Omgekeerd duolegaat
- Rolnummer
- 14/5255/A
- Datum beslissing
- 30 september 2015
- Publicatiedatum
- 1 maart 2022
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen
- Status
- Herziening in cassatie
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.10. VCF
Samenvatting
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen heeft zich op 30 september 2015 uitgesproken over de problematiek van het zogenaamde omgekeerd duolegaat.
De erflater heeft in zijn testament uitdrukkelijk bepaald dat hij aan de duo-legataris de last oplegt om de successierechten verschuldigd door zijn neven en nichten ten laste te nemen.
Bij de berekening van de successierechten heeft de administratie slechts 25.000 EUR afgetrokken van de algemene legaten, terwijl volgens eiser ook alle successierechten en kosten dienden afgetrokken te worden van deze algemene legaten.
Krachtens artikel 64, lid 2 W. Succ. (tegenwoordig artikel 2.7.1.0.10 VCF) kan niet beschouwd worden als legaat de verbintenis om, iets te doen opgelegd aan een erfgenaam, legataris of begiftigde ten bate van een ander en, in zonderheid, de last opgelegd aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden om de rechten en kosten verbonden aan een andere persoon gedaan legaat te dragen.
Ingevolge voornoemd testament wordt aan de duo-legataris een bedrag toegekend om de successierechten van de andere legatarissen te dragen, hetgeen ongetwijfeld één van de door artikel 64, lid 2 W. Succ. beoogde lasten is, zodat het bedrag dat hiervoor werd toegekend aan duo-legataris en voortspruit uit deze last in zijnen hoofde niet als een legaat kan belast worden en aldus niet van het netto-aandeel van de andere legatarissen , die de last moeten dragen om dit bedrag aan de duo-legataris toe te kennen, kan afgetrokken worden.
Alle regelen van gemeen recht zijn toepasselijk op het fiscale recht, voor zover dit laatste er niet anders heeft over beschikt, het is dan ook niet relevant dat civielrechterlijk voornoemde last een legaat zou zijn nu artikel 64, lid 2 W. Succ. hierover duidelijk anders heeft beschikt.
De bedoeling van de testator kan vanzelfsprekend geen afbreuk doen aan de wet en is bijgevolg irrelevant voor de beoordeling van huidige betwisting.
Er dient geen prejudiciële vraag voor artikel 64/65 W. Succ. aan Grondwettelijk Hof te worden gesteld gezien de rechtbank oordeelt dat deze artikelen de bepalingen waaraan het Grondwettelijk Hof vermag te toetsten klaarblijkelijk niet schenden.
Gezien volgens testament de hierin vermelde alternatieve vererving slechts van toepassing is indien voornoemde last van de duo-legataris wordt beschouwd als een belastbaar legaat en deze last niet als een legaat wordt beschouwd is deze alternatieve vererving dan ook niet van toepassing.