Fiscaal misbruik - waardering onroerende goederen - recht van opstal toegekend om belastbare grondslag te verlagen
- Rolnummer
- 19/1426/A
- Datum beslissing
- 9 maart 2022
- Publicatiedatum
- 20 juni 2022
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.3.3.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
Samenvatting
Naar aanleiding van het overlijden van erflaatster dient de enige erfgenaam zijnde de dochter een aangifte van nalatenschap in.
In die aangifte werden bij onroerende goederen twee “tréfonds” opgenomen (zijnde onroerende goederen waarvan het eigendomsrecht bezwaard is met een recht van opstal) voor een waarde van
15.126 EUR voor goed A en 1.050,40 EUR voor goed B.
Na een aanslagbiljet te hebben ontvangen op basis van de in de aangifte vermelde waarden volgt er een aanvullende aanslag gezien de aangegeven waarde van de onroerende goederen te laag zou zijn. Deze zou respectievelijk 375.000 EUR voor goed A en 145.000 EUR voor goed B bedragen zijnde de verkoopwaarde van de OG zonder aftrek van het recht van opstal waar geen rekening mee kon gehouden worden. Er werd voor goed A wel rekening gehouden met facturen van herstellingswerken.
Gezien belastingplichtige zich in die aanvullende aanslag niet kon vinden diende zij een verzoekschrift in bij de rechtbank.
De rechtbank stelde dat op grond van artikel 2.7.3.3.1 VCF de onroerende goederen A en B die deel uitmaken van de nalatenschap hierin worden opgenomen voor hun verkoopwaarde op het ogenblik van het overlijden.
Dit betreft in principe de normale, objectieve, werkelijke verkoopwaarde van de onroerende goederen. Het criterium is dus wat een derde-buitenstaander als geïnteresseerde voor de onroerende goederen zou willen geven.
De belastingplichtige heeft de waarde van de onroerende goederen A en B berekend op basis van de verkoopwaarde van de volle eigendom onder aftrek van het door de erflaatster toegestane recht van opstal, zodat enkel de waarde van de tréfonds overblijft. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog resterende termijn van het opstalrecht van 41 jaar.
De rechtbank treedt Vlabel bij dat dergelijke waardering van de onroerende goederen niet aanvaard kan worden. Het recht van opstal kan niet in mindering worden gebracht van de verkoopwaarde van de onroerende goederen.
Vlabel toont aan dat er sprake is van fiscaal misbruik zoals bedoeld in artikel 3.17.0.0.2. VCF.
De belastingplichtige waardeert het recht van opstal in 2015 in haar aangifte meer dan 40 maal hoger dan de overeengekomen waarde in de notariële akte van vestiging van 8 april 2008.
Immers, in de notariële akte wordt het recht van opstal geschat op 12.500 EUR voor de beide onroerende goederen samen. Deze waren reeds geruime tijd voordien opgetrokken (een woning en een appartement). De erflaatster behield zichzelf in de akte het levenslange vruchtgebruik van de woning en het appartement voor, terwijl belastingplichtige pas bij overlijden van de erflaatster het gebruik ervan zou verkrijgen. Het opstalrecht werd verleend voor de duur van 50 jaar, terwijl de erflaatster reeds 83 jaar was op het ogenblik van het verlijden van de notariële akte.
Aldus wisten partijen of behoorden zij te weten dat de erflaatster statistisch gezien de belastingplichtige niet zou overleven. Belastingplichtige deed in ruil voor het toegekende opstalrecht afstand van haar onderhoudsrecht.
Uit het voorgaande volgt duidelijk dat belastingplichtige met de opstalakte in essentie beoogd heeft de erfbelasting op de onroerende goederen A en B te ontwijken.
Ze toon niet aan dat de keuze voor haar rechtshandeling door andere motieven is verantwoord. De motieven die ze aanhaalt, overtuigen niet. De erflaatster kon bijvoorbeeld opteren voor een huurovereenkomst (met verplichting tot uitvoering van renovatiewerken) om in haar noden te voorzien. Of de erflaatster had een lening overeenkomst met belastingplichtige kunnen afsluiten met het oog op het bekostigen van de renovatiewerken.
De constructie kan niet anders dan zijn opgesteld met als doel rechten te ontwijken.
De opstalakte is louter opgesteld met de bedoeling om de onroerende goederen op het moment van overlijden aan een minimale waarde over te dragen.