Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 18001 - Wijziging huwelijkscontract voorafgaand aan de schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 18001 - Wijziging huwelijkscontract voorafgaand aan de schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
18001
Datum beslissing
5 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de schenking door de echtgenoten A-B aan hun zoon voorafgegaan door de wijziging van het huwelijkscontract van hun zoon ingegeven is door andere dan fiscale motieven en dus geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF uitmaakt

II. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris Z in naam van

De heer A, hierna “schenker 1” en zijn echtgenote,

Mevrouw B, hierna “schenker 2”.

De echtgenoten A-B zijn gehuwd onder het stelsel van de gemeenschap beperkt tot de aanwinsten blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris X in het jaar 1956, ongewijzigd tot op heden.

3. De betrokken partijen zijn:

3.1. De heer C, de zoon van de echtgenoten A-B, hierna “begiftigde 1” en zijn echtgenote

3.2. Mevrouw D, hierna “begiftigde 2”.

De betrokken partijen zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel, bij gebrek aan huwelijkscontract.

4. Het betrokken onroerend goed betreft een woonhuis op en met grond.

III. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen

5. Vermits het goed vermeld onder punt 4 reeds geruime tijd te koop staat en geen koper wordt gevonden (er zijn belangrijke werken nodig, die schenker 1 en 2 niet meer willen uitvoeren), is het hun wens om het goed over te dragen aan hun zoon, zijnde de begiftigde 1, echtgenoot van de begiftigde 2. Begiftigde 1 zou de betrokken werken willen (laten) uitvoeren, samen met begiftigde 2.

6. Om deze overdracht te bewerkstelligen, wordt overwogen om:

- in eerste instantie het huwelijksstelsel van de begiftigden 1 en 2 te wijzigen, door te bepalen dat de eerstvolgende schenking die één van hen zou ontvangen, door de werking van het huwelijksstelsels in de huwgemeenschap zou vallen;

- in tweede instantie de schenking te verrichten, waarbij de schenkers 1 en 2 het goed schenken aan hun zoon alleen. Door de werking van het (gewijzigde) huwelijksstelsel zou het goed uiteindelijk toch in de huwgemeenschap vallen.

7. Deze manier van werken werd destijds aanvaard.

De aanvrager stelt zich de vraag of dit thans nog steeds het geval is, o.a. gelet op de anti-rechtsmisbruikbepalingen. De schenkbelasting ligt immers lager wanneer het goed volledig aan de zoon, begiftigde 1, wordt geschonken, dan wanneer de schenking zou gebeuren aan begiftigden 1 en 2 samen.

IV. Relevante bepalingen van de VCF

8. Wettelijke en reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan:

Artikel 2.8.2.0.1 VCF (belastingplichtige schenkbelasting):

“De belastingplichtige is de begiftigde.

Bij een inbreng om niet is de belastingplichtige de begunstigde rechtspersoon.”

Artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF (tarieven schenkbelasting):

Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :

TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000

Artikel 3.17.0.0.2 (anti rechtsmisbruikbepaling):

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

V. Motivering van de aanvraag

9. De schenkers 1 en 2 wensen het betrokken goed van de hand te doen, gelet op hun leeftijd (schenker 1 is 86 jaar oud, schenker 2 84 jaar) en op hun precaire gezondheidstoestand. Het goed staat reeds geruime tijd te koop, maar gelet op de belangrijke renovatiewerken die zich opdringen, wordt geen koper gevonden voor een aanvaardbare prijs. Zonder de renovatiewerken is een verhuur ook uit te sluiten.

De zoon van de eigenaars is, samen met zijn echtgenote, bereid om de betrokken werken te verrichten. Hiertoe wensen zij echter -logischerwijze- dat het goed eerst op hun beider naam zou staan.

Het is in dit kader dat wordt overwogen om het huwelijksstelsel van de begiftigden 1 en 2 te wijzigen, en om daarna de schenking te laten plaatsvinden aan begiftigde 1, waarna het goed door de werking van het gewijzigde huwelijksstelsel in de huwgemeenschap zou belanden.

VI. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. De voorgenomen verrichtingen vallen onder de bepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF aangezien ze samen beschouwd art. 2.8.4.1.1, §1, VCF frustreren.

Door de voorafgaande wijziging van het huwelijkscontract van de begiftigden 1 en 2 valt de voorafgaande schenking van de schenkers 1 en 2 aan hun zoon onmiddellijk in het gemeenschappelijk vermogen van de begiftigden 1 en 2 terwijl op deze schenking enkel het schenktarief in rechte lijn wordt geheven.

De voorgenomen verrichting komt evenwel neer op een verkrijging door de begiftigden 1 en 2 samen. De helft van de waarde zou in geval van schenking aan zoon en schoondochter onderworpen geweest zijn aan het tarief tussen anderen, tabel II van artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF.

Bovendien kunnen de betrokkenen geen andere dan fiscale motieven voorleggen om de voorgenomen verrichtingen te verantwoorden.

Hetzelfde effect kan immers worden bereikt door te schenken aan beide echtgenoten samen, overeenkomstig artikel 1405, 3, BW.