VB 17039 - Schenking/vererving aandelen van een familiale vennootschap – kwalificatie als zuivere/passieve holdingvennootschap – kwalificatie als rechtstreekse dochtervennootschap – geen reële economische activiteit - tegenbewijs
- Nummer
- 17039
- Datum beslissing
- 13 november 2017
- Publicatiedatum
- 16 januari 2018
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.4.2.2. VCF
- art. 2.8.6.0.3. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag heeft betrekking op:
(1) De kwalificatie van BVBA X als een zuivere/passieve holdingvennootschap die geen economische activiteit uitoefent zoals bedoeld in artikel2.8.6.0.3, § 2, 2°, eerste lid, en artikel2.7.4.2.2, § 2, 2°, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna: "VCF");
(2) De kwalificatie van BVBA Y als een rechtstreekse dochter
vennootschap met een economische activiteit zoals bedoeld in 2.8.6.0.3, §2,
2°, tweede lid, en artikel2.7.4.2.2, §2, 2°, tweede lid, van de VCF.
(3) De mogelijkheid om tegenbewijs dat een reële economische activiteit wordt uitgeoefend voor zover BVBA X en BVBA Y op geconsolideerde basis geacht zouden worden geen reële economische activiteit uit te oefenen (op basis van de boekhoudkundige parameters).
II. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door Z, namens:
a) De heer B en zijn echtgenote, mevrouw C;
b) De heer A en zijn echtgenote, mevrouw D.
De heer A en de heer B zijn broers. Ze hebben op heden de leiding over de vennootschappen rond "GROUP AB". De groep is actief in de productie en distributie van interieur- en bouwmaterialen en bijhorende accessoires.
3. Zijn tevens betrokken bij de verrichtingen die het voorwerp uitmaken van deze aanvraag tot voorafgaande beslissing:
c) De Belgische vennootschap BVBA X,;
d) De Belgische vennootschap BVBA Y.
III. Beschrijving van de voorgenomen verrichtingen
4. GROEPSSTRUCTUUR
De heer A en de heer B houden ieder 50% van de aandelen BVBA X.
BVBA X houdt op haar beurt alle aandelen in BVBA Y.
De heer A en de heer B houden daarnaast een minderheidsparticipatie aan in NV E. De heer A houdt 9,1% van de aandelen en de heer B houdt 25,9% van de aandelen.
De meerderheidsaandeelhouder van NV E is NV F. De participatie van NV F in NV E bedraagt op heden 65%.
NV E houdt alle aandelen van NV G en NV H. Deze twee vennootschappen houden op hun beurt 100% van de aandelen van NV I.
5. NV I is op heden actief in de productie en distributie van interieurdeuren en bijhorende accessoire, en de distributie van vloeren, plafonds, wanden, badkamer-en keukenmeubilair en bijhorende accessoires. Deze vennootschap oefent zonder enige twijfel een economische activiteit uit.
Op heden oefent BVBA X, niettegenstaande haar ruime doelomschrijving, (quasi) uitsluitend een holdingactiviteit uit, meer bepaald het aanhouden van de aandelenparticipatie BVBA Y (100%).
Op heden is BVBA Y eigenaar van industrieel vastgoed. Dit vastgoed wordt verhuurd aan de NV I.
Behoudens het industrieel vastgoed houdt de vennootschap op heden nog een tot bewoning bestemd gebouw aan. De vennootschap neemt zich voor om over te gaan tot afbraak van dit gebouw. Dit is op heden nog niet gebeurd. Niettemin zijn de aanvragers (die tevens zaakvoerder zijn van BVBA Y) in hun hoedanigheid van zaakvoerder bereid het nodige te doen voor de afbraak.
6. De heer A overweegt tot 14 %van zijn aandelen BVBA X te schenken aan zijn broer B onder de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3. VCF.
IV. Motivering van de aanvraag
7. Op grond van artikel 2.8.6.0.3 van de VCF kan de schenking van aandelen van een familiale vennootschap in aanmerking komen voor een vrijstelling van schenkbelasting (indien daartoe aan alle voorwaarden voldaan is). In de erfbelasting voorziet artikel2.7.4.2.2 VCF onder dezelfde voorwaarden in een vermindering van de erfbelasting bij de verkrijging van aandelen van een familiale vennootschap.
Om als familiale vennootschap te kwalificeren dient de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken dan wel zelf een economische activiteit tot doel te hebben en uit te oefenen (artikel 2.8.6.0.3, § 2, 2°, eerste lid, en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 2°, eerste lid, van de VCF) dan wel minstens 30 % van de aandelen aan te houden in een rechtstreekse dochtervennootschap die een economische activiteit tot doel heeft en uitoefent (artikel 2.8.6.0.3, §2, 2°, tweede lid, en artikel 2.7.4.2.2, §2, 2°, tweede lid, van de VCF).
7.1. VRAAG 1 - BVBA X OEFENT ZELF GEEN ECONOMISCHE ACTIVITEIT UIT
Als familiale vennootschap wordt beschouwd een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en uitoefent (artt. 2.8.6.0.3, § 2, 2°, en artikel 2.7.4.2.2, §2, 2°, VCF). De handelsactiviteitsvoorwaarde wordt dan ook beoordeeld op basis van de statutaire doelomschrijving van de vennootschap en op basis van de door de vennootschap daadwerkelijk uitgeoefende activiteit.
De vennootschap stelt de uitoefening van een economische activiteit tot doel.
Luidens de omzendbrief (VLABEL 2015/2) zullen, hoewel de activiteit van de vennootschap in de eerste plaats blijkt uit haar statutaire doelomschrijving, vennootschappen die niet tevens ook een kwalificerende activiteit uitoefenen, niet voldoen aan deze handelsactiviteitsvoorwaarde. Luidens diezelfde omzendbrief (2015/2) zal het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een economische activiteit (een standpunt dat ingenomen wordt met verwijzing naar het arrest van het Hof van Cassatie van 15 oktober 1998 (arr. Cass. 1998, 445)).
Hoewel de statutaire doelomschrijving van BVBA X ruim geformuleerd is, bestaat de uitgeoefende activiteit van deze holdingvennootschap op vandaag (quasi) uitsluitend in het aanhouden van de aandelenparticipatie BVBA Y.) De vennootschap behaalde geen omzet (geen resultaat in de 7-rekening). Aldus beperkt de activiteit van BVBA X zich tot een (quasi) zuivere holdingactiviteit (het aanhouden van aandelen).
7.2. VRAAG 2 - BVBA Y OEFENT EEN ECONOMISCHE ACTIVITEIT UIT
Aangezien BVBA X niet zelf een economische activiteit uitoefent, wensen de aanvragers van uw dienst te vernemen of BVBA Y een economische activiteit tot doel heeft en uitoefent. Immers zal BVBA X als een familiale vennootschap beschouwd worden indien zij een participatie aanhoudt van 30% in een economisch actieve dochtervennootschap (in casu is dat BVBA Y) .
BVBA Y stelt de uitoefening van een economische activiteit tot doel.
DE VERHUUR VAN BEDRIJFSGEBOUWEN BINNEN DE GROEP ALS ECONOMISCHE ACTIVITEIT
In de omzendbrief 2015/2 wordt vermeld dat de verhuur van onroerende goederen in principe niet kwalificeert als een economische activiteit voor de toepassing van artikel 2.8.6.0.3 VCF en artikel 2.7.4.2.2 VCF. Uitzonderlijk kan de verhuur van onroerende goederen wel in aanmerking komen "als het bedrijfsgebouwen betreft die uitsluitend door één of meerdere actieve dochtervennootschap(pen) word(t)(en) gebruikt. Elke andere vorm van verhuur (verhuur aan privépersonen of beroepspersonen buiten de groepsstructuur) wordt dus niet aanvaard als tegenbewijs". Indien de verhuur van bedrijfsgebouwen binnen de groep wordt aanvaard als economische activiteit in het kader van het te leveren tegenbewijs, veronderstelt dit dat de vennootschap die bedrijfsgebouwen verhuurt binnen de groep als een actieve dochtervennootschap wordt beschouwd voor de toepassing van artikel 2.8.6.0.3. VCF en artikel 2.7.4.2.2 VCF.
BVBA Y verhuurt in concreto haar bedrijfsgebouwen aan NV E. Deze verhuur dient te worden gekwalificeerd als een verhuur binnen de groep, en niet als een verhuur aan derden, op basis van volgende argumenten:
De heer A, de heer B en mevrouw C zijn allen zaakvoerder van BVBA Y en van BVBA X.
De raad van bestuur van NV E bestaat uit de heer J, de heer K, de vennootschap L BVBA met als vaste vertegenwoordiger de heer M, mevrouw C, de vennootschap N, met als vaste vertegenwoordiger de heer A en de vennootschap O, met als vaste vertegenwoordiger de heer B. De vennootschappen N en O zijn de respectievelijke managementvennootschappen van respectievelijk de heer A en de heer B. Zowel NV F als de familie in kwestie beschikken over drie mandaten in de raad van bestuur. O, met als vaste vertegenwoordiger de heer B, oefent tevens het mandaat van gedelegeerd bestuurder uit.
De raad van bestuur van NV I bestaat uit NV E, met als vaste vertegenwoordiger de heer B, NV G met als vaste vertegenwoordiger mevrouw C, mevrouw C zelf in privé, en ten slotte de heer P. De vennootschappen NV E, NV H en NV G staan onder de controle van meerderheidsaandeelhouder NV F: NV E wordt immers gehouden door NV F ten belope van 65% (onder meer via de vennootschap NV G). Ook de heer P werd als bestuurder benoemd als vertegenwoordiger van meerderheidsaandeelhouder NV F. Meerderheidsaandeelhouder NV F oefent aldus de controle uit over NV I. Echter, de facto wordt het stemrecht uitgeoefend door de familie, gelet op het feit dat zowel de heer B als mevrouw C de hoedanigheid hebben van vaste vertegenwoordiger (en aldus het stemrecht uitoefenen) en mevrouw C ook in privé een mandaat uitoefent.
Gelet op bovenstaande feitelijke elementen, zijn de aanvragers van oordeel dat de verhuur van de bedrijfsgebouwen door BVBA Y aan NV I niet als de verhuur aan een derde kan worde gekwalificeerd, maar wel degelijk de verhuur betreft binnen de groep in de zin van de omzendbrief en dat BVBA Y wel degelijk een economische activiteit tot doel heeft en uitoefent zoals bedoeld in artikel 2.8.6.0.3, §2, 2°, tweede lid, en artikel 2.7.4.2.2, §2, 2°, tweede lid, van de VCF.
7.3. VRAAG 3 - HET TE LEVEREN TEGENBEWIJS
Aangezien BVBA X (zelf een passieve/zuivere holdingvennootschap) niet als een familiale vennootschap kwalificeert op basis van de activiteit die zij zelf uitoefent maar wel op basis van de activiteit van haar dochtervennootschap BVBA Y, zal naar alle waarschijnlijkheid niet voldaan zijn aan de parameters uit artikelen 2.8.6.0.3, § 2, 2°, derde lid, en artikel 2.7.4.2.2, §2, 2°, derde lid, VCF. Berekend op geconsolideerde basis, zullen de terreinen en de gebouwen naar alle waarschijnlijkheid meer dan 50% uitmaken van de totale activa. Verder stellen BVBA X en BVBA Y geen personeel tewerk. Aldus zal BVBA X geacht worden geen reële economische activiteit uit te oefenen.
Behoudens het industrieel vastgoed houdt de vennootschap BVBA Y op heden nog een tot bewoning bestemd gebouw aan. De vennootschap neemt zich voor om over te gaan tot afbraak van dit gebouw. Dit is op heden nog niet gebeurd. Niettemin zijn de aanvragers (die tevens zaakvoeder zijn van BVBA Y) in hun hoedanigheid van zaakvoerder bereid het nodige te doen voor de afbraak. Een stedenbouwkundige vergunning daartoe werd reeds bekomen.
Gelet op voorgaande, zijn de aanvragers van oordeel dat het tegenbewijs kan worden geleverd dat alle gebouwen aanwezig in BVBA Y worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap (verhuur van industrieel vastgoed binnen de groep), althans na afbraak van het (deels) voor bewoning bestemd gebouw. Tevens zullen zij niet overgaan tot oprichting van nieuwe voor bewoning bestemde gebouwen, tenzij deze gebouwen worden aangewend voor de economische activiteit van de groep.
V. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
M.B.T. DEELVRAAG 1 en 2 (zie punt 7.1 en 7.2)
8. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting of het verminderd tarief van de erfbelasting moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
- er moet voldaan zijn aan de participatievoorwaarde zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 1, 2°, en 2.7.4.2.2, § 1, 2°, VCF;
- de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen, dan wel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 2, 1°, eerste en tweede lid, VCF en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 1°, eerste en tweede lid, VCF;
- de vennootschap moet een reële economische activiteit hebben als bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 2, 1° derde lid, en artikel 2.7.4.2.2, § 2, 1°, derde lid, VCF
Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting of het verminderd tarief van de erfbelasting.
9. De vrijstelling of het verminderd tarief geldt enkel voor familiale vennootschappen. Een familiale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze ook effectief uitoefent.
Een vennootschap heeft een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of oefent een vrij beroep uit, wanneer in eerste instantie uit de statuten van de vennootschap een dergelijk doel blijkt. Bovendien moet de economische activiteit ook effectief worden uitgeoefend zodat een louter passief optreden niet volstaat . Zo zal het louter beheer van roerende of onroerende goederen of het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een voormelde activiteit.
Het is niet voldoende dat enkel het maatschappelijk doel in de statuten een dergelijke activiteit bevat. De vennootschap moet de activiteit ook werkelijk uitoefenen, hetgeen zal dienen aangetoond te worden. Dit kan met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed. Veelal zal uit de jaarrekening kunnen afgeleid worden of de vennootschap een dergelijke activiteit uitoefent (o.a. uit de posten 34, 40, 44, 60, 62 en 70 van de jaarrekening). Indien dit niet zo is, zullen bijkomende stukken dienen bijgebracht te worden (vb. facturen, cliëntenlisting, gegevens in de KBO...).
10. Wanneer een holding zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, wordt zij zelf beschouwd als een familiale vennootschap. Holdings die zelf geen nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen onder bepaalde voorwaarden beschouwd worden als een familiale vennootschap, zodat zij, wanneer de participatievoorwaarde is vervuld en wanneer de groep een reële economische activiteit heeft, tevens in aanmerking komen voor de vrijstelling of het verminderd tarief. Hiertoe dient de holdingvennootschap minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom aan te houden in minstens 1 directe dochtervennootschap die wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent en die haar zetel van werkelijke leiding binnen de EER heeft.
11. Uit de aanvraag en de aangeleverde stukken blijkt dat BVBA X als familiale vennootschap in de zin van art. 2.8.6.0.3 VCF en art. 2.7.4.2.2 VCF. kwalificeert door haar participatie (100%) in BVBA Y die wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent en die haar zetel van werkelijke leiding binnen de EER heeft.
12. De vennootschappen dewelke een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen volgens de VCF beschouwd worden als familiale vennootschappen. Familiale vennootschappen die echter geen reële economische activiteit hebben, zijnde de vennootschappen die cumulatief voldoen aan de twee in de VCF vermelde parameters, worden alsnog van het toepassingsgebied uitgesloten, ondanks het feit dat zij in eerste instantie wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefenden en er tevens voldaan was aan de participatievoorwaarde.
De parameters zullen gecontroleerd worden aan de hand van de jaarrekening van de vennootschap indien het een vennootschap betreft die gelegen is binnen de EER en zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent. Wanneer een holding derhalve zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, zodat zij zelf voldoet aan de voorwaarden om beschouwd te worden als een familiale vennootschap, worden de parameters gecontroleerd aan de hand van haar jaarrekening en niet op geconsolideerde basis. Indien de holding evenwel enkel als familiale vennootschap kan aangemerkt worden omdat zij minstens 30 % van de eigendom van de aandelen aanhoudt in minstens één directe dochtervennootschap die gelegen is binnen de EER en die een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefent, worden de parameters gecontroleerd op niveau van de volledige groep en dus op basis van de geconsolideerde jaarrekening. Indien een vennootschap niet gehouden is tot consolidatie en niet vrijwillig een geconsolideerde jaarrekening opmaakt, zal door de Vlaamse Belastingdienst toch gevraagd worden om een geconsolideerde jaarrekening van de volledige groep op te maken.
13. In de eerste parameter (de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa) worden de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen is de post 62 van de resultatenrekening van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen omvat enkel de kosten verbonden aan het personeel dat is ingeschreven in het personeelsregister. Er wordt derhalve geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder de post 61 werden geboekt.
14. In de tweede parameter (de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief) worden de terreinen en gebouwen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. Onder "terreinen en gebouwen" wordt de waarde bedoeld die opgenomen is onder post 22 van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Het betreft derhalve de terreinen en gebouwen geboekt als materiële vaste activa. Er wordt derhalve rekening gehouden met de boekwaarde van deze terreinen en gebouwen, hetgeen logisch is gelet op het feit dat bij de totale activa ook rekening gehouden wordt met de boekwaarde.
Ook voor het totaal actief wordt gekeken naar de (geconsolideerde) jaarrekening, meer bepaald naar de waarde, opgenomen onder balanspost 20/58.
Concreet zal de controle van deze voorwaarde gebeuren aan de hand van de (geconsolideerde) jaarrekeningen die gepubliceerd zijn op het ogenblik dat de schenking plaatsvindt (of op het ogenblik van overlijden).
15. De familiale vennootschappen die cumulatief aan beide parameters voldoen, zullen derhalve uitgesloten worden van de gunstmaatregel, daar zij geacht worden geen reële activiteit te hebben.
Of aan dergelijke parameters cumulatief voldaan is kan in de voorliggende aanvraag niet worden uitgemaakt bij gebrek aan een geconsolideerde jaarrekening van de volledige groep.
In de aanvraag wordt wel gesteld dat aan de parameters cumulatief wordt voldaan.
M.B.T. DEELVRAAG 3 (zie punt 7.3)
16. Indien blijkt dat aan bovenstaande parameters werd voldaan, weerhoudt niets de begiftigde/erfgenaam ervan om het tegenbewijs te leveren. Concreet zal derhalve dienen aangetoond te worden dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap, en derhalve geen privaat patrimonium betreffen.
Wanneer een onroerend goed wordt verhuurd/verpacht aan derden (private of handelshuur), zal dit niet voldoende zijn om het tegenbewijs te leveren, ongeacht het aandeel of percentage dat dit verhuurde/verpachte onroerend goed vertegenwoordigt in de totaal aanwezige onroerende goederen. Verhuur van onroerende goederen kan uitzonderlijk wel in aanmerking komen als het bedrijfsgebouwen betreft die uitsluitend door één of meerdere actieve dochtervennootschap(pen) word(t)(en) gebruikt. Elke andere vorm van verhuur (verhuur aan privépersonen of beroepspersonen buiten de groepsstructuur) wordt dus niet aanvaard als tegenbewijs en zal steeds aanzien worden als privaat patrimonium.
17. De verhuring van de onroerende goederen van BVBA Y aan NV I kwalificeert niet als een verhuring binnen de groepsstructuur in strikte zin van het woord. Doch gelet op het Wetboek van vennootschappen dat dochtervennootschappen definieert in de zin van het hebben van controlebevoegdheid (artt. 5 tot en met 9) voldoet deze verhuring als tegenbewijs. De aanwezige onroerende goederen worden in casu geacht voor de economische activiteit te worden aangewend.
18. Aan de voorwaarden voor de schenking van familiale vennootschappen moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking (of van het overlijden). Het is op dat moment dat alle onroerende goederen van de BVBA Y moet aangewend worden voor de economische activiteit. Het aangaan van een engagement (bijvoorbeeld de afbraak) met betrekking tot de onroerende goederen die hieraan niet voldoen volstaat niet.