Tekortschatting vermogenswaarde versus lidmaatschapsrechten
- Rolnummer
- 17/1723/A
- Datum beslissing
- 1 februari 2018
- Publicatiedatum
- 1 februari 2018
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
Bij controle van een aangifte in een nalatenschap blijkt dat de waardering van de aangegeven aandelen te laag is. Er wordt een aanvullende aanslag en een belastingverhoging gevestigd.
De levenspartner (die bij testament als legataris was aangeduid) tekent bezwaar aan tegen deze aanslag. Ze argumenteert dat de kwestieuze aandelen ingevolge art. 14 van de oprichtingsakte van de vennootschap niet zijn overgegaan naar het vermogen van de levenspartner en dit bij gebrek aan instemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierde van het kapitaal bezitten
Artikel 14 van de oprichtingsakte stelt immers :
Overgang van aandelen bij overlijden
a) De aandelen van een vennoot mogen niet overgaan wegens overlijden dan met de instemming van ten minste de helft der vennoten die ten minste drie/vierde van het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de overgang is overwogen.
Deze instemming is evenwel niet vereist wanneer de aandelen overgaan aan een vennoot, de echtgenoot van de erflater, aan bloedverwanten in de rechte lijn van de erflater.(…)
De levenspartner stelt eveneens dat zij geen gelden ontving voor de waarde van de aandelen.
Het bezwaar werd afgewezen.
De levenspartner richt een verzoekschrift aan de rechtbank en stelt dat zij de waarde van de aandelen nooit in haar vermogen heeft gekregen zodat ze ook geen erfbelasting verschuldigd is.
De rechtbank stelt dat de aandelen werden aangegeven in de nalatenschap. De zienswijze van de levenspartner dat deze zich niet in de nalatenschap bevinden is niet juist. Op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap dus bij het overlijden van de erflater, dienden de aandelen te worden gewaardeerd.
Indien deze niet correct werden gewaardeerd is er sprake van een tekortschatting van het aangegeven vermogensbestanddeel. De rechtbank stelt vast dat de levenspartner impliciet deze waardering van de aandelen niet heeft betwist nu zij geen alternatieve waarde van de aandelen heeft voorgesteld aan Vlabel. Ze stelt enkel deze waarde niet te hebben ontvangen.
De rechtbank stelt dat hetgeen de levenspartner in werkelijkheid krijgt geen afbreuk doet aan de regels van de erfbelasting. Dit betekent echter niet dat zij geen recht zou hebben op de waarde van de overgegane aandelen. Doch deze problematiek is niet relevant inzake de tekortschatting van het aangegeven vermogensbestanddeel in het kader van de erfbelasting.
Volgens de rechtbank heeft Vlabel dan ook terecht een aanvullende erfbelasting gevestigd.
De levenspartner stelt dat rechtszekerheidsbeginsel is geschonden gezien de aanvullende aanslag bijna twee jaar na het overlijden van de erfgenaam gebeurde.
De rechtbank oordeelt dat het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel geen onbeperkte rechten zijn en dat in functie van de concrete omstandigheden een afweging dient plaats te vinden tussen het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel enerzijds en het legaliteitsbeginsel anderzijds. Uit geen enkel stuk blijkt dat Vlabel akkoord zou geweest zijn met de aangifte van erflater. Uit geen enkel stuk blijkt dat Vlabel akkoord zou zijn geweest om geen controle meer uit te voeren. Bij gebrek aan bewijs dat de administratie een positie had ingenomen m.b.t. deze nalatenschap, waarvan de levenspartner kon verwachten dat deze positie zou worden gehonoreerd, stelt de rechtbank geen schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel vast.
De vordering is ongegrond.
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.3.2.1. VCF
- art. 2.7.3.3.1. VCF