Gedaan met laden. U bevindt zich op: Prijsbewimpeling Vlaamse Belastingdienst

Prijsbewimpeling

Rechtspraak
Rolnummer
18/4272/A
Datum beslissing
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Dhr. en Mevr. W hebben tussen 2012 en 2014 verschillende onroerende goederen (twee appartementen en één garage) verkocht. Dhr. J. en mevr. M. waren de kopers van een appartement. In de onderhandse verkoopakte en de notariële akte werd vermeld dat de verkoop werd gedaan en aangenomen voor een prijs van 300.000 EUR. Enkele jaren later werd een strafonderzoek gestart tegen dhr. W uit hoofde van ‘criminele organisatie, inbreuken op de drugswetgeving en witwassen’. Tijdens een verhoor verklaarde hij: “Van het appartement aan de zee heb ik 15.000 euro in het zwart gekregen, van de garage 5.000 euro en van mijn appartement in H. 20.000 euro.” Er werd door het Openbaar Ministerie aan de Vlaamse Belastingdienst gemeld dat er, als gevolg van de gegeven verklaringen tijdens het verhoor, ernstige indiciën bestaan van inbreuken op de fiscale wetgeving door de betrokkenen. Aangezien, blijkens de verklaringen van dhr. W, de in de verkoopaktes vermelde verkoopprijzen niet overeenstemmen met de werkelijk afgesproken (en door de verkopers verkregen) verkoopprijzen, is er sprake van prijsbewimpeling.

De rechtbank merkt op dat prijsbewimpeling een bijzondere vorm van veinzing is die betrekking heeft op de in de overeenkomsten onder bezwarende titel bedongen tegenprestatie. Ze bestaat erin dat de partijen in de ter registratie aangeboden akte of verklaring een lagere prijs of tegenprestatie aangeven dan in werkelijkheid is overeengekomen. De rechtbank stelt vast dat dhr. W een specifieke bekentenis heeft afgelegd, met name dat hij buiten de akte om extra geld heeft gekregen, waardoor een navordering van aanvullende rechten en een belastingverhoging wegens prijsbewimpeling zich opdrong ten aanzien van alle betrokken contractuele partijen. Verder blijkt dat de verklaringen die dhr. W heeft afgelegd in het strafonderzoek, duidelijk en gedetailleerd zijn. Bovendien hebben beide verkopers, dus ook mevr. W, die niet betrokken was bij het strafonderzoek, de in hun hoofde opgelegde belastingverhogingen onmiddellijk en zonder bezwaar betaald. Ook de betrokken kopers van het andere appartement en de garage hebben de aanvullende rechten en belastingverhogingen niet verder betwist. Ten slotte sluit het bedrag van de toegegeven betaling in het zwart (20.000 EUR) aan bij het verschil tussen de vraagprijs (329.000 EUR) en de officiële prijs (300.000 EUR). Des te meer daar een korting van 29.000 EUR erg onwaarschijnlijk lijkt, althans er worden geen elementen aangereikt waaruit een dergelijke korting blijkt.

De rechtbank is van oordeel dat het bewijs inzake een verkoop van een onroerend goed waarbij aan een prijsbewimpeling werd begaan, kan worden geleverd door gewichtige, bepaalde en overeenstemmende vermoedens. In het voorliggende geschil zijn dit de bekentenissen van de verkoper en deze van de kopers die andere kavels van hetzelfde perceel hebben aangekocht. De houding van zowel de verkopers als de andere betrokken kopers ten opzichte van de gevestigde aanslagen, vormen met elkaar in overeenstemmende vermoedens die de juistheid van de gehele afgelegde verklaring bevestigen. Dit feitelijk vermoeden verantwoordt naar recht de invordering in hoofde van de medecontractanten.

De rechtbank besluit dan ook dat de Vlaamse Belastingdienst de bewijsregels niet heeft geschonden. Zij heeft terecht overeenkomstig art. 3.18.0.0.14 VCF een belastingverhoging van 100% op de aanvullende rechten opgelegd in hoofde van alle betrokken partijen.

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 3.18.0.0.14. VCF