Gedaan met laden. U bevindt zich op: Onroerende goederen uit hun aard - stacaravans Vlaamse Belastingdienst

Onroerende goederen uit hun aard - stacaravans

Rechtspraak
Rolnummer
20/1167/A
Datum beslissing
6 november 2021
Publicatiedatum
6 november 2021
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Onroerende voorheffing

Wettelijke basis

  • Artikel 518 oud BW

Samenvatting

Noch de VCF, noch het WIB92 preciseren wat onder “onroerend goed” moet worden verstaan zodat deze term begrepen moet worden in de betekenis van het gemeen recht (vgl. Cassatie 14 mei 2020 (AR.F18.0164.N), TFR, N° 2020/17).

In voorliggend geval zijn de bepalingen van het Oud BW nog van toepassing. Dat volgt uit de eerbiedigende werking van de Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “goederen” van het Burgerlijk Wetboek die in beginsel enkel van toepassing is op rechtsfeiten en rechtshandelingen die zich vanaf 1 september 2021 realiseren (vgl. V. SAGAERT, Goederenrecht, in de Reeks ‘Beginselen van Privaatrecht’, Wolters Kluwer, Mechelen, 2021, p.25, nr. 25).

De vakantieverblijven werden geplaatst in 2018, zodat het nieuwe goederenrecht niet kan worden toegepast op deze oudere rechtsfeiten die zich voordien gerealiseerd hebben.

Krachtens artikel 518 van het Oud BW zijn gronderven en gebouwen onroerend uit hun aard. Hiermee moeten worden gelijkgesteld de voorwerpen die duurzaam en gewoonlijk met de gronderven verbonden zijn of erin vastzitten. De gemakkelijke verplaatsbaarheid van een voorwerp dat bestemd is om duurzaam op een bepaalde plaats te blijven en aldaar verbonden is met de grond, ontneemt aan dat voorwerp niet zijn aard van onroerend goed. (vgl. Cassatie 14 mei 2020, TFR, N° 2020/17).

Stacaravans die bedoeld zijn om gedurende meerdere jaren te blijven staan op percelen die zijn afgebakend met afsluiting of haag, geplaatst zijn op stutten en betondallen, dikwijls omgeven van platen in PVC of hout en waarvan ongeveer 85% met terras, vertonen alle kenmerken van onroerende goederen uit hun aard, mede gelet op het feit dat ze aangesloten zijn op alle nutsvoorzieningen en geschikt zijn om de gebruikers voortdurend onderdak te verlenen (vgl. Gent 16 maart 2000, TFR, N° 2000/73 met noot D. JAEQUES, Fiscoloog 2000, afl. 750, p.4 weergave S. VAN CROMBRUGGE).

In voorliggend geval heeft de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie Burgerlijk, bij vonnis van 25 juni 2020 (18/2534/A) op basis van een uitgebreide motivering geoordeeld dat de 23 vakantieverblijven in kwestie onroerende goederen zijn zodat daaraan terecht een kadastraal inkomen werd toegekend.

[…]

Bovendien stelt de rechtbank vast dat de FOD Financiën, Patrimoniumdocumentatie, dienst opmetingen en waarderingen, in het kader van de procedure tot betwisting van het kadastraal inkomen volgende elementen liet optekenen:

  • “Het betreffen in casu geen caravans, maar wel chalets, welke door hun inrichting (living, volledige en geïntegreerde keuken, badkamer, slaapkamers) worden beschouwd als volwaardige wooneenheid;
  • De goederen, ook al zijn ze volgens uw beweringen ‘perfect verplaatsbaar’, worden wegens hun gewicht, hun inrichting en bestemming geacht voor een langere termijn ter plaatse te blijven staan, en zijn geenszins eenvoudig verplaatsbaar zonder aanzienlijke schade te berokkenen;
  • De stabiliteit van de constructies is gerealiseerd vanaf de grond en de desbetreffende constructies zijn bestemd om ter plekke te blijven op blijvende wijze. Dit wordt gestaafd door de aanwezige aangebouwde stenen terrassen als aanhorigheden van de zitruimte en aan de toegangsdeuren. Er is dus wel degelijk sprake van incorporatie;
  • De constructies zijn aangesloten op het plaatselijk elektriciteitsnet en het rioleringsnetwerk. Ook hierdoor wordt kennelijk een blijvende aanhechting met de grond bewerkstelligd;
  • De goederen worden verkocht als chalet.

Uit de bovenstaande vaststellingen volgt onmiskenbaar dat de bewuste goederen onroerend zijn uit hun aard.”

Ten slotte leidt de rechtbank uit de feitelijke gegevens van het dossier af dat aan de 23 vakantieverblijven door de bevoegde overheid een huisnummer werd toegekend wat bevestigd dat deze bestemd zijn om duurzaam op een bepaalde plaats te blijven. Dit terzijde.

Besluitend dient te worden vastgesteld dat de vakantieverblijven in kwestie dermate blijvend verbonden en geïncorporeerd zijn met de grond dat zij terecht als onroerende goederen worden beschouwd. De gemakkelijke verplaatsbaarheid van een voorwerp dat bestemd is om duurzaam op een bepaalde plaats te blijven en aldaar verbonden is met de grond, ontneemt aan dat voorwerp niet zijn aard van onroerend goed. Het argument van eiseres dat de vakantieverblijven niet voor permanente bewoning bestemd zouden zijn, is, voor zover aangetoond, niet van aard om tot een andersluidend besluit te komen.