volgende clausules, met dezelfde termen:
a) Retour conventionnel
« Le Donateur s’est réservé, à son profit, le droit de retour conventionnel comme prévu par l’article 951 du Code civil belge pour le cas du prédécès de la Donataire, avec ou sans descendance en vie ».
Hierbij een vertaling van de clausule in het Nederlands :
« De Schenker heeft zich, ten voordele van zichzelf, het conventioneel recht van terugkeer voorgehouden zoals voorzien in artikel 951 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde, met of zonder nakomelingen in leven ».
b) Subrogation réelle
« Les Parties reconnaissent qu’il a été convenu que si la donation, pour quelque raison que ce soit, serait résolue, la résolution portera sur les avoirs donnés ou, dans la mesure autorisée par la loi applicable, sur tous les biens, corporels ou incorporels, qui viendraient en lieu et place de ces avoirs de quelque manière (par subrogation, emploi, remploi, gestion ou de toute autre manière) et à quelque moment que ce soit (“subrogation réelle continue”) ; cependant, pour le cas et dans la mesure où, pour une raison quelconque, cette résolution n’aurait de fait pas d’effet, la Donataire (ou, le cas échéant, sa succession) sera redevable au Donateur d’une somme égale à la valeur, au moment où la résolution aurait dû avoir de l’effet, de l’objet de la donation ou, le cas échéant, de ce qui le remplacerait de quelque manière et à quelque moment que ce soit, et pour lequel cette résolution, le cas échéant, n'aurait aucun effet.
Le produit des investissements et/ou aliénations des avoirs donnés ainsi que le produit de tous investissements et/ou aliénations ultérieurs se substituent et prennent donc la place des avoirs donnés. Il en est de même si les avoirs donnés ou le produit de leurs aliénations ont été placés sur un autre compte ou dans un autre contrat »
Hierbij een vertaling van de clausule in het Nederlands :
« De Partijen erkennen dat er overeen werd gekomen dat als de schenking, om welke reden dan ook, zou worden ontbonden, de ontbinding betrekking heeft op de geschonken activa of, voor zover toegestaan door het toepasselijk recht, op alle activa, roerend of onroerend, die op enigerlei wijze en op elk moment in de plaats zouden komen van deze activa (door subrogatie, gebruik, wederbelegging, beheer of iedere andere wijze) (“reële voortdurende subrogatie”); echter, voor het geval en in de mate, om welke reden dan ook, deze ontbinding geen effect zou hebben, zal de begiftigde (of in voorkomend geval, zijn nalatenschap) de schenker een som schuldig zijn gelijk aan de waarde, op het moment waarop de ontbinding zou plaatsvinden, van het voorwerp van de schenking of, in voorkomend geval, van wat het op welke manier en op elk moment zou kunnen vervangen, en voor hetgeen deze ontbinding, in voorkomend geval, geen effect zal hebben. De opbrengsten van de beleggingen en / of de vervreemdingen van de gegeven activa evenals de opbrengsten van eventuele latere investeringen en / of vervreemdingen zullen in de plaats treden van de geschonken activa. Hetzelfde is van toepassing indien de geschonken activa of de opbrengst van hun vervreemding op een andere rekening of een ander contract werden geplaatst”.
III. Motivering van de aanvraag
13. Punt 1 – Ter informatie – civiele aspecten - het conventionele recht van terugkeer is een ontbindende voorwaarde met terugwerkende kracht
Het artikel 951 B.W. stipuleert : “De schenker kan ten aanzien van de geschonken goederen het recht van terugkeer bedingen, hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde alleen, hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde en zijn afstammelingen”.
Het recht van terugkeer is een ontbindende voorwaarde van de schenking.
Een ontbindende voorwaarde werkt met terugwerkende kracht. Artikel 1183 BW stipuleert : « Een ontbindende voorwaarde is die welke, bij haar vervulling, de verbintenis teniet doet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er geen verbintenis had bestaan. Zij schort de uitvoering van de verbintenis niet op; alleen verplicht zij de schuldeiser om, ingeval de door de voorwaarde bedoelde gebeurtenis plaatsheeft, terug te geven hetgeen hij ontvangen heeft” .
Het artikel 952 B.W. bevestigt vervolgens het terugwerkend karakter van het recht van terugkeer: “Het recht van terugkeer heeft ten gevolge dat alle vervreemdingen van de geschonken goederen worden vernietigd en dat deze goederen tot de schenker terugkeren zuiver en vrij van alle lasten en hypotheken (behoudens echter de hypotheek tot vrijwaring van het huwelijksgoed en de huwelijksvoorwaarden, indien de overige goederen van de begiftigde echtgenoot niet toereikend zijn, en alleen ingeval de schenking hem gedaan is bij hetzelfde huwelijkscontract waaruit die rechten en hypotheken voortvloeien)”.
14. Punt 2 - Fiscale behandeling in verband met het overlijden van een begiftigde (de echtgenote B of de dochter C of D)
2.1. Positie van VLABEL met betrekking tot de kwestie
De situatie in dit specifiek geval werd expliciet door VLABEL in punt 3 van het Standpunt 15142 dd. 21.12.2015 behandeld:
“Een schenker schenkt een geldsom aan een begiftigde. Er wordt een beding van terugkeer overeengekomen, evenals een beding van zaakvervanging. Dit betekent dat, indien de begiftigde vóór de schenker komt te overlijden, ofwel de geldsom terugkeert naar de schenker, ofwel hetgeen de begiftigde met het geld heeft aangekocht (…).
Stel dat de begiftigde met het geschonken geld een verzekeringsproduct aankoopt. De begiftigde is dus de oorspronkelijke verzekeringnemer”.
VLABEL gaat de fiscale behandeling na in het geval van het overlijden van de begiftigde voorafgaand aan het overlijden van de schenker. Hierbij worden verschillende situaties onderscheiden:
“a. het verzekerd hoofd was de oorspronkelijke verzekeringnemer (begiftigde van de schenking van de geldsom) - de begunstigde is de schenker van de geldsom
De verzekeraar keert de prestatie uit aan de begunstigde.
Vermits er een kapitaal wordt uitgekeerd op grond van een beding dat de overledene ten behoeve van de begunstigde had gemaakt, is er toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF”.
VLABEL komt vervolgens terug bij punt 2 van het Standpunt 15142 om na te gaan of de vermelde voorwaarden zijn vervuld.
Punt 2 van het Standpunt 15142 stipuleert:
Artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF is echter slechts van toepassing als de uitkering “kosteloos” wordt verkregen door de begunstigde. In de hierboven geschetste situatie is er evenwel geen sprake van een kosteloze verkrijging. De begunstigde verkrijgt de uitkering immers bij wijze van betaling van een schuldvordering die hij heeft ten aanzien van de nalatenschap van de overleden begiftigde.
Vandaar dat er in dit geval geen toepassing wordt gemaakt van artikel 2.7.1.0.6 VCF. De door de schenker ontvangen uitkering zal niet met erfbelasting worden belast indien de volgende elementen kunnen worden aangetoond:
- de datum en het voorwerp van de schenking;
- het feit dat er een beding van terugkeer was overeengekomen;
- het feit dat de verzekeringspolis werd onderschreven met als doel de bedongen terugkeer te verzekeren.
In de aangifte van nalatenschap van de begiftigde moeten de hiertoe nodige verklaringen worden opgenomen, met toevoeging van afdoende bewijsstukken.
Voor het bewijzen van element 3) worden de volgende bewijsstukken aanvaard:
- het voorleggen van de polis of een bijlage bij de polis, waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat de polis werd afgesloten met als doel de bedongen terugkeer van de schenking te waarborgen;
OF
- het voorleggen van de schenkingsakte waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat het afsluiten van de polis als last was opgelegd door de schenker aan de begiftigde.
Met dit standpunt volgt Vlabel het federale standpunt zoals opgenomen in RJ S 8/30-01 van 22 februari 2007 maar worden de bewijsmogelijkheden versoepeld”.
2.2. Onderliggende juridische redenering
De principes uiteengezet door VLABEL zijn logisch en vloeien voort uit het civiel recht en de terugwerkende kracht van het vervullen van de schenking.
Behoudens uitzondering van het fiscaal recht, worden de successierechten vastgesteld op basis van het vermogen van de overledene op basis van het civiel recht (cf. bijvoorbeeld J. Decuyper, J. Ruysseveldt : “Om uit te maken of bepaalde goederen al of niet tot het patrimonium van de overledene behoren, moet men zich voegen naar de regels van het burgerlijk recht” (Successierechten 2006-2007, p. 256).
Artikel 2.7.3.1.1. lid 1 VCF stipuleert in dat opzicht: « Het successierecht wordt gevestigd op de waarde van alles wat uit de nalatenschap van een rijksinwoner wordt verkregen overeenkomstig afdeling 1 van dit hoofdstuk”.
Men dient tevens rekening te houden met de fiscale ficties, die afwijken van het civiel recht (art. 2.7.1.0.3 tot art. 2.7.1.0.10 VCF).
In het specifieke geval van een levensverzekering, artikel 2.7.1.0.6. VCF is een fiscale fictie die kan worden toegepast op de afwikkeling van een levensverzekeringscontract.
- §1 lid. 1 stipuleert dat : « De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon”
- §2 lid. 2 stipuleert dat : “De persoon, vermeld in dit artikel, wordt vermoed kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs (…)”
Aangezien, bij toepassing van de civiele wet:
- door het effect van de subrogatieclausule het recht op terugkeer betrekking zal hebben op de uitkering bij overlijden die door de verzekeringsmaatschappij wordt betaald,
- als gevolg van het terugwerkende karakter van het recht op terugkeer, de situatie in de oorspronkelijke staat zal hersteld worden alsof de schenking nooit heeft plaatsgevonden en de schenker een vordering zal hebben ten opzichte van de nalatenschap van de vooroverleden begiftigde voor een bedrag gelijk aan de uitkering bij overlijden,
moet men opmerken dat het bewijs dat de verwerving plaatsvindt ten bezwarende titel met zich meebrengt dat artikel 2.7.1.0.6. VCF niet meer van toepassing kan zijn.
Deze principes werden bevestigd door mevrouw Annick Ghysens, adviseur bij de Vlaamse Belastingdienst, in een interview met de krant DE TIJD op 27 februari 2016 (1):
“ (…) Aan een schenking kan een beding van terugkeer gekoppeld worden, ook wel 'conventionele terugkeer' of 'bedongen terugkeer' genoemd.
Dat beding is een ontbindende voorwaarde. Overlijdt de begiftigde voor de schenker, dan wordt de schenking geacht nooit te hebben plaatsgevonden (…)
(…) de begiftigde stort de geschonken geldsom in een levensverzekering. De begiftigde is zowel de verzekeringsnemer als de verzekerde. De begunstigde is de schenker. Overlijdt de begiftigde voor de schenker, dan wordt het overlijdenskapitaal uitgekeerd aan de schenker. Het beding van terugkeer wordt dus als het ware gekanaliseerd en gegarandeerd via de levensverzekering. (…)
Zelfs als de schenker een overlijdenskapitaal ontvangt dat groter is dan het bedrag dat hij indertijd schonk, moet hij op die 'meerwaarde geen erfbelasting betalen, 'op voorwaarde dat de premie die in de levensverzekering gestort werd niet hoger is dan het bedrag van de schenking', merkt Ghysens op”.
2.3. Toepassing op dit specifiek geval
In casu, dient men vast te stellen dat de voorwaarden vermeld in standpunt 15142 vervuld zijn :
- Mijnheer A heeft een geldsom geschonken aan de begiftigden (aan de echtgenote B en aan de dochters C en D);
- Die begiftigden hebben allen die geldsom aangewend om zich in te schrijven op een levensverzekeringscontract op hun eigen naam;
- De begiftigden hebben geen andere bijkomende stortingen aan het contract verricht dan de geldsommen verkregen uit de schenking;
- De uitkering bij overlijden op het moment van de afwikkeling van het contract zal overeen komen met de reserves van het contract (theoretische afkoopwaarde). Het levensverzekeringscontract bevat geen aanvullende overlijdens-risicodekking;
- De datum en het voorwerp van schenking zijn opgenomen in een pacte adjoint (voorwaarde Standpunt 15142);
- Een conventioneel recht van terugkeer werd voorzien in de schenkingen (voorwaarde Standpunt 15142);
- De levensverzekeringscontracten werden onderschreven met het oog op het garanderen van het conventioneel recht van terugkeer aangezien Mijnheer A werd aangesteld als begunstigde in eerste orde ter uitvoering van het recht van terugkeer (voorwaarde Standpunt 15142).
Bijgevolg,
- Indien een begiftigde komt te overlijden voor mijnheer A zal de schenking ten voordele van die begiftigde opgeheven worden door het terugwerkend effect;
- De subrogatieclausule voorziet dat het recht van terugkeer betrekking heeft op de uitkering bij overlijden, betaald door de verzekeringsmaatschappij;
- Als gevolg van het terugwerkende karakter van het recht van terugkeer, zal de situatie in de oorspronkelijke staat worden hersteld alsof de schenking nooit heeft plaatsgevonden;
- Mijnheer A zal een vordering op de nalatenschap van de begiftigde hebben voor een bedrag gelijk aan de uitkering bij overlijden van de verzekeringsmaatschappij;
- Voor zover (i) voldaan is aan de voorwaarden van Standpunt 15142 en (ii) dit bevestigd wordt in de aangifte van nalatenschap van de vooroverleden begiftigde en (iii) het volgende bewijsmateriaal wordt verstrekt:
- Kopie van het pacte adjoint met vermelding van (i) de datum van de schenking, (ii) het voorwerp van de schenking en (iii) de clausule van conventionele terugkeer.
- Kopie van de clausule van begunstiging van het levensverzekeringscontract dat aantoont dat mijnheer A wel degelijk werd benoemd als begunstigde van het contract ter uitvoering van het conventioneel recht van terugkeer.
mijnheer A “verkrijgt de uitkering immers bij wijze van betaling van een schuldvordering die hij heeft ten aanzien van de nalatenschap van de overleden begiftigde” en er is “geen sprake van een kosteloze verkrijging in de zin van artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF” (in de zin van Standpunt 15142, punt 2).
- Artikel 2.7.1.0.6.§1, eerste lid, VCF is bijgevolg niet van toepassing en de uitkering bij overlijden betaald door de levensverzekeringsmaatschappij aan mijnheer A zal in geen geval belastbaar zijn op basis van dit artikel.
15. Zo nodig, dient te worden opgemerkt dat geen enkele andere bepaling van de Vlaamse Codex Fiscaliteit toestaat dat een uitkering bij overlijden aan erfbelasting wordt onderworpen.
IV. Beslissing
16. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
17. De vraag is wat de gevolgen zijn van een vooroverlijden van de begiftigden in verband met de reeds gestelde rechtshandelingen (bankgiften en levensverzekeringen).
18. Volgende artikelen uit de VCF worden door aanvrager aangehaald:
1) Art. 2.7.1.0.2, lid 1 VCF:
“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.”
2) Art. 2.7.3.1.1 lid 1 VCF:
“Het successierecht wordt gevestigd op de waarde van alles wat uit de nalatenschap van een rijksinwoner wordt verkregen overeenkomstig afdeling 1 van dit hoofdstuk.”
3) Art. 2.7.1.0.6 VCF:
Ҥ 1. De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon zijn toegekomen, binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.
Als de erflater een contract had afgesloten op grond waarvan er pas een uitkering kan gebeuren na het overlijden van de erflater, worden de sommen, renten of waarden geacht kosteloos te worden verkregen, en geacht als legaat te zijn verkregen, naar gelang van het geval:
1° door de persoon die het levensverzekeringscontract afkoopt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip van de afkoop;
2° door de persoon die de sommen, renten of waarden effectief verkrijgt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip dat er een uitkering gebeurt.
Wanneer een overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gelden de bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid ook voor de sommen, renten of waarden die kosteloos aan de langstlevende echtgenoot toekomen ingevolge een levensverzekeringscontract of een contract met vestiging van rente dat door die langstlevende echtgenoot is gesloten.
§ 2. Dit artikel is van toepassing op de sommen of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van degene die een levensverzekering aan order of aan toonder is aangegaan
De persoon, vermeld in dit artikel, wordt vermoed kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs. Dit tegenbewijs kan niet worden geleverd door aan te tonen dat het contract werd geschonken aan deze persoon.
Dit artikel is niet van toepassing op :
1° de sommen, renten of waarden die verkregen zijn ingevolge een beding dat aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen;
2° de renten en kapitalen die gevestigd zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting;
3° de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de erflater gevestigd zijn in het voordeel van de langstlevende echtgenoot van de erflater of zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering van hetzij een groepsverzekeringscontract, onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming dat beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld door de reglementering betreffende de controle van dergelijke contracten, hetzij het bindend reglement van een voorzorgsfonds, opgericht in het voordeel van het personeel van de onderneming;
4° de sommen, renten of waarden die bij het overlijden van de erflater worden verkregen ingevolge een contract dat een door een derde in het voordeel van de verkrijger gemaakt beding bevat, als er bewezen wordt dat die derde kosteloos in het voordeel van de verkrijger heeft bedongen.”
19. Aanvrager stelt dat de voorwaarden weergegeven in standpunt 15142 (punt 2: Levensverzekeringspolis afgesloten om de bedongen terugkeer van een schenking te waarborgen) werden nageleefd, zodat er geen toepassing kan worden gemaakt van art. 2.7.1.0.6 VCF.
20. Voor de duidelijkheid wordt dit punt 2 van het standpunt hierna integraal weergegeven:
“Een schenker schenkt (bijvoorbeeld) een geldsom aan een begiftigde. Er wordt een zogenaamd beding van terugkeer overeengekomen. Dit betekent dat de geldsom zal terugkeren naar de schenker indien de begiftigde vóór de schenker zou overlijden.
De schenking van de geldsom wordt belast met schenkbelasting.
De schenker legt aan de begiftigde de last op een verzekering af te sluiten, met de schenker als begunstigde, om de terugkeer van de geschonken gelden te verzekeren, indien deze gelden, bij vooroverlijden van de begiftigde, niet meer in zijn vermogen aanwezig zouden zijn.
De begiftigde sluit deze verzekering af en betaalt hiervoor premies aan de verzekeringsmaatschappij.
Als de begiftigde komt te overlijden vóór de schenker, heeft de bedongen terugkeer plaats. In eerste instantie heeft de terugkeer betrekking op de geschonken gelden, in de mate dat deze nog aanwezig zijn in de nalatenschap van de begiftigde. Is dit niet het geval, dan keert de verzekeringsmaatschappij de in de polis vastgelegde prestatie uit aan de schenker.
Op het eerste gezicht valt de uitkering van deze prestatie binnen het toepassingsgebied van artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF: de begunstigde (de schenker) ontvangt een som bij het overlijden van de verzekeringnemer (de begiftigde) op grond van een door laatstgenoemde gemaakt beding. Bijgevolg zou er door de werking van dit artikel erfbelasting verschuldigd zijn.
Artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF is echter slechts van toepassing als de uitkering “kosteloos” wordt verkregen door de begunstigde. In de hierboven geschetste situatie is er evenwel geen sprake van een kosteloze verkrijging. De begunstigde verkrijgt de uitkering immers bij wijze van betaling van een schuldvordering die hij heeft ten aanzien van de nalatenschap van de overleden begiftigde.
Vandaar dat er in dit geval geen toepassing wordt gemaakt van artikel 2.7.1.0.6 VCF. De door de schenker ontvangen uitkering zal niet met erfbelasting worden belast indien de volgende elementen kunnen worden aangetoond:
de datum en het voorwerp van de schenking;
het feit dat er een beding van terugkeer was overeengekomen;
het feit dat de verzekeringspolis werd onderschreven met als doel de bedongen terugkeer te verzekeren.
In de aangifte van nalatenschap van de begiftigde moeten de hiertoe nodige verklaringen worden opgenomen, met toevoeging van afdoende bewijsstukken.
Voor het bewijzen van element 3) worden de volgende bewijsstukken aanvaard:
het voorleggen van de polis of een bijlage bij de polis, waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat de polis werd afgesloten met als doel de bedongen terugkeer van de schenking te waarborgen;
OFhet voorleggen van de schenkingsakte waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat het afsluiten van de polis als last was opgelegd door de schenker aan de begiftigde.
Met dit standpunt volgt Vlabel het federale standpunt zoals opgenomen in RJ S 8/30-01 van 22 februari 2007 maar worden de bewijsmogelijkheden versoepeld”.
21. Er blijkt duidelijk uit dit standpunt dat volgende elementen moeten worden aangetoond:
- de datum en het voorwerp van de schenking.
- het feit dat er een beding van terugkeer was overeengekomen.
- het feit dat de verzekeringspolis werd onderschreven met als doel de bedongen terugkeer te verzekeren.
22. Het gaat hier bijgevolg om een loutere bewijsproblematiek, waarover geen uitspraak kan worden gedaan in een voorafgaande beslissing (art. 3.22.0.0.1 §3, 2°, punt c) VCF).
23. Deze beslissing heeft alleen betrekking op erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.
Voetnoten
(1) https://www.tijd.be/nieuws/archief/geen-erfbelasting-op-schenking-die-terugkeert-via-levensverzekering/9737930.html