Gedaan met laden. U bevindt zich op: Last van een schenking als passiefpost Vlaamse Belastingdienst

Last van een schenking als passiefpost

Rechtspraak
Rolnummer
2021/AR/605
Datum beslissing
19 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Rechtbank
Hof van Beroep te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.3.4.1. VCF

Samenvatting

De belastingplichtige en zijn zus, SVT, zijn beiden erfgenaam van wijlen JW, hun moeder, die overleed op 30 oktober 2015.

Op 13 november 2013 ontving wijlen JW een schenking van haar moeder, MS. De schenkingsrechten werden betaald door de schenker. De werkelijke begunstigden van de schenking waren echter de belastingplichtige en zijn zus, SVT. Volgens de schenking onder last, dienden de geschonken gelden aangewend te worden ter delging van de erfrechten die de belastingplichtige en zijn zus verschuldigd waren ingevolge de nalatenschap van hun vader.

In concreto betreft het een som van 172.984,27 euro die aan elk van de begunstigden was geschonken. SVT nam de som in ontvangst.

De belastingplichtige heeft de som nog niet ontvangen. Hij eist deze som op in het kader van de vereffening-verdeling van de nalatenschap van wijlen JW. Alvorens de schenking kon worden uitgevoerd, overleed de erflater op 30 oktober 2015. De schenking van de grootmoeder was blijkbaar niet uitgevoerd ten gunste van de belastingplichtige omdat hij naliet te voldoen aan de voorwaarden om effectief begunstigde te zijn van de schenking. Het bedrag van de schenking bleef dus nog in het vermogen van de erflater en maakte dus het voorwerp uit van de nalatenschap.

De belastingplichtige nam deze schenking op in het passief van de nalatenschap van wijlen JW. Deze passiefpost werd echter verworpen door de belastingadministratie omdat niet zou bewezen zijn dat de schenking niet werd uitgevoerd.

Op 7 juni 2016 verzendt de administratie naar de instrumenterende notaris een aanslag inzake erfbelasting van de nalatenschap JW over het aanslagjaar 2015 ten name van de belastingplichtige.

Bij brief van 31 augustus 2016 dient de belastingplichtige een bezwaarschrift in tegen deze aanslag. Het bezwaar van de belastingplichtige beperkt zich tot de verwerping van de passiefpost omtrent de beweerde niet-uitgevoerde schenking van de som van 172.984,27 euro.

Bij beslissing van 18 oktober 2018 wordt het bezwaar als ongegrond afgewezen.

De belastingplichtige kon zich niet verzoenen met deze beslissing en legt op 15 januari 2019 een fiscaal verzoekschrift neer. Bij vonnis van 9 december 2020 wordt de vordering van de belastingplichtige gegrond verklaard.

VLABEL tekende hoger beroep aan.

Het geschil betreft het actief en passief van de nalatenschap van wijlen mevrouw JW. De erfbelasting wordt gevestigd op het netto-actief van de nalatenschap. Al wat zich in de nalatenschap bevindt op het moment van het openvallen ervan, komt in aanmerking om belast te worden, rekening houdend met het passief zoals bepaald in artikel 2.7.3.4.1 VCF:
“Als passief van de nalatenschap van een rijksinwoner wordt alleen het volgende aanvaard:
1° de schulden van de erflater die op de dag van zijn overlijden bestaan. Andere schulden dan de schulden, vermeld in artikel 2.7.3.2.7, die voortkomen uit de toepassing van een beding in een huwelijksovereenkomst dat door de erflater en zijn partner is overeengekomen en dat betrekking heeft op de vereffening van hun huwelijksvermogensstelsel worden niet beschouwd als schulden van de erflater die op de dag van zijn overlijden bestaan;
2° de begrafeniskosten.”

Het geschil tussen de partijen betreft de rechtsvraag of op de dag van het overlijden van mevrouw JW al dan niet de schuld bestaat ten aanzien van de belastingplichtige, meer bepaald de schuld die bestaat uit de last van de schenking.

Volgens VLABEL bestond de schuld niet op het moment van het overlijden omdat de belastingplichtige tot op dat moment niet had voldaan aan de volgende last:
“2.- De beschikkingen onder nummer 1 hierboven ten voordele van de heer St en
Mevrouw Sy VT worden hun toegestaan onder volgende uitdrukkelijke lasten voor hen:
a) het recht tot kapitalisatie en omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote, Mevrouw JW, op gezegde nalatenschap uitdrukkelijk te verzaken binnen de maand te rekenen vanaf de betaling van de verkoopprijs.”

De toepassing van die bepaling op de schenking van de grootmoeder, mevr. MS, aan de erflater, mevrouw JW, houdt volgens VLABEL in dat de erflater op het moment van haar overlijden blijkbaar nog niets verschuldigd was aan de belastingplichtige, omdat de belastingplichtige zelf de voorwaarden nog niet had voldaan opdat hij aanspraak zou kunnen maken op een gedeelte van de schenking. Volgens VLABEL was de erflater geen 172.984,27 EUR verschuldigd aan de belastingplichtige op het moment van haar overlijden. VLABEL meent dat deze som zich dan ook nog in het actief van de erflater bevond, zodat het dan ingevolge de erfopvolging toekwam aan de belastingplichtige. Volgens VLABEL bewijst de belastingplichtige niet dat de som van 172.984,27 EUR een schuld is van de nalatenschap en aldus in het passief zou moeten worden opgenomen.

Het is geen geschilpunt tussen de partijen dat de schenking rechtsgeldig en definitief was. Op het moment van de schenking ontstond in hoofde van de erflater de last ten aanzien van de belastingplichtige. De hierboven geciteerde clausule die voor het toestaan van de last ten voordele van de belastingplichtige een (andere) last verbindt ten aanzien van de belastingplichtige, dient te worden begrepen als een uitvoeringsmodaliteit of een toekenningsmodaliteit. Die modaliteit doet geen afbreuk aan de last die meteen van bij de schenking ontstond in hoofde van de erflater. Het staat overigens niet ter discussie dat het doel van de uitvoeringsmodaliteit bereikt is, weliswaar met enkele dagen vertraging, door de uitdrukkelijke nakoming van de last door de belastingplichtige. Daaraan doet geen afbreuk de vaststelling dat notaris S op een bepaald moment er een andere visie op nahield. Klaarblijkelijk percipieerde de notaris de toekenningmodaliteit als een ontbindende voorwaarde. Die visie vindt geen steun in de tekst van de schenking.

Volgens het hof van beroep voert de belastingplichtige terecht aan dat VLABEL de last ten onrechte aanmerkt als een voorwaarde. De voorwaarde en de eerste last was de volgende: de begiftigde wendt binnen de 3 maanden volgend op het ontvangen van de verkoopprijs, het netto te ontvangen bedrag van de verkoopprijs in de eerste plaats aan om de successierechten, intresten en aanhorigheden te betalen, verschuldigd op de nalatenschap van wijlen de heer WVT, zowel in hoofde van de begiftigde en de belastingplichtige en zijn zus als in hoofde van hun respectievelijke kinderen. De termijn voorzien in de eerste last wordt niet gesanctioneerd in de akte van schenking. Door het overlijden van mevrouw JW had deze last geen voorwerp meer. De twee andere lasten waren evenmin voorwaarden.
Samen met de eerste rechter stelt het hof vast dat uit niets blijkt dat de belastingplichtige de voorziene lasten niet zou hebben aanvaard. Het is een last in de nalatenschap van mevrouw JW en geen schenking door mevrouw JW of legaat van de nalatenschap. Het staat ook niet ter discussie dat de schenkingsrechten betaald werden.

Het hof van beroep stelt dat VLABEL evenmin kan gevolgd worden in de stelling dat de belastingplichtige de begiftigde zou zijn van een schenking die niet onderworpen werd aan de schenkbelasting.

Tot slot kan VLABEL evenmin gevolgd worden in de stelling dat het een betwiste schuld betreft die niet mag worden aangegeven. Daarvan ligt geen bewijs voor aldus het hof.