Roerende schenking niet aangegeven in aangifte van nalatenschap - boete verzuim of boete foutieve aangifte?
- Rolnummer
- 18/3781/A
- Datum beslissing
- 26 mei 2020
- Publicatiedatum
- 26 mei 2020
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
N.a.v. het overlijden van dhr. G wordt op 01/08/2017 door mevr. M en 8 andere erfgenamen een aangifte van nalatenschap ingediend. In de aangifte wordt aangekruist dat de overledene binnen de 3 jaar voor zijn overlijden geen niet-geregistreerde roerende schenkingen heeft gedaan. In het actief van de nalatenschap wordt o.a. een rekening bij bank X aangegeven met een saldo op datum overlijden van 44.378,21 euro. Op 28/08/2017 wordt door mevr. M. alleen een nieuwe aangifte ingediend waarin zij vermeldt dat de rekening bij bank X haar geschonken werd door de overledene op de dag van zijn overlijden. De taxadienst rekent een boete verzuim aan in toepassing van art. 3.18.0.0.6 VCF. Deze boete wordt herleid tot 10% wegens spontane aangifte binnen de 10 maanden.
Krachtens art. 3.3.1.0.8, §1, 8° VCF vermeldt de aangifte van nalatenschap onder meer de nauwkeurige aanduiding en raming “van elk goed afzonderlijk dat deel uitmaakt van het belastbare actief”.
Art. 3.18.0.0.7 en 3.18.0.0.10 VCF betreffen 2 sanctiemechanismes in geval van onregelmatigheden bij de aangifte.
Art. 3.18.0.0.7 VCF bepaalt:
“De erfgenaam, legataris of begiftigde die niet alle goederen heeft aangegeven overeenkomstig de bepalingen van art. 3.3.1.0.8, betaalt een belastingverhoging die gelijk is aan 20% van de daardoor verschuldigde aanvullende rechten.
De belastingverhoging, vermeld in het eerste lid, wordt verminderd tot 10% van de erdoor verschuldigde aanvullende rechten als een erfgenaam legataris of begiftigde uit eigen beweging, en binnen de tien maanden na hetzij het overlijden, hetzij de start van de aangiftetermijn, zoals berekend overeenkomstig art. 3.3.1.0.6, derde of vierde lid, een goed dat in afwijking van art. 3.3.1.0.8 niet was opgenomen in de aangifte, alsnog aangeeft.”
Art. 3.18.0.0.10 VCF bepaalt:
“Een belastingverhoging van 20% van de aanvullende rechten inzake de erfbelasting is verschuldigd door de erfgenamen, legataris of begiftigde als de verplichte vermeldingen, vermeld in art. 3.3.1.0.8, foutief of onvolledig zijn, tenzij die fout of onvolledigheid al aanleiding geeft tot een belastingverhoging ingevolge de toepassing van art. 3.18.0.0.6, 3.18.0.0.7, 3.18.0.0.8 of 3.18.0.0.9.”
Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert de doelbewuste niet-vermelding in de eerste nalatenschapsaangifte van het feit dat mevr. M. de gelden op de spaarrekening op de dag van het overlijden van dhr. G. geschonken kreeg, als een fout in deze aangifte met betrekking tot de verplichte gegevens, maar niet als de niet-aangifte van goederen die deel uitmaken van het belastbaar actief van de nalatenschap. De kwestieuze spaarrekening werd in de eerste aangifte immers wel vermeld onder het eigen vermogen van de erflater. Ze werd enkel niet toebedeeld aan de kavel van mevr. M. Het niet of foutief invullen van de rubriek ‘niet geregistreerde schenkingen van roerende goederen’ betekent geen verzuim van aangifte (sensu stricto) in de hypothese – zoals ter zake - dat de geschonken goederen wel nauwkeurig aangeduid en geraamd worden in het (eigen) vermogen van de erflater. In dat geval is er enkel sprake van een foutieve aangifte.
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.18.0.0.10. VCF
- art. 3.18.0.0.7. VCF
- art. 3.3.1.0.8. VCF