VB 18035 - Behoud vrijstelling schenkbelasting familiale ondernemingen
- Nummer
- 18035
- Datum beslissing
- 25 juli 2018
- Publicatiedatum
- 27 augustus 2018
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.6.0.6. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat - rekening houdende met de voorwaarden tot behoud van de schenking voorzien in artikel 2.8.6.0.6, §1, VCF - de schenking van (de blote eigendom van) het handelspand aan de zoon (actief beroepsmatig geïnvesteerd in de familiale onderneming) gevolgd door de verkoop van het handelsfonds van de familiale onderneming aan de vennootschap van de zoon geen verlies van de vrijstelling van schenkbelasting met zich meebrengt.
II. Omschrijving van de verrichtingen
II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], namens:
De “heer X”, […], en zijn echtgenote “mevrouw Y”, […].
De heer X heeft de pensioenleeftijd bereikt, maar is nog steeds deels werkzaam als garagehouder-hersteller onder het ondernemingsnummer […].
3. De betrokken partij is:
De “heer Z”, zoon van de aanvrager, […], gehuwd met […].
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
4. De heer Z wenst de familiale onderneming van zijn vader over te nemen samen met het handelspand, gelegen te […], waarin de onderneming op vandaag wordt uitgebaat.
5. Hiertoe wensen de Heer en Mevrouw X-Y vooreerst het bedrijfspand gelegen te […] (waarin de activiteit op vandaag wordt uitgebaat), in blote eigendom te schenken aan hun zoon Z als “activa beroepsmatig geïnvesteerd In de familiale onderneming” in toepassing van artikel 2.8.6.0.3 VCF en ten gevolge hiervan met vrijstelling van schenkbelasting.
Het vruchtgebruik wensen ze zichzelf voor te behouden.
6. Na de schenking van de blote eigendom van het bedrijfspand aan hun zoon zal het handelsfonds van de familiale onderneming gekend als "[…]” met ondernemingsnummer […] worden verkocht aan de vennootschap van zoon Z, de bvba “A”.
III. Motivering van de aanvraag
7. Relevante wetsbepaling:
Artikel 2.8.6.0.6, §1, VCF luidt:
“De vrijstelling, vermeld in artikel 2.8.6.0.3, § 1, eerste lid, 1°, wordt behouden als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld :
1° als een activiteit van de familiale onderneming zonder onderbreking wordt voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking;
2° als de onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling zijn overgedragen, niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking.”.
8. De continuïteit van de onderneming op naam van de Heer X ([…]) wordt door de verderzetting door zoon Z - via diens vennootschap - gegarandeerd.
De activiteit van de familiale onderneming zal meer In het bijzonder worden verdergezet door de bvba van de zoon, de bvba “A”.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
9. De onderneming waarvan (een deel van) de activa werden overgedragen dient gedurende een termijn van drie jaar na de authentieke akte van schenking een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of een vrij beroep uit te oefenen. De aanvankelijke activiteit dient niet behouden te blijven. Wel wordt vereist dat er een ononderbroken activiteit is.
10. De regelgeving bepaalt niet door wie de activiteit ononderbroken dient verder gezet te worden. Dit hoeft derhalve niet noodzakelijk te gebeuren door de begunstigden van de activa.
11. In casu worden, na de vervreemding van het handelsfonds aan de bvba “A”, minstens een deel van de onder de vrijstelling overgedragen activa van die onderneming aangewend bij de economische activiteit die door bvba “A” wordt uitgeoefend.
12. Het feit dat de onderneming wordt verdergezet door de vennootschap van de zoon, m.n. bvba “A”, heeft dus niet tot gevolg dat de vrijstelling komt te vervallen.
13. Het feit dat begiftigde een deel van de activa van de (familiale onderneming) niet persoonlijk exploiteert, heeft uiteraard wel gevolgen voor een eventuele verdere schenking/vererving van de betreffende activa, daar er op dat ogenblik geen sprake meer kan zijn van een familiale onderneming.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.