Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18034 - Toevoeging TIGV - Beding van aanwas Vlaamse Belastingdienst

VB 18034 - Toevoeging TIGV - Beding van aanwas

Voorafgaande beslissing
Nummer
18034
Datum beslissing
18 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.4. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.9.1.0.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te krijgen dat:

1.1. ingevolge wijziging huwelijksstelsel door de toevoeging van een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) aan het stelsel der scheiding van goederen, met inbreng door de echtgenoten van:

1.1.1. 100 aandelen in de naamloze vennootschap ‘X’ onder ontbindende voorwaarde van beëindiging van het stelsel door vooroverlijden van de niet–inbrengende echtgenoot, en met een specifieke bepaling betreffende de verdeling van het TIGV bij echtscheiding:

a. dat bij overlijden van de niet–inbrengende echtgenoot, de aandelen die toekomen in hoofde van de inbrengende echtgenote ingevolge de ontbindende voorwaarde, niet zullen worden belast in de erfbelasting;
b. dat bij overlijden van de inbrengende echtgenote, 50% van de ingebrachte aandelen zullen belast worden in hoofde van de langstlevende echtgenoot (art 2.7.1.0.4 VCF), en;
c. dat bij echtscheiding, de aandelen zullen verdeeld worden overeenkomstig de verdeelsleutel naar gelang van de duur van het huwelijk, zonder dat hiervoor verdeelrecht verschuldigd is aangezien het roerende goederen betreft en zonder dat hiervoor schenkbelasting verschuldigd zal zijn aangezien het een huwelijksvoordeel betreft;

1.1.2. de gezinswoning te […], die ingeval van ontbinding van het stelsel door echtscheiding zal worden teruggenomen door de inbrengende echtgenote zonder aanrekening op haar deel doch mits vergoeding van 10 % van de waarde van de woning aan mijnheer; en de bevestiging dat dit gebeurt zonder toepassing van het verdeelrecht (standpunt nr. 15059 dd. 20.04.2015)

1.2. het beding van aanwas dat gesloten wordt over een deel van de aandelen (86 van de 186) van de naamloze vennootschap ‘X’ waarvan iedere partij er, na voorafgaande schenking door mevrouw aan mijnheer, 43 in zijn/haar eigen vermogen bezit, door Vlabel fiscaal als een beding van aanwas zal worden beschouwd en bijgevolg onbelast zal blijven bij de uitwerking ervan (artikel 2.8.1.0.1. VCF, jo. Artikel 2.8.4.1.1. VCF en artikel 2.9.1.0.1. VCF), zelfs al wordt het beding van aanwas niet gesloten over alle aandelen van de vennootschap en zelfs al behoren de aandelen strikt genomen tot ieders eigen vermogen en betreft het juridisch geen onverdeeldheid.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door Notaris […], namens:

2.1. Mevrouw A […], echtgenote van de heer B.
en
2.2. De heer B, […], echtgenoot van mevrouw A.

Gehuwd te […] op xx.xx.2016 onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen met huwelijkscontract verleden op xx.xx.2016 voor notaris […].

3. De betrokken goederen zijn:

3.1. 186 aandelen in de naamloze vennootschap X met maatschappelijke zetel te […].
3.2. de gezinswoning op en met grond te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

4. De echtgenoten voegen een TIGV toe aan het huwelijkscontract van scheiding van goederen, zoals verleden voor notaris […], op xx.xx.2016.

4.1. In dit TIGV wordt door mevrouw A volgende goederen ingebracht:

  • 100 aandelen in de naamloze vennootschap “X”, onder ontbindende voorwaarde van beëindiging van het stelsel door vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot, waardoor indien het stelsel wordt ontbonden door overlijden van de niet-inbrengende echtgenoot de aandelen als nooit behoord hebbende tot het TIGV dienen beschouwd te worden en bijgevolg vrij van erfbelasting teruggaan naar de inbrengende echtgenoot. Bij overlijden van de inbrengende echtgenoot bekomt de niet – inbrengende echtgenoot de aandelen die zich alsdan nog steeds in het gemeenschappelijke vermogen zullen bevinden, in volle eigendom, ingevolge de inbreng en het verblijvingsbeding, waarvan 1/2 VE zal worden onderworpen aan de erfbelasting ingevolge art. 2.7.1.0.4 VCF
  • de gezinswoning te […], vrij zuiver en onbelast van alle schulden en hypotheken;

4.2. En met toevoeging van de volgende clausules in geval van ontbinding van het stelsel:

4.2.1. Ontbinding van het stelsel door overlijden

Met toepassing van artikels 1461 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, welke de partijen van overeenkomstige toepassing willen verklaren op de ontbinding van het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, komen de echtgenoten overeen dat bij ontbinding van het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen door het overlijden van één van hen, dit vermogen geheel in volle eigendom aan de langstlevende der echtgenoten zal verblijven, ongeacht of er afstammelingen zijn die tot de nalatenschap van de eerstoverledene der echtgenoten komen.

4.2.2 Ontbinding van het stelsel door echtscheiding

Ingeval van ontbinding van het stelsel door echtscheiding wordt het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen verdeeld als volgt.

a) Wat betreft de ingebrachte aandelen komen partijen overeen dat de verdeling zal gebeuren als volgt, afhankelijk van de duur van het huwelijk, rekening houdend met de huwelijksdatum tot op datum van het definitief worden van de echtscheiding door overschrijving ervan in de registers van de burgerlijke stand:
→ Bij beëindiging van het stelsel na 1 jaar huwelijk komen 80 aandelen toe aan mevrouw en 20 aandelen aan mijnheer
→ Bij beëindiging van het stelsel na 2 jaar huwelijk komen 79 aandelen toe aan mevrouw, 21 aandelen aan mijnheer
→ Bij beëindiging van het stelsel na 3 jaar huwelijk komen 78 aandelen toe aan mevrouw, 22 aandelen aan mijnheer
→ Bij beëindiging van het stelsel na 4 jaar huwelijk komen 77 aandelen toe aan mevrouw, 23 aandelen aan mijnheer
→ Bij beëindiging van het stelsel na 5 jaar huwelijk komen 76 aandelen toe aan mevrouw, 24 aandelen aan mijnheer
→ Bij beëindiging van het stelsel na 6 jaar huwelijk komen 75 aandelen toe aan mevrouw, 25 aandelen aan mijnheer
etc […]
Vanaf het 31ste jaar huwelijk, zullen bij beëindiging van het stelsel, de aandelen toekomen voor 50% aan iedere partij.

b) wat betreft de gezinswoning te […] zal mevrouw A het door haar ingebrachte onroerend goed te […], terugnemen, mits tenlasteneming van de schuld of de schulden die op dat ogenblik, in verband met de verkrijging, de oprichting, de instandhouding of de verbetering van het goed nog zouden verschuldigd zijn door het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen, doch zonder aanrekening van de waarde van het goed ten tijde van de verdeling op haar aandeel in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen maar wel mits vergoeding aan de heer B van een bedrag van tien procent (10%) van de waarde die het goed op datum van ontbinding van het stelsel heeft.

5. Mevrouw A zal 43 aandelen van dezelfde naamloze vennootschap “X” schenken aan de heer B, waardoor partijen ieder in hun eigen vermogen evenveel aandelen in deze nv X bezitten, namelijk 43.

6. De echtgenoten A-B sluiten een beding van aanwas bij notariële akte omtrent de aandelen in het eigen vermogen. Bij overlijden van één van beide partners, komen alle aandelen waarover het beding van aanwas is gesloten, toe aan de langstlevende partner.

III. Relevante bepalingen van de VCF

7. Er wordt in de aanvraag verwezen naar:

  • artikel 3.17.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit voorziet in een antimisbruikbepaling voor alle Vlaamse belastingen opgenomen in de VCF, met ingang van 1 januari 2015.
  • artikel 2.8.1.0.1. VCF, jo. Artikel 2.8.4.1.1. VCF; artikel 2.9.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.4 VCF

IV. Motivering van de aanvraag

8. De inbreng in de TIGV van de woning en de 100 aandelen gebeurt om de onherroepelijkheid ervan te garanderen, waardoor mijnheer zekerheid krijgt dat hij een deel van de ingebrachte goederen in eigendom zal verkrijgen, ingeval het stelsel wordt ontbonden door overlijden van de inbrengende echtgenote. Partijen stellen zich wel de vraag, in welke mate mevrouw ingevolge ontbinding van het huwelijk door het overlijden van mijnheer, de niet – inbrengende echtgenoot, erfbelasting zal verschuldigd zijn, op de aandelen die ze zelf heeft ingebracht, dus of Vlabel aanvaardt dat de aandelen onder opschortende voorwaarde zijn ingebracht en terugkeren naar het vermogen van mevrouw A, belastingvrij zullen terugkeren in haar vermogen.

9. De schenking van 43 aandelen van de overige 86 aandelen van de naamloze vennootschap “X”, zal gebeuren aan het tarief voorzien voor familiale ondernemingen (vrijstelling); De schenking gebeurt om de herroepelijkheid te garanderen;

10. Het beding van aanwas betreffende deze 86 aandelen (43 in ieders vermogen) wordt afgesloten om de langstlevende contractant zekerheid te verschaffen dat hij/zij de aandelen bij overlijden van de eerstervende partner in volle eigendom zal bekomen, welke zekerheid niet kan bekomen worden door het opstellen van een testament.

V. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

12. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

Artikel 2.7.1.0.4. VCF dat luidt als volgt:

“De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.”.

Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

Ҥ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

Artikel 2.9.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verkooprecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik van onroerende goederen, met uitsluiting van de inbrengen, vermeld in artikel 115bis van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.”

Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

13. Wat betreft de inbreng van 100 aandelen van de NV “X” door mevrouw A in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) onder ontbindende voorwaarde van beëindiging van het stelsel door vooroverlijden van de niet–inbrengende echtgenoot, en met een specifieke bepaling betreffende de verdeling van het TIGV bij echtscheiding:

13.1. De ingebrachte aandelen zullen bij het overlijden van de niet-inbrengende echtgenoot niet belast worden in de erfbelasting. De terugkeer van de aandelen naar het vermogen van mevrouw A vindt plaats door de loutere werking van de aan de inbreng gekoppelde ontbindende voorwaarde.

13.2. De ingebrachte aandelen zullen bij het overlijden van de inbrengende echtgenoot belast worden in de erfbelasting, overeenkomstig art. 2.7.1.0.4 VCF.

De niet-inbrengende echtgenoot verkrijgt de helft van het TIGV, belastingvrij, als eigenaar; de andere helft kan civielrechtelijk wel een huwelijksvoordeel zijn, en dus onder bezwarende titel en zal belast worden in hoofde van de langstlevende echtgenoot bij overlijden van de inbrengende echtgenote (art 2.7.1.0.4 VCF),

13.3. De ingebrachte aandelen (roerende goederen) zullen bij echtscheiding verdeeld worden overeenkomstig de verdeelsleutel naar gelang van de duur van het huwelijk, zonder dat hiervoor verdeelrecht, noch schenkbelasting verschuldigd is.

14. Wat betreft de inbreng door mevrouw A van de gezinswoning te […], in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV):

14.1. De ingebrachte gezinswoning die ingeval van ontbinding van het stelsel door echtscheiding zal worden teruggenomen door de inbrengende echtgenote, mevrouw A, zonder aanrekening op haar deel doch mits vergoeding van 10% van de waarde van de woning aan mijnheer zal geen aanleiding geven tot de heffing van het verdeelrecht. Immers als in het gewijzigd huwcontract is voorzien dat de inbrengende echtgenoot de ingebrachte goederen in het geval van echtscheiding zal terugnemen (m.a.w. de betrokken echtgenoot heeft geen keuze), gaat het om de vervulling van een ontbindende voorwaarde waarop geen registratiebelasting verschuldigd is. Dat de echtgenoot een betaling aan de andere echtgenoot moet doen, verandert daar niets aan.

15. Wat betreft het beding van aanwas dat gesloten wordt over een deel van de aandelen (86 van de 186) van de naamloze vennootschap ‘X’ waarvan iedere partij er, na voorafgaande schenking door mevrouw aan mijnheer, 43 in zijn/haar eigen vermogen bezit.

15. 1. Een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) valt onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas.

15.2 Het feit dat het contract tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk contract wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten die ze in onverdeeldheid bezitten. Het kan geen betrekking hebben op goederen die tot de huwgemeenschap behoren.

15.3. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

15.4. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

Vermits het gaat om specifieke aandelen betreft het een contract onder bijzondere titel.

15.5. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

15.6. Een gelijkwaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract etc...

De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn zowel bij het afsluiten van het contract als bij de realisatie van de opschortende voorwaarde.

15.7. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat beide partijen elk eigenaar zijn van 43 aandelen van de in totaal 186 aandelen van dezelfde vennootschap, de NV X. Er is dus sprake van gelijkwaardigheid van inleg.

15.8. Indien het contract is gesloten vanaf 1 juni 2012 kan het afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting ook niet-fiscale doelstellingen heeft, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

De voorgenomen verrichting maakt geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven (zie punten 8 t.e.m. 10) aan het contract ten grondslag liggen die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

15.9. Uit fiscaal oogpunt aanvaardt de Vlaamse Belastingdienst het principe dat bij de realisatie van een kanscontract ten bijzondere en ten bezwarende titel de betrokken roerende goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting of de erfbelasting.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen