Keuze van woonplaats bij notaris - bezwaarbeslissing verstuurd naar notaris - al dan niet laattijdig doorgestuurd naar belastingplichtige - gevolgen fout
- Rolnummer
- 21/2176/A
- Datum beslissing
- 21 juni 2023
- Publicatiedatum
- 5 oktober 2023
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Procedure
Wettelijke basis
- art. 1385undecies Gerechtelijk Wetboek
- art. 3.3.1.0.8, §1, 7° VCF
- art. 3.5.9.0.1. VCF
Samenvatting
Vlabel wijst bij administratieve beslissing de bezwaren van belastingplichtige van 26 juni 2020 en 4 september 2020 af als onontvankelijk (wegens laattijdige indiening) respectievelijk ongegrond.
De bezwaarbeslissing werd op 21 oktober 2020 verstuurd naar de indiener van het bezwaar zijnde de notaris van belastingplichtigen.
Op 6 september 2021 dienen belastingplichtigen een verzoekschrift in bij rechtbank en betrekken de notaris en diens vennootschap mee in de procedure (dagvaarding in gedwongen tussenkomst).
Vlabel werpt op dat de vordering van de belastingplichtigen onontvankelijk is wegens laattijdigheid.
Belastingplichtigen betwisten dit en voeren aan dat zij op 7 juni 2021 voor het eerst in kennis werden gesteld van de administratieve beslissing van 21 oktober 2020. De administratieve beslissing werd uitsluitend aan de notaris verzonden en die heeft nagelaten om hen van deze beslissing in kennis te stellen, aldus belastingplichtigen.
Krachtens artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn vorderingen tegen de belastingadministratie inzake de belastingwet slechts toelaatbaar indien de belastingplichtige het door of krachtens de wet georganiseerde administratief beroep heeft ingesteld. Overeenkomstig lid 2 van artikel 1385undecies Ger. W. wordt de vordering ingesteld uiterlijk binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing met betrekking tot het administratief verhaal.
Krachtens artikel 3.5.9.0.1. VCF wordt de beslissing schriftelijk meegedeeld en vermeldt ze de wijze waarop ertegen in rechte kan worden getreden. De beslissing is onherroepelijk als geen vordering is ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg binnen de termijn vermeld in artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek.
Krachtens artikel 53bis, 2° van het Gerechtelijk Wetboek worden, ten aanzien van de geadresseerde en tenzij de wet anders bepaalt, de termijnen die beginnen te lopen vanaf de kennisgeving op een papieren drager, berekend, wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. Dit veronderstelt dat de brief, door uitwerking van een wettelijk vermoeden juris tantum (dus een weerlegbaar vermoeden), geacht wordt uiterlijk de dag vóór de derde werkdag die volgt op de overhandiging ervan aan de postdiensten, te zijn aangeboden op de woonplaats van de geadresseerde. Het tegenbewijs dat de geadresseerde dient te leveren, heeft geen betrekking op het tijdstip waarop hij daadwerkelijk van de brief heeft kennisgenomen maar op het tijdstip waarop die brief op zijn woonplaats werd aangeboden, zodat hij daarvan naar alle waarschijnlijkheid kennis heeft kunnen kennisnemen (vgl. Cass. 14 februari 2019, F.17.0153.F, RABG 2019, afl. 20, 1775-1777 met noot P. VANLERSBERGHE, “Kennisgeving bij aangetekend schrijven of gewone brief”, RABG 2019, alf. 20, 1778-1779). Een effectieve kennis van deze beslissing is niet vereist (vgl. Cass. 12 december 2014, F.13.0122.N, www.juportal.be). Dit betekent dat er geen rekening moet worden gehouden met de datum waarop de belastingplichtige de brief in voorkomend geval daadwerkelijk bij de post heeft afgehaald.
Krachtens artikel 54 van het Gerechtelijk Wetboek wordt een in maanden bepaalde termijn gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste.
In voorliggend geval stelt de rechtbank op basis van de voorgelegde stukken vast en oordeelt zij als volgt:
- belastingplichtigen deden in de aangifte van nalatenschap overeenkomstig artikel 3.3.1.0.8, § 1, 7° VCF keuze van woonplaats op het adres van de door hen gemandateerde notaris. Deze notaris was bijgevolg gemachtigd om belastingplichtigen te vertegenwoordigen in alle contacten met Vlabel;
- De administratieve beslissing dateert van 21 oktober 2020 en belastingplichtigen betwisten niet dat de beslissing op die datum werd verzonden aan voormelde notaris, op het adres van de door hen gekozen woonplaats. Ze betwisten evenmin dat de administratieve beslissing door de notaris werd ontvangen;
- De derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd, is in dit geval maandag 26 oktober 2020 (donderdag 22 oktober 2020, vrijdag 23 oktober 2020 en maandag 26 oktober 2020 zijn werkdagen);
- De laatste dag om het fiscaal verzoekschrift bij de rechtbank in te stellen was bijgevolg maandag 25 januari 2021 {dat is de dag vóór de zoveelste, drie maanden later);
- Het fiscaal verzoekschrift werd na die datum neergelegd op 6 september 2021, en werd zodoende buiten de termijn en dus laattijdig ingediend;
De vraag of de notaris de beslissing op zijn beurt al dan niet aan belastingplichtigen heeft overgemaakt, is, gelet op voormelde woonstkeuze, niet relevant in dit kader. Een eventuele nalatigheid van de notaris (wat nog te onderzoeken is) kan op zich de vastgestelde laattijdigheid van het fiscaal verzoekschrift niet ongedaan maken. Belastingplichtigen hebben de vrije keuze van hun lasthebber en zij dienen derhalve de gunstige of ongunstige gevolgen van hun keuze te dragen ten overstaan van Vlabel.
Omwille van deze redenen dient besloten te worden tot de onontvankelijkheid van de vordering van de belastingplichtigen.