VB 19002 - Schenking onroerende goederen voorafgegaan door een wijziging van huwelijksvermogensstelsel
- Nummer
- 19002
- Datum beslissing
- 18 maart 2019
- Publicatiedatum
- 25 maart 2019
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.3.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de wijziging van huwelijksvermogensstelsel door de heer X en mevrouw Y door de aanneming van een het stelsel van algehele gemeenschap gevolgd door een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik door vader en moeder aan hun zoon niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
II. Omschrijving van de verrichtingen
II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], te […], namens:
2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1939, […], en zijn echtgenote;
2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1950, […], samenwonende te […].
De heer X is gehuwd met mevrouw Y op xx.xx.1973 te […] onder het stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1973, ongewijzigd tot op heden.
3. De betrokken partij is de heer kind 1, geboren te […] op xx.xx.1977, […], wonende te […].
4. De betrokken onroerende goederen zijn:
4.1. de gezinswoning gelegen te […] en
4.2. de vakantiewoning gelegen te […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. Ondanks het aangenomen stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten zijn de echtgenoten X-Y inmiddels 45 jaar gehuwd en leven zij alsof alles wat zij bezitten hen beiden toebehoort, waardoor de logische stap voor hen is om het stelsel van de algehele gemeenschap van goederen aan te nemen en hierbij al hun bezittingen overeenkomstig met de realiteit juridisch gemeenschappelijk te maken.
Zij zullen in een akte wijziging huwelijksstelsel aldus al hun eigen goederen (toekomstige en tegenwoordige, roerende en onroerende) inbrengen in het gemeenschappelijk vermogen. De echtgenoten zullen in deze akte uitdrukkelijk verklaren dat zij als huwelijksvermogensstelsel het stelsel van algehele gemeenschap willen en zullen ook alle gevolgen van dit stelsel aanvaarden.
6. De echtgenoten beschouwen aldus alles wat zij bezitten als gemeenschappelijk, ook de goederen die geërfd zijn door één van de echtgenoten. De geërfde roerende goederen zijn inmiddels vermengd en op rekeningen op hun beider naam geplaatst. Ook voor toekomstige erfenissen willen zij dat deze tot het gemeenschappelijk vermogen behoren, zodat dit strookt met de realiteit hoe zij hun huwelijksvermogen financieel wensen te organiseren.
Zij wensen bovendien ook te vermijden dat er bij ontbinding van het stelsel discussie bestaat over het al dan niet gemeenschappelijk karakter van de goederen, gezien zij deze goederen feitelijk altijd als gemeenschappelijk hebben beschouwd. Tevens wensen zij uit te sluiten dat er discussie ontstaat omtrent eventuele vergoedingsrekeningen. Zij wensen geen rekening te houden met eventuele vergoedingen.
7. Voorschreven onroerende goederen behoorden oorspronkelijk toe aan de heer “vader van X” en zijn echtgenote mevrouw “moeder van X”. Mevrouw “moeder van X” is overleden te […] op xx.xx.1994 en haar nalatenschap is toegevallen aan 1) haar overlevende echtgenoot, de heer “vader van X” voor 1/3 volle eigendom en 2/3 in vruchtgebruik, en dit ingevolge akte schenking tussen echtgenoten, blijkens akte verleden voor notaris […], destijds te […] op xx.xx.1974 en 2) haar twee kinderen, de heer X en mevrouw “zus van X” voor 2/3 in blote eigendom. De heer “vader van X” is overleden te Gent op xx.xx.2001 en zijn nalatenschap is toegevallen aan zijn twee kinderen, te weten X en “zus van X”, ieder voor een gelijk deel.
Voor notaris […] werd op xx.xx.2007 een akte afstand ondertekend waardoor de heer X volle eigenaar werd van deze goederen. De oplegsom en de kosten werden betaald door gemeenschappelijke gelden van de echtgenoten X-Y.
8. Na de wijziging van het huwelijkscontract zouden beide echtgenoten met voorbehoud van vruchtgebruik de blote eigendom schenken aan hun gemeenschappelijk kind, de heer kind 1 met een beding van aanwas voor het vruchtgebruik in voordeel van de langstlevende van hen. Aan deze schenking zullen zij de gebruikelijke lasten en voorwaarden koppelen (vervreemdingsverbod, verbod tot hypothekeren, verbod tot inbreng in huwgemeenschap, recht van terugkeer bij vooroverlijden).
9. Aangezien de echtgenoten de oplegsom en de kosten tot overname van de onroerende goederen met gemeenschappelijke gelden hebben betaald, wensen zij dat deze onroerende goederen, overeenkomstig hun huwelijksvermogensrechtelijk idee, gemeenschappelijk worden gemaakt.
III. Motivering van de aanvraag
10. Mevrouw Y acht het onbillijk dat de onroerende goederen enkel aan de heer X toebehoren, hoewel de oplegsom en alle kosten voor de onroerende goederen met gemeenschappelijke gelden zijn betaald. Het feit dat de onroerende goederen, waaronder de gezinswoning, op heden niet toebehoren aan de beide echtgenoten, leidt tot onbehagen en frustratie van mevrouw Y .
11. Echtgenoten X-Y menen dat beide echtgenoten evenveel eigenaar behoren te zijn van de voormelde onroerende goederen.
Daarenboven zijn beide echtgenoten van mening dat indien één van de ontbindende voorwaarden gekoppeld aan de schenking uitwerking krijgt, dat beide echtgenoten opnieuw de volle eigendom verkrijgen van de geschonken goederen.
12. Zoals reeds aangehaald zullen alle roerende en onroerende goederen gemeenschappelijk gemaakt worden door de wijziging van het stelsel, waaruit nogmaals duidelijk blijkt dat de wijziging van het stelsel andere dan fiscale motieven betreft. De aanneming van het stelsel van algehele gemeenschap strookt immers met de realiteit waarin beide echtgenoten reeds geruime tijd leven.
13. Daarnaast verwijs ik naar de voorafgaande beslissing nummer 18041 de dato 18 september 2018 waar beslist werd dat een wijziging naar een stelsel van algehele gemeenschap, gevolgd door een schenking, verantwoord is indien deze plaatsvindt op basis van motieven die anders zijn dan fiscale motieven.
14. Op basis van het bovenstaande en op basis van de realiteit waarin beide echtgenoten leven is de wijziging van stelsel naar de algehele gemeenschap mijns inziens de enige oplossing. ln casu is er dan ook geen enkel rechtstreeks verband tussen de wijziging van het stelsel en de daaropvolgende schenking van de onroerende goederen. De wijziging van het stelsel is dan ook geenszins geïnspireerd op fiscale motieven, waardoor de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet van toepassing is.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
15. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:
“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).
Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.
De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.
lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.".
16. Aangezien de voorgenomen schenking van de onroerende goederen door de schenkers aan de begiftigde binnen korte tijdspanne volgt op het aannemen van het huwelijksvermogensstelsel van algehele gemeenschap, worden de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF gefrustreerd en is er sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Partijen tonen niet op afdoende wijze aan dat de verrichtingen ingegeven zijn door andere dan fiscale motieven. Het aannemen van het stelsel van algemene gemeenschap, dat volgens de aanvragers de juridische situatie gelijk moest trekken met de feitelijke situatie, gaat de voorgenomen verrichting korte tijd vooraf terwijl er reeds veel eerder een regeling kon worden voorzien.
Het gegeven dat de oplegsom en alle kosten voor de onroerende goederen met gemeenschappelijke gelden zijn betaald zijn geen valabele argumenten om het vermoeden van fiscaal misbruik te ontkrachten. Uit de voorgaande argumentatie m.b.t. de opeenvolging van de verrichtingen binnen korte tijdspanne toont het besluitvormingsorgaan aan dat er sprake is van eenheid van opzet.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.