Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18039 - Verkrijging van een onroerend goed door vennoot van een bvba Vlaamse Belastingdienst

VB 18039 - Verkrijging van een onroerend goed door vennoot van een bvba

Voorafgaande beslissing
Nummer
18039
Datum beslissing
5 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.4. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

a) de voorgenomen verrichting, met name de uitbreng van een onroerend goed uit de BVBA “A” tegen betaling van een vergoeding in geld, zal worden belast volgens haar gemeenrechtelijke aard overeenkomstig artikel 2.9.1.0.4, tweede lid, 2°, VCF;

b) de voorgenomen rechtshandeling zal onderworpen worden aan het verdeelrecht overeenkomstig artikel 2.10.1.0.1, 2°, VCF;

c) het verdeelrecht zal worden vastgesteld op de overeengekomen waarde van het onroerend goed, met als minimum de verkoopwaarde ervan, overeenkomstig artikel 2.10.3.0.1, §2, VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door

a) BVBA “A” met maatschappelijke zetel […].

b) de heer “X”, geboren op xx.xx. 1969 […].

3. Het betrokken onroerend goed is een studentenwoning gelegen te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De BVBA “B” werd opgericht per akte verleden voor notaris […] op xx.xx.2001 met als enig vennoot en zaakvoerder de heer X.

5. De Société Anonyme naar het recht van het Groothertogdom Luxemburg “SA C” werd opgericht per akte verleden voor notaris […] op xx.xx.2007.

Op xx.xx. 2007 wordt middels akte verleden voor notaris […] de benaming van de vennootschap gewijzigd naar “SA D”.

6. Op xx.xx. 2007 draagt de heer X middels onderlinge overeenkomst alle deelbewijzen aangehouden in de BVBA “B” over aan de Luxemburgse vennootschap ”SA D”.

Op de algemene vergadering van xx.xx.2013 van de vennootschap “SA D” wordt expliciet erkend dat de heer X enig aandeelhouder is en wordt hij eveneens benoemd tot “administrateur unique” van de vennootschap.

7. Op xx.xx. 2014 gaat de BVBA “B” en echtgenoten “de heer X” en “mevrouw Y” (gehuwd onder wettelijk stelsel) over tot aankoop van een studentenwoning gelegen te […] (hierna “het goed”). De BVBA verwerft 99% in volle eigendom ; de echtgenoten verwerven 1% in volle eigendom. Akte hiervoor wordt verleden voor notaris […].

8. Op xx.xx. 2016 wordt middels akte verleden te Luxemburg voor notaris […] de maatschappelijke zetel van de vennootschap “SA D” overgebracht van het Groothertogdom Luxemburg naar België. De overbrenging wordt te België bevestigd via notariële akte verleden voor notaris […] op xx.xx.2017 waarbij erkend wordt dat de vennootschap de vorm aanneemt van een Naamloze Vennootschap. De heer X wordt aangeduid als afgevaardigd bestuurder.

9. Op xx.xx.2017 wordt de Belgische NV “D” omgevormd naar een BVBA, wijzigt zij haar benaming in “BVBA A” en wordt eveneens overgegaan tot fusie door overneming van de BVBA “B” (akte verleden voor notaris […]). De heer X wordt aangeduid als enig zaakvoerder.

10. Op xx.xx. 2017 wordt de slotakte Echtscheiding Onderlinge Toestemming verleden waarbij de 1% toebehorend aan de echtgenoten X-Y wordt toegewezen aan de heer X. Op deze toewijzing wordt het verdeelrecht van 1% betaald conform artikel 2.10.4.0.1, 2de lid, VCF.

11. De BVBA “A” wenst haar eigendomsrechten (99%) in het goed ten bezwarende titel over te dragen aan de heer X. Betaling zal gebeuren deels via rekening-courant tussen de heer X en de BVBA “A” en deels in contanten.

III. Motivering van de aanvraag

12. M.b.t. de toepassing van artikel 2.9.1.0.4, tweede lid, 2°, VCF.

BVBA “A” wenst bevestiging te krijgen dat het onroerend goed door haar “met betaling van het verkooprecht verkregen” is en dat “de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg” in de zin van artikel 2.9.1.0.4, tweede lid, 2° VCF.

Het tweede lid, 2°, van artikel 2.9.1.0.4 VCF bevat immers een uitzondering voor de vennoot die vennoot was van de bvba op het ogenblik dat de bvba het onroerend goed verkreeg. In dat geval wordt de verkrijging belast volgens haar gemeenrechtelijke aard.

Hier is BVBA “B” door fusie opgegaan in de BVBA “A” doch dit belet de toepassing van art. 2.9.1.0.4, tweede lid, 2°, VCF niet.

13. M.b.t. de toepassing van artikel 2.10.1.0.1, 2°, VCF.

Er bestaat een onverdeeldheid tussen de BVBA “A” en de heer X. De BVBA “A” wenst haar 99% onverdeelde eigendomsrechten in het goed over te dragen aan haar mede-eigenaar, de heer X, die al 1% van het goed in volle eigendom bezit.

De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de akte waarbij de BVBA “A” haar eigendomsrechten in het goed aan de heer X zal overdragen, zal onderworpen worden aan het verdeelrecht overeenkomstig artikel 2.10.1.0.1,2° VCF.

14. M.b.t. de toepassing van artikel 2.10.3.0.1, §2, VCF

De overdracht van de onverdeelde eigendomsrechten van de BVBA “A” in het onroerend goed aan de heer X zal de onverdeeldheid onder alle mede-eigenaars doen ophouden.

De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat het verdeelrecht zal berekend worden op de overeengekomen waarde van het onroerend goed, met als minimum de verkoopwaarde ervan, overeenkomstig artikel 2.10.3.0.1, §2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
15. Art. 2.9.1.0.4 VCF luidt:

“Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, maar anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een gewone commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of van een landbouwvennootschap.

De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om :

1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;

2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten ten gevolge van een reële kapitaalvermindering van de vennootschap, of ten gevolge van een vereffening van de vennootschap die beantwoordt aan de hiertoe door het Wetboek van Vennootschappen gestelde vereisten, is, naargelang van het geval, de bij toepassing van het eerste of het tweede lid gevestigde registratiebelasting van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”.

16. Het eerste lid van artikel 2.9.1.0.4 VCF bevat het principe van de bepaling namelijk: bij de verkrijging van een onroerend goed uit de vennootschap door een of meer vennoten is het verkooprecht verschuldigd.

17. Het tweede lid, 2°, van zelfde artikel bevat een uitzondering voor de situatie dat de verkrijgende vennoot reeds vennoot was ten tijde dat de vennootschap het onroerend goed met betaling van het verkooprecht verkreeg. Als de vennoot kwalificeert voor genoemde situatie, wordt de verkrijging belast volgens haar gemeenrechtelijke aard. Dit betekent dat ofwel het verkooprecht verschuldigd is, als het gaat om een overdracht onder bezwarende titel, ofwel het verdeelrecht, als het gaat om een verdeling of een afstand van onverdeelde delen.

18. In het voorliggende geval is evenwel niet voldaan aan de uitzondering van het tweede lid, 2°, van artikel 2.9.1.0.4 VCF daar op het ogenblik van de aankoop van het onroerend goed, vermeld onder punt 3, niet de heer X maar de Luxemburgse vennootschap “SA D” vennoot was van de BVBA “B”. De aandelen van laatstgenoemde BVBA werden immers op xx.xx. 2007 overgedragen aan vermelde Luxemburgse vennootschap.

19. De verkrijging door de enige vennoot van bvba “A”, de heer X, zal bijgevolg belast worden met het verkooprecht zoals voorzien in het eerste lid van artikel 2.9.1.0.4 VCF.

20. De heffingsgrondslag zal worden bepaald overeenkomstig art. 2.9.3.0.1 VCF, d.i. de overeengekomen waarde van de overgedragen delen van het onroerend goed, met als minimale heffingsgrondslag de verkoopwaarde van deze overgedragen delen.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.