VB 17002 - Verkrijging door een vennoot na inbreng van de aandelen in het gemeenschappelijk vermogen
- Nummer
- 17002
- Datum beslissing
- 23 januari 2017
- Publicatiedatum
- 30 januari 2017
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.1.0.4. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de verkrijging door het gemeenschappelijk vermogen van het onroerend goed eveneens gemeenrechtelijk wordt belast indien de vennootschap eerst het onroerend goed aankoopt en vervolgens de aandelen van de vennootschap gemeenschappelijk worden door de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen?
II. Omschrijving van de verrichtingen
II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
2. De aanvraag wordt ingediend door notaris ‘X’ namens de echtgenoten A-B:
- De heer A;
- En zijn echtgenote mevrouw B.
De echtgenoten A-B zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan huwelijkscontract.
3. De betrokken partij is ‘de vennootschap’.
4. Het betrokken onroerend goed betreft:
In een appartementsgebouw, de volgende gedeelten:
Het appartement, gelegen op de tweede verdieping,
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
5. Op xx september 1991 werd ‘de vennootschap’ opgericht ingevolge akte verleden voor meester ‘Y’.
6. De echtgenoten A-B, voornoemd, zijn gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Gent op xx.xx.2009 onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan huwelijkscontract.
7. Op 6 augustus 2015 heeft voornoemde vennootschap het onroerend goed, vermeld onder punt 4. aangekocht ingevolge akte verleden voor meester ‘Z’.
Op het ogenblik van deze aankoop is de aandelenverhouding als volgt:
- de heer A, voornoemd, eigenaar van 3.749 aandelen in volle eigendom;
- mevrouw B, voornoemd, eigenaar van 2 aandelen in volle eigendom.
8. Artikel 2.9.1.0.4 Vlaamse Codex Fiscaliteit luidt als volgt:
"Het verkooprecht wordt ook gevestigd op de verkrijging, op welke wijze ook, maar anders dan bij inbreng in een vennootschap, door een of meer vennoten van onroerende goederen die in België liggen en die voortkomen van een vennootschap onder firma, van een gewone commanditaire vennootschap, van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of van een landbouwvennootschap.
De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om:
1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze
verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft;
2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen [laatstgenoemde] de goederen verkreeg.
In geval van verkrijging van maatschappelijke onroerende goederen door al de vennoten ten gevolge van een reële kapitaalvermindering van de vennootschap, of ten gevolge van een vereffening van de vennootschap die beantwoordt aan de hiertoe door het Wetboek van Vennootschappen gestelde vereisten, is, naargelang van het geval, de bij toepassing van het eerste of het tweede gevestigde registratiebelasting van toepassing op de latere toebedeling van de goederen aan een of meer vennoten.”.
9. Partijen wensen de aandelen van voornoemde vennootschap in te brengen in hun gemeenschappelijk vermogen zodat de economische waarde van de aandelen vanaf de inbreng aldus behoort tot het gemeenschappelijk vermogen. De aandelen zullen echter op naam blijven van de betrokken personen zodat de lidmaatschapsrechten daaraan verbonden kunnen blijven uitgeoefend worden.
III. Motivering van de aanvraag
10. De aanvrager verwijst naar het standpunt van VLABEL met nr. 15177 de dato 21 december 2015 om de belasting volgens haar gemeenrechtelijk aard voor de verkrijging door het gemeenschappelijk vermogen van het onroerend goed, vermeld onder punt 4, te staven. Dit standpunt luidt:
Uitbreng van een onroerend goed uit een personenvennootschap - Hoedanigheid van de verkrijgende vennoot - Standpunt nr. 15177 dd. 21.12.2015- Art. 2.9.1.0.4 VCF
Art . 2.9.1.0.4, 2de lid luidt:
De verkrijging zal evenwel belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard als het gaat om:
1° onroerende goederen die in de vennootschap zijn ingebracht, als ze verkregen zijn door de persoon die de inbreng gedaan heeft ;
2° onroerende goederen die door de vennootschap met betaling van het verkooprecht verkregen zijn, als het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt, deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg .
1° Inbreng
…
Dezelfde redenering geldt mutatis mutandis voor de toepassing van art . 2.9.1.0.4, 2de lid, 2°.
Indien de aandelen van de vennootschap weliswaar op naam van één echtgenoot stonden maar de economische waarde ervan behoorde tot het gemeenschappelijk vermogen , kan bij een latere verkrijging van het OG door het gemeenschappelijk vermogen, toepassing worden gemaakt van art. 2.9.1.0.4 , 2de lid .
Indien de aandelen echter ondertussen toebedeeld zijn aan een van de echtgenoten, kan art. 2.9.1.0.4, 2de lid, 2°, enkel worden toegepast indien het OG door deze echtgenoot wordt verkregen.
De andere echtgenoot is dan geen vennoot meer, hetgeen de toepassing van art. 2.9.1.0.4 gewoonweg uitsluit.
IV. Beslissing
11. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit komt het besluitvormingsorgaan tot volgende voorafgaande beslissing:
De inbreng (economische waarde) in het gemeenschappelijk vermogen van de aandelen van ‘de vennootschap’, vermeld onder punt 3, verandert niets aan de taxatie van de latere verkrijging van het onroerend goed door gemeenschappelijk vermogen. Er kan op het ogenblik van verkrijging van het onroerend goed door het gemeenschappelijk vermogen toepassing gemaakt worden van art. 2.9.1.0.4, tweede lid, 2°, VCF.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.