Meeneembaarheid en klein beschrijf - relatiebreuk geen overmacht
- Rolnummer
- 2020/AR/261
- Datum beslissing
- 18 mei 2021
- Publicatiedatum
- 18 mei 2021
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
Bij de aankoop van de woning op 7 augustus 2015 heeft dhr. B. de toepassing gevraagd van de vermindering van registratierechten (5% i.p.v. 10%), zoals bepaald in het toenmalige artikel 2.9.4.2.1, §1 VCF en de meeneembaarheid door verrekening, zoals bepaald in art. 2.9.5.0.1 VCF.
Dhr. B. heeft het onroerend goed nooit bewoond en heeft er evenmin zijn inschrijving in het bevolkingsregister genomen. Hij bleef tot op vandaag op hetzelfde adres wonen. Hij betwist niet dat hij niet voldaan heeft aan de voorwaarde om de door hem gevraagde gunstregimes te blijven genieten.
Hij beroept zich op overmacht. Dhr. B. is afkomstig uit het Antwerpse. Hij leerde in 2013 een vriendin kennen die opgegroeid is in de Vlaamse Ardennen en in die periode sinds kort gestart was als huisarts met een praktijk in B., dorp waar ze ook bij haar ouders woonde. Uit de voorliggende stukken toont dhr. B. afdoende aan dat hij al enige tijd een relatie had met zijn vriendin uit B. en dat zij rond de tijd dat hij de woning aankocht, een gemeenschappelijke rekening geopend hebben. De aangekochte woning beantwoordde niet aan de normen van hedendaags comfort zodat redelijkerwijze slechts kon verwacht worden dat dhr. B. in de woning trok na een renovatie. Dhr. B. beroept zich wat de overmacht betreft enkel op het onverwachte karakter van de relatiebreuk en/of het gebrek aan financiële middelen dat daaruit voortvloeit. Dhr. B. verrichtte de aankoop alleen en ging ook alleen de financiering aan zonder dat de vriendin daarin ook maar op enige manier betrokken was. Hij ging de financiering ook alleen maar aan voor het kapitaal dat hij nodig had om de woning te kunnen kopen. Hoewel hij zelf benadrukt dat er nog een aanzienlijk budget zou nodig zijn om de woning te renoveren. Hij komt zelf tot de berekening dat dit onmogelijk was met zijn inkomen op dat moment en de maandelijkse te dragen huurlast voor zijn appartement in Antwerpen. Aangezien de vriendin huisarts was te B. moest hij in de onmiddellijke buurt van haar praktijk wonen. Dit plan was wel zeer riskant. Hij besliste immers om een woning aan te kopen alleen en zonder financiële hulp van zijn vriendin. Hij benadrukt zelf dat hij van haar geen financiële hulp kon verwachten aangezien ze haar eigen project, de huisartsenpraktijk moest voornemen. Deze situatie kan bezwaarlijk vergeleken worden met de situatie van een koppel dat een relatiebreuk kent nadat de betrokkenen al samenwonen en waarbij beiden eigenaar zijn van het goed en/of elk hun deel hebben in de financiële verbintenissen. Dhr. B. is tot aankoop overgegaan zonder enige formele vastheid over de relatie terwijl het welslagen van dit project afhankelijk was van het verder blijven bestaan van de relatie. Betrokkene heeft niet gehandeld in overeenstemming met het vooruitziendheidsprincipe en het voorzichtigheidsprincipe. Hij is in het verhaal gestapt zonder afdoende de risico’s op mislukking in te schatten en het ontstaan van die risico’s tegen te gaan en/of minstens heeft hij die risico’s in volle vrije wil zelf genomen. Dat staat het beroep op overmacht in de weg.
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.4.2.1. VCF
- art. 2.9.5.0.1. VCF