Klein beschrijf – Abattement - Woning alleen aangekocht - Bewoningsplicht en inschrijvingsplicht - Overlijden partner en financiële problemen - Geen overmacht
- Rolnummer
- 17/1255/A
- Datum beslissing
- 26 juni 2018
- Publicatiedatum
- 25 maart 2022
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- bevestigd in hoger beroep
Heffing
- Verkooprecht
Samenvatting
De belastingplichtige kocht een woning met vermindering van registratierechten zoals bepaald in artikel 53, 2° W. Reg. (het zogenaamde ‘klein beschrijf’). De belastingplichtige bewoonde het pand niet en vestigde haar domicilie niet op dit adres. Zij verkocht het woonhuis.
In hoofde van de belastingplichtige werden bijkomende registratierechten ingekohierd alsook een belastingverhoging, omdat niet was voldaan aan de 2-jaar bewoningsplicht en 3-jaar ononderbroken inschrijvingsplicht om te kunnen genieten van het abattement en het klein beschrijf. De belastingplichtige betwist niet dat zij het kwestieuze adres niet heeft bewoond en er haar inschrijving niet heeft gevestigd. De belastingplichtige roept overmacht in. Zij verwijst naar het feit dat haar levenspartner onverwacht zwaar ziek werd en overleed.
De rechtbank stelt vast dat de belastingplichtige het woonhuis op eigen naam aankocht. Haar levenspartner hield geen enkel eigendomsaandeel in het woonhuis. Deze vaststelling valt niet te rijmen met de bewering van de belastingplichtige dat zijzelf samen met haar levenspartner het bouwproject wenste te realiseren. Het is onwaarschijnlijk dat een levenspartner die geen (onverdeeld) eigenaar is van een woonhuis een bouwproject in belangrijke mate financieel ondersteunt. Dit zou immers neerkomen op een vermogensverschuiving ten voordele van de belastingplichtige, hetgeen niet zomaar kan worden aangenomen. De belastingplichtige toont het tegendeel niet aan.
Om dezelfde reden kan ook het argument van de belastingplichtige dat haar financiële situatie het haar na het overlijden van haar levenspartner niet toeliet om het bouwproject nog te realiseren, niet worden aanvaard. Vooreerst stelt de rechtbank vast dat de belastingplichtige dit niet aantoont. Zij legt geen enkel stuk voor omtrent haar financiële situatie na het overlijden van haar levenspartner. Bovendien, op het ogenblik dat de belastingplichtige het woonhuis alleen aankocht, kende zij haar financiële situatie en diende zij er als enige eigenaar mee rekening te houden dat enkel zijzelf de kosten verbonden aan het bouwproject zou dienen te dragen. Zij kende op het ogenblik van de aankoop de staat van het woonhuis en de grootorde van de uitgaven die een renovatie met zich mee zouden brengen. Het overlijden van haar levenspartner had, gelet op hun feitelijke samenwoonst, geen impact op haar financiële situatie, minstens toont de belastingplichtige het tegendeel niet aan.
Om dezelfde reden kan ook het overlijden van haar levenspartner niet als een objectieve reden worden beschouwd om de inschrijvings- en bewoningsverbintenis niet meer na te komen. Deze verbintenissen bestonden immers enkel in hoofde van de belastingplichtige, niet in hoofde van haar levenspartner. Het overlijden van een levenspartner die geen mede-eigenaar is van een woonhuis veroorzaakt op zich niet het niet-nakomen van de verbintenissen opgenomen door de belastingplichtige. Dat de belastingplichtige na het overlijden van haar levenspartner heeft beslist het bouwproject niet aan te vatten, is het gevolg van redenen die eigen zijn aan de belastingplichtige. De belastingplichtige kan zich niet beroepen op overmacht. De aanvullende registratiebelasting werd terecht en in overeenstemming met de wet gevestigd.