Gedaan met laden. U bevindt zich op: Uitkering aan begunstigde levensverzekering gebeurt buiten de nalatenschap - eigenhandig testament omvat geen herroeping van de begunstiging van de levensverzekering - fictie art. 2.7.1.0.6 VCF Vlaamse Belastingdienst

Uitkering aan begunstigde levensverzekering gebeurt buiten de nalatenschap - eigenhandig testament omvat geen herroeping van de begunstiging van de levensverzekering - fictie art. 2.7.1.0.6 VCF

Rechtspraak
Rolnummer
19/639/A
Datum beslissing
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Wijlen dhr. V heeft, met ingang van 31 december 2009, twee levensverzekeringen afgesloten bij een Luxemburgse vennootschap. In de polis is bepaald dat hij het verzekerd hoofd is, zijn neven dhr. V.M., V.B. en V.A. zijn aangeduid als begunstigden.

Op 27 september 2015 heeft wijlen dhr. V een eigenhandig testament geschreven, waarin zijn moeder, mevr. D, als algemene legataris werd aangeduid, zodat “zij al mijn roerende en onroerende goederen zal erven.”

Op 7 februari 2016 is wijlen dhr. V overleden. Aangezien zijn moeder op dat moment nog in leven was, kwam zijn volledige nalatenschap aan haar toe. Vóór het overlijden van wijlen dhr. V zou niemand op de hoogte geweest zijn van het bestaan van de vermelde levensverzekeringen. Na het overlijden heeft de familie documenten gevonden, waarin verwezen werd naar de levensverzekeringscontracten. Bij gebreke aan verdere gegevens over die overeenkomsten werd in de aangifte van nalatenschap het volgende vermeld: “Tak 23: begunstigde niet gekend, reden waarom aangegeven in de nalatenschap in afwachting van eventuele correctie”. Nadien is vastgesteld dat de 3 neven en dus niet de moeder als begunstigden waren opgenomen in de levensverzekeringen. De 3 neven betwisten de erfbelasting.

De rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent oordeelt bij vonnis dd. 29 oktober 2020:

Inzake levensverzekeringen, die een beding ten behoeve van een derde impliceren, verkrijgt de derde-begunstigde, gewoon door het feit van zijn aanwijzing, een eigen en rechtstreeks recht op de verzekeringsprestaties en kunnen de verzekeringnemer noch, in de regel, zijn erfgenamen, enig recht op die prestaties doen gelden. (Cass. 16 januari 2006, C.04.0320.F).

De uitkering aan de begunstigden uit een levensverzekering, zelfs in de vorm van een tak 23 zoals ter zake, geschiedt dus volledig buiten de nalatenschap. Degene die door de erflater op algemene wijze (en dus zonder dat iets is vermeld m.b.t. de levensverzekering) is aangeduid als algemeen legataris, heeft dus in principe geen hoedanigheid om de uitvoering van de levensverzekering in haar voordeel te vorderen (zie Cass. 16 januari 2006).

Via een akte kan de erflater, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, een uiterste wilsbeschikking maken in de vorm van een legaat teneinde over het geheel of een deel van zijn goederen te beschikken (art. 895 en 967 Burgerlijk Wetboek). Een levensverzekeringsovereenkomst omvat verschillende rechtsverhoudingen tussen onderscheiden actoren. Uit die rechtsverhoudingen blijkt dat de verzekeraar aan de begunstigde slechts verzekeringsprestaties uitkeert wegens het overlijden en dat die prestaties dus niet rechtstreeks uit de nalatenschap van de verzekeringnemer worden verkregen.

Opdat de prestaties uit levensverzekeringen niet zouden ontsnappen aan de successierechten werd voorzien in een regeling om zulke levensverzekeringsprestaties aan de erfbelasting te kunnen onderwerpen, zijnde de fictiebepaling van art. 2.7.1.0.6 VCF. Een levensverzekering bevat doorgaans een door de verzekeringnemer gemaakt beding ten behoeve van een derde-begunstigde, dat bepaalt dat bij het overlijden van de verzekeringnemer de begunstigde zonder enige tegenprestatie gelden verkrijgt. Aldus worden levensverzekeringsprestaties krachtens de fictiebepaling in beginsel aan de erfbelasting onderworpen (GwH 28 februari 2019, nr. 34/2019, www.const-court.be).

De belastingplichtigen bewijzen niet dat wijlen de heer V zijn moeder als begunstigde in de plaats heeft gesteld van de in de levensverzekeringsovereenkomsten vermelde belastingplichtigen als begunstigden, noch op expliciete wijze, noch op impliciete wijze. In de nalatenschap van wijlen de heer V worden de uitkeringen door de verzekeringsmaatschappij bedoeld voor de belastingplichtigen als begunstigden, beschouwd als sommen die kosteloos aan een persoon toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een overeenkomst dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat. Zij worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon zoals bedoeld in art. 2.7.1.0.6 VCF, zoals ter zake van toepassing.

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.6. VCF