Is artikel 26 een absolute vrijstelling voor intercommunales?
- Rolnummer
- 2015/AR/1432
- Datum beslissing
- 13 september 2016
- Publicatiedatum
- 23 maart 2022
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Onroerende voorheffing
Wettelijke basis
- art. 2.1.6.0.1. VCF
Samenvatting
Voor het eerst heeft een Hof van Beroep (in casu het Hof van Beroep te Gent) zich uitgesproken over de vraag of de intercommunales zich effectief kunnen beroepen op artikel 26 van de wet van 22/12/1986 op de intercommunales.
Dat wetsartikel bepaalt : “Onverminderd de bestaande wetsbepalingen zijn de intercommunales vrijgesteld van alle belastingen ten gunste van de Staat, evenals van alle belastingen ingevoerd door de provincies, de gemeenten of enig andere publiekrechtelijke persoon. “
Het hof sluit zich aan bij de rechtspraak van het Arbitragehof/Grondwettelijk Hof volgens dewelke voornoemd artikel 26 de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid van de Grondwet schendt indien de intercommunales erdoor vrijgesteld worden van belastingen waaraan de gemeenten wèl zijn onderworpen.
Aangezien de gemeenten onderworpen zijn aan de onroerende voorheffing, moet, overeenkomstig de rechtspraak van het Arbitragehof/Grondwettelijk Hof, worden aangenomen dat de betrokken intercommunale geen vrijstelling geniet op grond van artikel 26 van de wet van 22/12/1986 voor wat de thans in betwisting zijnde onroerende voorheffing betreft.
Volledigheidshalve merkt het hof op dat het Arbitragehof/Grondwettelijk Hof hierbij duidelijk een algemeen principe heeft geformuleerd, waarvan de werking niet beperkt is tot welbepaalde soorten belastingen.
Verder diende het Hof zich uit te spreken over de vraag of de intercommunale X in aanmerking komt voor de vrijstelling van artikel 253, 3° WIB 92 (tegenwoordig art. 2.1.6.0.1, eerste lid, 3° VCF), meer bepaald of voldaan werd aan de derde voorwaarde, nl. dat het goed gebruikt wordt voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut.
De intercommunale X had de bedoeling om het onroerend goed te bestemmen voor de uitbreiding van een lokaal bedrijventerrein waar bedrijven zich kunnen vestigen na de inrichting van de terreinen. Met betrekking tot het betwiste aanslagjaar 2009 is dit volgens het hof echter slechts een toekomstige bestemming. Aldus werd het goed in het betwiste aanslagjaar niet gebruikt voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut.