Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Toepassingsvoorwaarden van ambtshalve ontheffing
- Rolnummer
- F.15.0.114.N
- Datum beslissing
- 20 januari 2017
- Publicatiedatum
- 20 januari 2017
- Rechtbank
- Hof van Cassatie
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
In casu genoot belastingplichtige, NV X, op basis van het op dat ogenblik van toepassing zijnde artikel 34 van het leegstandsdecreet bedrijfsruimten een opschorting van de heffing wegens vernieuwingsvoorstel voor de periode van 24 maart 2005 tot 24 maart 2007. Bij authentieke akte van 5 september 2006 tijdens de opschortingsperiode heeft belastingplichtige de bedrijfsruimte overgedragen. Het Vlaamse Gewest is van oordeel dat de sanctie van het op dat ogenblik van toepassing zijnde artikel 41, §2 van het leegstandsdecreet toepasselijk (thans art. 2.6.7.7.1. VCF) is en de heffing vermeerderd met interesten alsnog verschuldigd is. De heffing werd ingekohierd op 23 november 2006, ná datum van de authentieke akte van overdracht van 5 september 2006. Het Hof van Beroep te Brussel heeft bij arrest dd. 01 oktober 2014 geoordeeld dat de opgeschorte heffing niet verschuldigd is omdat ze pas ingekohierd werd ná datum van authentieke akte van overdracht.
Tegen voornoemde arrest werd door het Vlaamse Gewest cassatieberoep aangetekend. Het Hof van Cassatie heeft bij arrest dd. 20/01/2017, rolnummer, F.15.0114 als volgt beslist:
“De appelrechters die beslissen dat de heffing door de verweerster niet verschuldigd is omdat ze pas werd ingekohierd na de datum van de authentieke akte van overdracht, schenden de in het middel aangewezen bepalingen”.
Heffing
- Heffing leegstand en verwaarlozing van bedrijfsgebouwen
Wettelijke basis
- art. 2.6.7.7.1. VCF