VB 15004 - Fiscaal misbruik – Verkrijging bij EOT van een onroerend goed ingebracht in de huwgemeenschap door de andere echtgenoot
- Nummer
- 15004
- Datum beslissing
- 30 november 2015
- Publicatiedatum
- 8 december 2015
Heffing
- Verdeelrecht
Wettelijke basis
- art. 2.10.4.0.1. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat het verdeelrecht (art. 2.10.4.0.1 VCF) van toepassing is bij overname van de gezinswoning door mevrouw B in het kader van een procedure van echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT).
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II. A. Identiteit van de aanvragers
2. De aanvraag wordt ingediend door notarissen X in naam van de echtgenoten A-B:
De heer A […]
Mevrouw B […]
3. Het betrokken onroerend betreft:
Een gezinswoning […]
II. B. Beschrijving van de voorgeschreven verrichtingen
4. De heer A kocht in 1989 een onroerend goed aan welke tot hoofdverblijfplaats van de echtgenoten zou dienen.
5. In juli 1990 ondertekenden voornoemde echtgenoten een huwelijkscontract waarbij zij kozen voor het wettelijk stelsel en de heer A het eigendom inbracht in de huwgemeenschap. Ook het hypothecair krediet, aangegaan voor de aankoop van het onroerend goed één jaar voordien, werd ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen. In september 1990 traden de echtgenoten in het huwelijk.
Het hypothecair krediet werd vanaf dat ogenblik gezamenlijk terugbetaald door beide echtgenoten.
6. In oktober 2007 wijzigden partijen hun huwelijksstelsel van het wettelijke naar een stelsel van scheiding van goederen, waarbij elke echtgenoot de onverdeelde helft in de woning, alsook het hypothecair krediet aanhield. Het stelsel van scheiding van goederen, werd bedongen ter bescherming van het vermogen van mevrouw B, en dit naar aanleiding van de beroepsactiviteiten van de heer A.
De wijziging van het huwelijkscontract werd gehomologeerd door de Rechtbank van Eerste aanleg te Antwerpen in juni 2008 en bekrachtigd bij notariële akte in augustus 2008.
7. Thans beslissen de echtgenoten uit de echt te scheiden en wensen zij het onroerend goed, dat thans dient als gezinswoning, toe te bedelen aan mevrouw B. Er wordt tevens een opleg bedongen ten belope van de helft van de waarde van de woning.
III. Motivering van de aanvraag
8. De aanvrager wenst bevestiging dat de overname van de gezinswoning door mevrouw B kan genieten van het gunsttarief van 1% ingevolge artikel 2.10.4.0.1. VCF. Het was volgens de aanvrager immers nooit de intentie van het echtpaar A-B, om het goed op een fiscaal voordelige manier over te dragen aan mevrouw B. Dit blijkt uit de tijdsspanne tussen de verschillende transacties. Partijen hadden immers niet al in 1990 of 2007 een echtscheiding voor ogen.
IV. Beslissing
9. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit komt het besluitvormingsorgaan tot volgende voorafgaande beslissing:
De overname van de gezinswoning door mevrouw B in het kader van een EOT-procedure zal getaxeerd worden met het verdeelrecht. Het van toepassing zijnde tarief is dat van de datum van de ondertekening van de notariële regelingsakte. Artikel 2.10.4.0.1, tweede lid, 1°, bepaalt dit tarief op 1%.
10. Artikel 3.17.0.0.2 VCF, gekend als de anti-misbruikbepaling, zal op de overname van de gezinswoning niet worden toegepast.