VB 18006 - Beding van aanwas
- Nummer
- 18006
- Datum beslissing
- 5 maart 2018
- Publicatiedatum
- 12 maart 2018
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. Hiernavermelde echtgenoten wensen een aanwasovereenkomst te sluiten en daarover het volgende bevestigd te zien:
1.1 Dat het voorgelegde beding van aanwas tussen de echtgenoten rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;
1.2 Dat deze transactie niet onderworpen zal worden aan schenkbelasting en dat de artt. 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.3 Dat deze transactie niet onderworpen zal worden aan erfbelasting overeenkomstig de artt. 2.7.1.0.3 en 2.7.1.0.5 VCF.
II. Omschrijving van de verrichtingen
II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door notaris namens:
2.1 De heer X en zijn echtgenote
2.2 Mevrouw Y, samenwonend
Gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
3. De aanvragers hebben samen kinderen. Ze hebben geen kinderen uit andere relaties.
4. De aanvragers oefenen beiden hun professionele activiteiten uit via één en dezelfde vennootschap: de BVBA X-Y. Zij bezitten beiden de helft van de aandelen.
5. De aanvragers wensen elkaar, wat betreft deze vennootschap, na een overlijden absoluut wederzijds te beschermen, zonder dat enige inmenging van kinderen of andere erfgenamen mogelijk is. Ze oefenen beiden immers hun beroepsactiviteit uit via deze vennootschap.
Hiervoor wensen ze dat de volle eigendom van alle aandelen bij de langstlevende terechtkomt via een contract van aanwas.
6. De ontwerpovereenkomst wordt voorgelegd:
“BEDING VAN AANWAS
Partijen wensen dat voormelde aandelen aan de langstlevende hunner toekomen.
Zij komen met name overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van de gerechtigheden van de eerststervende in voormelde aandelen zal aanwassen bij deze toebehorende aan de langstlevende onder hen.
Deze aanwas is tussen partijen overeengekomen ten titel van kanscontract onder bezwarende titel. Aldus staat elk der partijen zijn aandeel in voormelde goederen af aan de andere, onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt degene die afstaat een gelijke kans om het aandeel van de andere te verwerven indien hij het langst leeft.
Deze overeenkomst wordt wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel en wordt bovendien gesloten onder de volgende voorwaarden en modaliteiten:
1) De langstlevende van de beide dient zijn wil om het bovenvermeld recht van aanwas uit te oefenen uitdrukkelijk kenbaar maken door middel van een verklaring afgelegd bij notariële akte binnen een termijn van vier maanden na overlijden van de eerststervende. Deze termijn geldt als vervaltermijn. Bij ontstentenis van uitdrukkelijke wilsuitdrukking op voormelde wijze en binnen voormelde termijn zal de langstlevende geacht worden onherroepelijk te hebben verzaakt aan het voordeel van het recht van aanwas. In deze verklaring zal de langstlevende mogen opteren om het aanwasbeding te beperken tot de blote eigendom of het levenslang vruchtgebruik van het deel van de eerststervende in voormelde roerende goederen. In dat geval moeten alle bepalingen van dit beding van aanwas waar sprake is van “de volle eigendom” gelezen worden als “de blote eigendom” of “het levenslang vruchtgebruik”
2) Daar het een kansovereenkomst onder bezwarende titel betreft zal er geen enkele vergoeding verschuldigd zijn door de langstlevende aan de erfgenamen van de eerststervende uit hoofde van de verwerving door de overlevende van het deel van de eerststervende. De partijen achten voor zichzelf de kansen gelijkwaardig om elkaars gerechtigheden in voormelde roerende goederen uiteindelijk te verwerven. Het bezwarend karakter van onderhavige overeenkomst wordt onderstreept door het oogmerk van elke deelgenoot om te worden beschermd voor het geval hij zelf de langstlevende zou zijn.
3) Deze overeenkomst is tussen de partijen afgesloten voor een periode van twee jaar te rekenen vanaf heden. Ze wordt nadien automatisch, uit hoofde van de wilsuiting van partijen heden vastgesteld, verlengd met opeenvolgende periodes van twee jaar, tenzij één der partijen zijn wil te kennen geeft aan de andere om ze niet te verlengen, hetgeen dient te gebeuren bij verklaring voor notaris door één van hen gedaan minstens drie maanden vóór het einde van de lopende tweejarige periode. Partijen kunnen evenwel op elk ogenblik gezamenlijk deze overeenkomst wijzigen of het einde van deze overeenkomst laten vaststellen bij notariële akte. Tevens komt van rechtswege een einde aan deze overeenkomst vanaf de dag van het in kracht van gewijsde treden van een echtscheidingsvonnis of – arrest. Indien er een einde komt aan dit aanwasbeding verklaren partijen artikel 815 Burgerlijk Wetboek van toepassing en kan iedere partij de uit onverdeeldheidtreding vorderen overeenkomstig artikel 1207 Gerechtelijk Wetboek.
4) Partijen verbinden zich ertoe hun aandelen in voorschreven roerende goederen niet te vervreemden, te verpanden of er eender welk ander recht op toe te staan, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de andere, en dit zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen.
5) Partijen verbinden zich ertoe alle beslissingen aangaande investeringen, beleggingen en herbeleggingen met betrekking tot voormelde roerende goederen gezamenlijk te nemen.
6) Alle interesten, dividenden of andere opbrengsten die worden voortgebracht door voormelde roerende goederen, kunnen op eender welk tussen partijen overeengekomen tijdstip worden uitgekeerd aan partijen, elk voor de helft, tenzij zij gezamenlijk zouden beslissen om hiervan een deel of het geheel te herbeleggen of te herinvesteren.
7) Alle zaken die worden verkregen in vervanging van de oorspronkelijke aandelen, waarden en gelden en alle interesten, dividenden of andere opbrengsten die nog niet werden uitgekeerd, vallen eveneens onder dit beding van aanwas.”
III. Motivering van de aanvraag
7. Uit de bewoordingen en voorwaarden van de ontwerpakte blijkt duidelijk dat het om een werkelijk kanscontract gaat.
7.1 Het beding van aanwas zoals de aanvragers dit beogen betreft een werkelijk kanscontract:
7.1.1 Gelijkwaardigheid van overlevingskansen:
De aanvragers hebben dezelfde leeftijd, eenzelfde goede gezondheid en aldus dezelfde overlevingskansen.
7.1.2 Gelijkwaardige investeringen:
De aanvragers bezitten evenveel aandelen.
7.2 De bewoordingen van het kanscontract, onder andere het vervreemdingsverbod, geven aan dat partijen een evenwichtig kanscontract wensen te sluiten.
Daarnaast wordt de overeenkomst van aanwas niet in de tijd beperkt en kan deze aldus slechts worden gewijzigd of opgeheven met wederzijds akkoord van beide echtgenoten. Dit in tegenstelling tot een testament of schenking buiten huwelijkscontract. De echtgenoten blijven gebonden door de overeenkomst van aanwas, ook als zij het later oneens worden.
7.3 De echtgenoten wensen te verwijzen naar de voorafgaande beslissingen nr. 16009 dd. 21/03/2016, nr. 17030 dd. 02/10/2017, en nr. 17025 dd. 04/09/2017, aangaande overeenkomsten van aanwas tussen echtgenoten, waarin Uw dienst in een gelijkaardig geval het bezwarend karakter van de overeenkomst van aanwas aanvaardt.
8. Het beding van aanwas biedt voor hen de enige goede oplossing naar wederzijdse bescherming. Het beding van aanwas biedt hiervoor in hun situatie de enige rechtszekere mogelijkheid:
8.1 een testament biedt geen sluitende oplossing: er bestaat geen controle op éénzijdige wijzigingen;
8.2 een wijziging van het huwelijkscontract met inbreng en verblijvingsbeding biedt geen sluitende oplossing:
8.2.1 de aanvragers zijn gehuwd onder het stelsel van de scheiding van goederen en wensen dit zo te houden; ze wensen elkaar te behoeden voor professionele fouten / claims in het kader van hun beroepsactiviteiten als arts, waarin zij beiden persoonlijk gehouden zijn — ondanks het bestaan van een vennootschapsstructuur.
8.2.2 de theorie van de huwelijksvoordelen is nog niet wettelijk verankerd in het stelsel van de scheiding van goederen; de aanvragers hebben geen garantie dat dit later niet zou aangevochten worden door één van de kinderen, reservataire erfgenamen.
9. De aanvragers hebben nog geen aanvragen met hetzelfde onderwerp ingediend bij de fiscale overheden van de lidstaten van de Europese Unie of van derde staten waarmee België een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting heeft gesloten, en hebben hieromtrent dan ook nog geen beslissingen ontvangen.
IV. Beslissing
10. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.
12. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”
Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:
Ҥ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”
Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”
Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”
13. Het aanwasbeding betreft hier eigen roerende goederen (aandelen van een vennootschap) van elke echtgenoot, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen en werd geformuleerd als volgt:
“Zij komen met name overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van de gerechtigheden van de eerststervende in voormelde aandelen zal aanwassen bij deze toebehorende aan de langstlevende onder hen.”
14. Een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen bestaat theoretisch gezien niet. Dit is een contradictio in terminis. Het gaat dan om een kanscontract onder bezwarende titel waarop evenwel de fiscale regels voor een beding van aanwas kunnen worden toegepast.
15. Net zoals het beding van aanwas moet het voorwerp van het kanscontract beperkt zijn en moet het dus een beschikking ten bijzondere titel zijn. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden. In casu betreft het kanscontract enkel welbepaalde aandelen en is het ten bijzondere titel.
16. Er is sprake van een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
17. De gelijkwaardigheid van de inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het kanscontract. In casu betreft het kanscontract een gelijk aantal aandelen van dezelfde vennootschap en is voldaan aan de gelijkwaardigheid van de inleg.
18. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het beding van aanwas etc...
De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het kanscontract.
Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract ten bezwarende titel gaat.
Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.
19. Uit fiscaal oogpunt aanvaardt de Vlaamse belastingdienst het principe dat bij de realisatie van een kanscontract ten bijzondere en ten bezwarende titel de betrokken roerende goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting of de erfbelasting.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratie-en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen