Toepassingsgebied verkeersbelasting - werktuigmachines die afval vervoeren zijn belastbaar - vacuümwagens, vacuümcombiwagens en riool(reinigings)wagens
- Rolnummer
- F.20.0012.N
- Datum beslissing
- 28 september 2020
- Publicatiedatum
- 30 maart 2022
- Rechtbank
- Hof van Cassatie
- Status
- Definitief
Heffing
- Jaarlijkse verkeersbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.2.1.0.1. VCF
- art. 3 WIGB
Samenvatting
Artikel 2.2.1.0.1 VCF bepaalt dat er, overeenkomstig artikel 3 WIGB, een belasting wordt geheven op de stoom- of motorvoertuigen dienende hetzij tot het vervoer van personen, hetzij tot het vervoer van goederen of van om het even welke voorwerpen over de wegen.
Overeenkomstig artikel 3 WIGB wordt een belasting geheven op de stoom- of motorvoertuigen dienende hetzij tot het vervoer van personen, hetzij tot het vervoer van goederen of van om het ven welke voorwerpen over de wegen.
Uit deze bepalingen volgt dat de belasting verschuldigd is voor alle voertuigen die dienen tot het vervoer van personen of goederen. Daartoe volstaat het dat het voertuig geschikt is voor zulk vervoer en als zodanig wordt gebruikt. Niet vereist is dat het vervoer van personen of goederen de hoofdbestemming van het voertuig uitmaakt. Een uitsluitend gebruik van het voertuig voor zulk vervoer is evenmin vereist.
De appelrechters oordelen dat:
- de nijverheidsvoertuigen weliswaar werktuigmachines zijn die als functie het uitvoeren van industriële reinigingsopdrachten hebben, maar dat zij tegelijk dienen voor het vervoer van goederen over de weg;
- het daarbij niet relevant is dat de vervoerde goederen normaal gezien het restproduct (afval) zijn na het uitvoeren van industriële reinigingsopdrachten, waardoor het vervoer slechts het normale gevolg is van de arbeid waartoe deze werktuig-voertuigen bestemd zijn;
- de omstandigheid dat het niet zou gaan om regelmatig vervoer op duurzame basis van goederen die een economische waarde vertegenwoordigen, evenmin relevant is;
- de belastingplichtige niet bewijst dat de nijverheidsvoertuigen slechts zeer sporadisch dat afval kunnen vervoeren naar een speciale afvalverwerkingsplaats en dat het steeds om louter bijkomstig vervoer van een restproduct gaat dat het resultaat is van de werking van de voertuigen als werktuigmachines en dit niet belet dat de voertuigen (mede) dienen voor het vervoer van goederen over de weg.
De appelrechters die op grond van deze vaststellingen beslissen dat de betrokken reinigingsvoertuigen dienen om goederen te vervoeren in de zin van artikel 2.2.1.0.1 VCF en artikel 3 WIGB verantwoorden hun beslissing naar recht.