Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 17011 - Schenking ouders aan hun kinderen van hun onroerende goederen Vlaamse Belastingdienst

VB 17011 - Schenking ouders aan hun kinderen van hun onroerende goederen

Voorafgaande beslissing
Nummer
17011
Datum beslissing
15 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Deze aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de schenking door de heer ‘kind2’, hierna vermeld, van het hierna beschreven goed, aan zijn ouders, de ‘echtgenoten’, hierna vermeld, gevolgd door een schenking van hetzelfde goed door deze laatsten aan hun zoon, de heer ‘kind1’, hierna vermeld, niet ingegeven was door fiscale motieven en niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvragers en de betrokken partij, en beschrijving van het betrokken onroerend goed

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris ‘X’ namens ‘de echtgenoten’:

De ‘echtgenoten’ zijn gehuwd op xx/xx/1972 onder het stelsel gemeenschap van aanwinsten blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris ‘Y’ op xx/xx/ 1972, welk stelsel niet werd gewijzigd, doch waarvan de voorwaarden werden gewijzigd bij akte verleden voor notaris ‘Z’ op xx/xx/2003.

3. De betrokken partijen zijn de twee kinderen van ‘de echtgenoten’, m.n.:

‘kind1’ en ‘kind2’

4. De betrokken onroerend goederen betreffen:

4.1.

Een woonhuis met kelder en verdieping, voortuin en twee garages met afhangen, op en met grond, gelegen te ‘B’.

De blote eigendom van dit onroerend goed werd geschonken door ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, aan de heer ‘kind1’, vermeld onder punt 3, bij akte van schenking verleden voor notaris ‘Z’ op xx/xx/ 2003.

4.2.

Een woonhuis met gelijkvloers en opkamer, zwembad, tuinhuis, tuin en garage, op en met grond, gelegen te ‘B’.

De blote eigendom van dit onroerend goed werd geschonken door ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, aan de heer ‘kind2’, vermeld onder punt 3, bij akte van schenking verleden voor notaris ‘Z’ op xx/xx/ 2003.

4.3.

Een oprit […]gelegen te ‘B’.

De blote eigendom van dit onroerend goed werd geschonken door ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, aan de heer ‘kind1’ en ‘kind2’, beiden vermeld onder punt 3, bij akte van schenking verleden voor notaris ‘Z’ op xx/xx/ 2003.

4.4. Deze onroerende goederen onder 4.1 tot en met 4.3 hoorden oorspronkelijk toe aan ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, om te zijn aangekocht deels bij proces-verbaal van definitieve en uiteindelijke toewijzing verleden voor het ambt van notaris ‘Z’ op xx/xx/1984, en deels bij akte aankoop verleden voor het ambt van notaris ‘Z’ op xx/xx/1986 jegens de Intercommunale Maatschappij ‘A’.

5. Het gezin woonde sinds 1985 te ‘B’.

In 2001 kochten de ouders, ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, een appartement met garages, dit als opbrengsteigendom te ‘D’.

De gezinseigendom, vermeld onder punt 4.1 tot en met 4.3 werd echter te groot. Aangezien deze de mogelijkheid bood om te worden opgesplitst in twee wooneenheden, besloten de ouders ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, om aan elk van hun zonen, vermeld onder punt 3 een wooneenheid te schenken. De schenking (met voorbehoud van vruchtgebruik) vond plaats bij akte verleden voor meester ‘Z’, notaris, op xx/xx/2003. De zonen, vermeld onder punt 3, namen elk hun intrek te ‘B’, aan hen werd door de ouders een recht van bewoning toegekend. De ouders ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, verhuisden naar ‘D’.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

Bijna 15 jaar later, wensen de ouders ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, een herverdeling van hun vermogen tot stand te brengen. Immers de heer ‘kind1’, vermeld onder punt 3, heeft intussen een gezin en zou de eigendom in ‘B’ graag in zijn geheelheid verwerven.

Ten einde de gelijkheid tussen beide zonen te blijven bewaren, zouden de ouders ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, hun eigendom te ‘D’ (met voorbehoud van vruchtgebruik) schenken aan de heer ‘kind2’, vermeld onder punt 3, die thans nog geen gezin heeft.

De bedoeling is dat beide zonen na het overlijden van de ouders, elk over een eigendom zouden beschikken zodat er op onroerend vlak geen onverdeeldheid meer zal bestaan. Dit is de uitdrukkelijke wens van de ouders.

Ten einde dit te kunnen realiseren, zou het gedeelte van de eigendom in ‘B’, vermeld onder 4.2. en deels onder punt 4.3, dat thans toehoort aan de heer ‘kind2’, vermeld onder punt 3, moeten terugkeren naar de ouders, ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, dit bij wege van schenking, om dan op zijn beurt geschonken te worden aan de heer ‘kind1’, vermeld onder punt 3, met voorbehoud van vruchtgebruik.

De beweegredenen van de schenkingen zijn duidelijk niet louter van fiscale aard, maar hebben louter tot doel het vermogen te herschikken, dit naar aanleiding van nieuwe gezins – en vermogenssamenstellingen en tijdsverloop. Hierbij wensen de ouders wel nog controle over de eigendommen te behouden.

III. Motivering van de aanvraag

De ‘echtgenoten’ opteren voor de techniek van schenking omwille van:

  • Er bestaat tussen de zonen geen onverdeeldheid meer (door bovenvermelde schenking werden twee juridisch afgesplitste eigendommen gecreëerd), zodat een onderlinge uit onverdeeldheidtreding niet meer mogelijk is;
  • Er mag tussen de zonen geen prijs betaald worden;
  • De gelijkheid tussen beide kinderen moet bewaard blijven, hetwelk via de gekoppelde schenkingen kan bewaakt worden;
  • De ‘echtgenoten’ vermeld onder punt 2, wensen een aantal modaliteiten te kunnen handhaven, dewelke niet gekoppeld kunnen worden indien de schenking bijvoorbeeld tussen broers onderling zou gebeuren, zoals het beding van terugkeer, de onbeslagbaarheid, edm.;
  • Indien de eigendom door ‘kind2’ aan zijn broer ‘kind1’, beiden vermeld onder punt 3, zou geschonken worden, worden ook diens eventuele reservataire erfgenamen betrokken, hetwelk ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, willen vermijden.

Rekening houdende met voorgaanden verzoeken ‘de echtgenoten’, vermeld onder punt 2, de door hen beoogde schenkingen, zoals hierboven uiteengezet, niet te willen beschouwen als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

9. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit komt het besluitvormingsorgaan tot volgende voorafgaande beslissing:

Op de voorgenomen verrichting zal de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast aangezien de schenking van de heer ‘kind2’, vermeld onder punt 3, aan zijn ouders, ‘de echtgenoten’, voormeld onder punt 2, gevolgd door een schenking van deze laatste aan de heer ‘kind1’, vermeld onder punt 3, ingegeven wordt door andere motieven dan het ontwijken van registratiebelasting.