Gedaan met laden. U bevindt zich op: Onderhandse schenking van gemeenschappelijke goederen dag voor overlijden - akte niet verleden voor notaris - overschrijving gelden bij overlijden nog niet uitgevoerd Vlaamse Belastingdienst

Onderhandse schenking van gemeenschappelijke goederen dag voor overlijden - akte niet verleden voor notaris - overschrijving gelden bij overlijden nog niet uitgevoerd

Rechtspraak
Rolnummer
2019/AR/1907
Datum beslissing
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Rechtbank
Hof van Beroep te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Eerste belastingplichtige, MC, echtgenoot, en tweede en derde belastingplichtigen BC en TC, de kinderen, zijn de erfgenamen van erflater X, overleden op 21 april 2016.

De echtgenoten zijn gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract verleden voor de notaris op 25 juni 1973.

Op 20 april 2016 schenken de echtgenoten bij onderhandse en door beide schenkers ondertekende akte aan ieder van hun twee voormelde zonen een som van 500.000,00 euro.

De belastingplichtigen kwalificeren deze schenking als een rechtstreekse schenking.

Deze onderhandse schenkingsakte wordt ter registratie aangeboden op 21 april 2016 om 11u30.

Erflater X overleed op 21 april 2016 om 11u50 Ingevolge euthanasie. Op dat ogenblik had de daadwerkelijke overschrijving nog niet plaats gevonden.

Aan de twee begiftigden wordt op 17 mei 2016 een aanslagbiljet inzake schenkbelasting opgestuurd met een door elk te betalen bedrag van 15.000,00 euro, hetzij 3% van de geschonken som.

De belastingplichtigen dienen op 24 augustus 2016 een aangifte van nalatenschap in.

In de aangifte wordt vermeld dat de schenkingsakte ter registratie is aangeboden op 20 april 2016 om 11u30, is geregistreerd op 21 april 2016 en de registratierechten werden gedelgd. De aangifte dient volgens de belastingplichtigen verminderd te worden met 1.000.000,00 euro.

Op 14 februari 2018 wordt een aanslagbiljet in de erfbelasting naar de notaris van de belastingplichtigen verzonden. In de belastbare grondslag heeft de belastingadministratie de twee schenkingen van 500.000,00 euro zonder meer opgenomen.

In opdracht van de belastingplichtigen dient de instrumenterende notaris op 27 februari 2017 bezwaarschrift in. Daarin zijn volgende grieven opgenomen: het aanslagbiljet is niet gemotiveerd en dus nietig, het belastbaar actief werd niet correct bepaald, doordat de schenking aan de kinderen van 1.000.000,00 euro niet was in mindering gebracht.

Bij beslissing van Vlabel van 13 maart 2018 wordt het bezwaar m.b.t. voormelde punten verworpen en wordt een ontheffing verleend voor wat betreft de betaalde schenkingsrechten:

Een onderhandse akte kan hoogstens een bevestiging zijn van een reeds uitgevoerde hand- of bankgift.

Als de bankgift d.w.z. de daadwerkelijke overschrijving nog niet had plaatsgevonden vóór het overlijden, dan behoren de gelden nog steeds tot het vermogen van de schenker (i.c. het gemeenschappelijk vermogen) bij het overlijden en zijn de “geschonken” gelden terecht belast met erfbelasting. Er werd ondertussen opdracht gegeven aan de dienst taxatie tot ontheffing en terugbetaling van de betaalde schenkingsrechten omdat de schenkbelasting ten onrechte is geheven.

De belastingplichtigen leggen op 1 juni 2018 een fiscaal verzoekschrift ter griffie van de rechtbank neer.

In het vonnis van 2 oktober 2019 verklaarde de rechtbank de vordering van de belastingplichtigen ontvankelijk doch ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er zich geen onrechtstreekse schenking had voorgedaan doch dat er sprake was van een naar de vorm nietige schenking aangezien deze niet was verleden voor de notaris.

Verder oordeelde de rechtbank dat de absolute nietigheid van de schenking minstens aan de kant van de langstlevende echtgenoot blijft bestaan en dat deze de naar de vorm nietige schenking minstens in de mate dat hij de hoedanigheid van schenker heeft, niet kan worden bevestigd. De rechtbank besloot dat de betrokken schenking behept was met een absolute nietigheid en dus niet als rechtsgeldig kon worden aangemerkt.

Het Hof van Beroep te Gent daarentegen oordeelt dat de geschonken bedragen door erflater X op 20 april 2016 aan haar kinderen BC en TC in haar nalatenschap geen deel uitmaken van de belastbare grondslag in de erfbelasting. Er dient een herberekening te gebeuren.

Aan de constitutieve bestanddelen van een schenking (verarming - verrijking -animus donandi) is voldaan. Dit wordt overigens niet betwist. Het betreft rechtstreekse schenkingen, waarbij de materiële afgifte van de sommen geen constitutieve voorwaarde is.

De stelling van het Vlaamse Gewest dat de onderhandse akte hoogstens een bevestiging kan vormen van een reeds uitgevoerde hand- of bankgift, kan desgevallend met betrekking tot hand- of bankgiften correct zijn doch is met betrekking tot de kwestieuze rechtstreekse schenkingen naast de kwestie.

Zoals de belastingplichtigen ook erkennen, is niet voldaan aan een aantal vormvereisten waaronder de vereiste van een notariële akte zoals opgenomen in artikel 931 BW. De schenkingen werden bij onderhandse akte verricht, zonder de tussen komst van een notaris. De vraag stelt zich welk gevolg hieraan moet worden gegeven.

De wettelijke vormvereisten zijn opgelegd op straffe van nietigheid van de schenking.

Tijdens het leven van de schenker is de nietigheid van absolute aard, zonder mogelijkheid tot bevestiging (artikel 1339 BW).

Na het overlijden van de schenker blijft de sanctie wegens miskenning van de vormvereisten van artikel 931 BW de nietigheid, zij het nu van relatieve aard. Artikel 1340 BW schrijft voor dat uit de bevestiging, bekrachtiging of vrijwillige uitvoering van een schenking door de ‘erfgenamen en rechtverkrijgenden van de schenker’ na zijn overlijden, de afstand hunnerzijds volgt van het recht om zich te beroepen hetzij op gebreken in de vorm, hetzij op enige andere exceptie. Het wordt niet betwist dat de

belastingplichtigen de schenkingen bevestigen.

Niettegenstaande de schenkingen verricht op 20 april 2016 werden vastgesteld in één instrumentum dienen deze schenkingen na het overlijden van mevrouw X, voor toepassingen van de artikelen 1339-1340 BW, ontleed te worden als vier afzonderlijke rechtsbanden (m.n. vader - zoon BC; moeder - zoon BC; vader - zoon TC; moeder - zoon TC). Op elk van deze rechtsbanden dient hetzij artikel 1339 BW hetzij artikel 1340 BW te worden toegepast. Zoniet zou artikel 1340 BW geen bestaansreden hebben in geval een echtgenoot overlijdt na een schenking vanuit gemeenschappelijk vermogen, aldus het Hof. Bovendien, gelet op de pluraliteit van subjecten, is de verdeling (van rechtswege en in gelijke delen) van de verbintenis de regel en verhindert niets de opsplitsing van de verbintenis in het bijzonder na het overlijden van een van de twee schenkers.

Zoals door de beide partijen benadrukt tijdens de zitting van 17 november 2020 dient in deze zaak enkel de rechtsgeldigheid van de schenkingen gedaan door mevrouw X (m.n. telkens 250.000,00 EUR) aan de tweede en derde belastingplichtige te worden beoordeeld. De schenkingen verricht door wijlen mevrouw X vallen onder het toepassingsgebied van artikel 1340 BW. Hieruit volgt dat de nietigheid wegens miskenning van de vormvereisten van artikel 931 BW van relatieve aard is. Vlabel kan als fiscale overheid niet zelf deze nietigheid inroepen. Op grond van artikel 1340 BW kunnen enkel de erfgenamen en rechtsverkrijgenden van de schenker de nietigheid van de schenking inroepen. Dit doen zij niet. De drie belastingplichtigen als erfgenamen van mevrouw X bevestigen de beide schenkingen aan de tweede en derde belastingplichtige. Niettegenstaande niet is voldaan aan de vormvereiste opgenomen in artikel 931 BW, kan de nietigheid van de schenkingen niet worden uitgesproken aangezien ze niet wordt gevraagd door de in artikel 1340 BW aangewezen (beschermde) personen.

Wat de discussie omtrent de aanvaarding betreft, wordt het niet betwist dat aanvaarding door de begunstigde in principe noodzakelijk is. Uit de mede-ondertekening van de schenkingsakte blijkt afdoende dat de schenkingen door de tweede en derde belastingplichtige werden aanvaard. Het feit dat aan de vormvereisten voor de aanvaarding niet is voldaan (artikel 932 BW), leidt niet tot de nietigheid van de schenkingen. Een inbreuk op artikel 932 BW wordt immers gesanctioneerd door een relatieve nietigheid die enkel door de beschermde partij kan worden ingeroepen (artikel 1340 BW) en niet door de fiscale administratie (zie ook vorige alinea).

In tegenstelling tot de rechtbank van eerste aanleg besluit het Hof dan ook dat Vlabel als fiscale overheid rekening dient te houden met de schenkingen verricht door erflater X aan haar beide zonen. De schenkingen werden geregistreerd en maken geen deel uit van de belastbare grondslag in de erfbelasting in de nalatenschap van mevrouw X.

Heffing

  • Erfbelasting