Strafrechtelijk verbeurdverklaarde sommen met toewijzing aan de erflater na diens overlijden - vermeerdering actieve samenstelling nalatenschap - testament kan geen afbreuk doen aan contractuele erfstelling - adoptie uitgesproken na overlijden erflater ma
- Rolnummer
- 2022/AR/309 - 2022/AR/307
- Datum beslissing
- 4 maart 2023
- Publicatiedatum
- 21 november 2023
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.18.0.0.9. VCF
- art. 3.3.1.0.6, eerste lid, 2° VCF
Samenvatting
Op grond van artikel 2.7.3.1.1 VCF wordt het successierecht gevestigd op de waarde van alles wat uit de nalatenschap van een rijksinwoner wordt verkregen overeenkomstig afdeling 1 van hoofdstuk 7 van titel 2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. De erfbelasting is in principe verschuldigd over de algemeenheid van de aan de overledene toebehorende goederen, waar ze zich ook bevinden. Om te beoordelen of bepaalde goederen al dan niet tot het patrimonium van de overledene behoren, moet men zich in principe voegen naar de regels van het burgerlijk recht met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met de fiscale fictiebepalingen.
Inzake de belastbare grondslag vatte de eerste rechter correct de relevante feiten als volgt samen: “Op 15 februari 2017 velde het Hof van Beroep te Antwerpen een arrest, waarbij A strafrechtelijk veroordeeld werd wegens verschillende misdrijven, waaronder de onmenselijke behandeling van en opzettelijke slagen en verwondingen aan wijlen haar man (erflater), oplichting en witwas. Dochter (B) en zoon (C) werden mede schuldig bevonden aan witwasverrichtingen gepleegd onder leiding van A.
Het Hof van Beroep verklaarde verschillende sommen verbeurd. Onder meer werd verplicht verbeurd verklaard op grond van artikel 505 van het Strafwetboek, een totaal bedrag van 182.252,87 EUR (...) met toewijzing/ teruggave aan de man (erflater).
Er werd cassatieberoep ingesteld tegen voornoemd arrest, maar dit werd verworpen bij cassatiearrest van 12 september 2017.
Het is dit bedrag van 182.252,87 EUR dat Vlabel middels de betwiste aanslag in de erfbelasting getaxeerd heeft in hoofde van A (met oplegging van een belastingverhoging wegens niet-aangifte).”
A stelt ten onrechte dat strafrechtelijk verbeurdverklaarde sommen geen deel uitmaken van het patrimonium van de erflater. De verbeurdverklaring werd door het Hof van Beroep te Antwerpen uitdrukkelijk uitgesproken met toewijzing aan de erflater zelf. Dit arrest heeft kracht van gewijsde. Dat A niet akkoord gaat met dit arrest doet aan het juridisch gezag van gewijsde van dit arrest geen afbreuk. Dat zoon C deze verbeurdverklaarde som desgevallend afbetaalt aan de Belgische Staat, doet aan het bestaan van de schuldvordering in de nalatenschap van de erflater geen afbreuk.
Voornoemd bedrag van 182.252,87 euro, of minstens een actuele vordering ter waarde van dit bedrag, maakt geen deel uit van het vermogen van erflater bij het openvallen van zijn nalatenschap op 9 februari 2017. Het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen werd immers pas geveld op 15 februari 2017. Evenwel betreft de toekenning van dit bedrag bij arrest van 15 februari 2017 een vermeerdering van de actieve samenstelling van de nalatenschap in de zin van artikel 3.3.1.0.6, eerste lid, 2° VCF, aangezien het gaat om een bedrag dat op onrechtmatige wijze aan de erflater was onttrokken en hem middels voornoemd arrest opnieuw werd toegewezen/teruggegeven. Dit bedrag werd, na vordering daartoe van de erflater als vrijwillig tussenkomende partij in de procedure die heeft geleid tot het arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van 15 februari 2017, toegewezen aan (het patrimonium van) (wijlen) de erflater en minstens de hiermee verband houdende schuldvordering moet geacht worden tot zijn nalatenschap te behoren. De Vlaamse Belastingdienst heeft dit bedrag terecht (ambtshalve) opgenomen onder het actief van de nalatenschap van de erflater.
Het argument dat een erfbelasting niet kan worden gevestigd op louter ‘verschuldigde’ maar niet effectief aan de nalatenschap ‘toegevoegde’ sommen, faalt naar recht. Zo behoren ook alle goederen waarvan het bestaan in het patrimonium van de overledene het voorwerp van een geschil uitmaakt, tot de nalatenschap van deze overledene indien de erfopvolgers van de overledene slagen in hun vordering om bepaalde goederen opnieuw in het patrimonium van de erflater te doen plaatsen (cfr. theorie van de eventuele dan wel betwiste goederen).
Op grond van artikel 3.3.1.0.6 VCF had A binnen dezelfde termijnen als vermeld in artikel 3.3.1.0.5, §2, een nieuwe aangifte moeten indienen bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. De actieve samenstelling van de nalatenschap werd immers na het openvallen van de nalatenschap vermeerderd door de oplossing van een geschil. Bij gebrek aan aangifte heeft de Vlaamse Belastingdienst terecht voormeld bedrag ambtshalve opgenomen onder het actief van de nalatenschap van de erflater (artikel 2.7.7.0.1 VCF).
Wat de devolutie betreft:
De wet geeft aan B en C als stiefkinderen niet de hoedanigheid van erfgenaam.
Dit gezien erflater ingevolge contractuele erfstelling (bij huwcontract) alles laat toekomen bij echtgenote A.
Dat B en C legatarissen zijn van erflater wordt niet aangetoond. Er ligt geen (geregistreerd) testament voor dat voorrang heeft op contractuele erfstelling. Deze laatste is onherroepbaar en er ligt geen element voor waaruit kan worden afgeleid dat deze werd herroepen door beide erfgenamen. Het testament is een eenzijdige beschikking die geen afbreuk kan doen aan de contractuele erfstelling bij huwcontract. Uit het testament blijkt geenszins dat wijlen erflater en zijn echtgenote A de contractuele erfstelling zouden hebben willen herroepen.
Bij vonnis van de rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen op 5 april 2019 werd het verzoek tot adoptie ingediend op 20 mei 2016 door erflater ingewilligd en werd de adoptie voor B en C uitgesproken.
Geen van beiden heeft evenwel de inkorting van de schenking (bij contractuele erfstelling) gevraagd. Dat zij desgevallend nog de inkorting kunnen vragen, doet aan het feit dat de gehele nalatenschap nog steeds toekomt aan de echtgenote (A) ingevolge contractuele erfstelling geen afbreuk.
Er is op heden geen reden om de door Vlabel weergehouden devolutie aan te passen of om in hoofde van B en C een nieuwe aanslag te vestigen.
Dit middel wordt afgewezen.