Familiale vennootschap - vrijstelling schenkingsrecht - datum van beslissing kapitaalvermindering is bepalend bij voorwaarde tot behoud van kapitaal
- Rolnummer
- 20/1213/A
- Datum beslissing
- 23 september 2021
- Publicatiedatum
- 23 september 2021
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.6.0.6. VCF
Samenvatting
Bij notariële akte verleden op 22 mei 2015 en ter registratie aangeboden op 28 mei 2015 gingen de heer GV en mevrouw JB over tot schenking van de volle eigendom van 624 aandelen van de vennootschap VH aan de belastingplichtige.
Elk aandeel vertegenwoordigt 1/1.250ste van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap.
Deze schenking werd verricht met toepassing van de vrijstelling van schenkbelasting overeenkomstig artikel 2.8.6.0.3, §2 VCF.
Aangezien niet werd voldaan aan de voorwaarde van kapitaalbehoud van artikel 2.8.6.0.6, §2, 3° VCF (in de destijds geldende versie) voor het behoud van de vrijstelling van de schenkbelasting, is overeenkomstig artikel 2.8.6.0.7, §1, lid 3 VCF de schenkbelasting evenredig verschuldigd tegen het tarief vermeld in artikel 2.8.4.1.1 VCF, zonder toepassing van de vrijstelling. Daar het in casu een schenking van roerende goederen in rechte lijn betrof bedraagt het tarief 3 %.
De waarde van de aandelen op het ogenblik van schenking bedroeg 769.825,00 EUR, zodat de schenkbelasting berekend over de gehele waarde in toe passing van het gewone tarief van 3 % een bedrag van 23.094,75 EUR betreft.
Het kapitaal van de vennootschap is echter met 400.000,00 EUR verminderd van 931.000,00 EUR naar 500.000,00 EUR. Dit betreft een vermindering van 46,30 %.
De schenkbelasting werd evenredig berekend in functie van de relatieve vermindering van het maatschappelijk kapitaal met name:
769.825 x 46,30 % = 356.428,98 EUR x 3% = 10.692,87 EUR schenkbelasting.
Uiteindelijk werd op 31 januari 2020 overgegaan tot inkohiering en uitvoerbaarverklaring van de registratiebelasting en werd op 7 februari 2020 het aanslagbiljet verzonden voor een te betalen bedrag van 10.692,87 EUR.
De belastingplichtige diende op 13 februari 2020 een bezwaar in tegen deze aanslag. Hij stelt in zijn bezwaar dat niet de datum van de beslissing van de Algemene Vergadering tot kapitaalvermindering, doch enkel de datum van uitkering van het kapitaal relevant is in het kader van artikel 2.8.6.0.6, §2, 3° VCF als voorwaarde tot het behoud van de vrijstelling van registratiebelasting. Bezwaar werd afgewezen, de belastingplichtige legde een verzoekschrift neer.
De belastingplichtige argumenteert dat enkel de datum van uitkering en niet de datum van de beslissing tot kapitaalvermindering relevant is om na te gaan of al dan niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 2.8.6.0.6, §2, 3° VCF. Ten slotte verwijst hij nog naar de bepalingen van artikel 317 en 318 W.Venn. en stelt hij dat een terugbetaling van het kapitaal slechts kan worden uitgevoerd na het verstrijken van een termijn van twee maanden na de datum bekendmaking van het besluit tot kapitaalvermindering in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
De rechtbank stelt vast dat de beslissing tot kapitaalvermindering dateert van 13 april 2018, met name binnen de drie jaar te rekenen vanaf de datum van de authentieke akte van schenking, zijnde 22 mei 2015, zodat niet werd voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde tot behoud van de vrijstelling.
Overeenkomstig artikel 2.8.6.0.7, §1 lid 3 VCF, bij niet-vervulling van de voorwaarde, is de schenkbelasting dan ook evenredig verschuldigd tegen het tarief vermeld in artikel 2.8.4.1.1 VCF, in het voorliggende geschil 3%.
Het kapitaal mag immers niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking.
Een vermindering van maatschappelijk kapitaal door terugbetaling aan de vennoten wordt geacht plaats te hebben op de datum van de beslissing van de algemene vergadering, in casu 13 april 2018 en niet op datum dat de gelden effectief op de bankrekening van de aandeelhouders wordt overgeschreven.
De rechtbank merkt op dat de datum van toekenning en betaalbaarstelling wordt gedefinieerd als de datum waarop de algemene vergadering besloten heeft tot de kapitaalvermindering.
De loutere beslissing tot kapitaalvermindering vanwege de algemene vergadering impliceert de toekenning/betaalbaarstelling, ongeacht de datum van effectieve uitkering en ongeacht het al dan niet voorhanden zijn van liquide middelen in hoofde van de betrokken vennootschap. De rechtbank volgt dan ook niet de zienswijze van belastingplichtige.
Louter ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband op dat de vordering van de aandeelhouders ten aanzien van de vennootschap immers ontstaat op het ogenblik van de toekenning van de uitkering ingevolge het besluit tot kapitaalvermindering, met name 13 april 2018 in het voorliggende geschil. Het gegeven dat de vennootschap in toepassing van artikel 317 W.Venn. een wachttermijn van twee maanden dient te respecteren doet hieraan geen afbreuk.
De rechtbank besluit dan ook, nu vaststaat dat de kapitaalvermindering middels uitkering aan de vennoten heeft plaatsgevonden bij besluit van de algemene vergadering op 13 april 2018, met name binnen de drie jaar te rekenen vanaf de datum van de authentieke akte van schenking, zijnde 22 mei 2015, niet is voldaan aan de voorwaarde vervat in artikel 2.8.6.0.6, §2, 3° VCF.
VLABEL heeft terecht geoordeeld dat de belastingplichtige niet van het behoud van de vrijstelling van registratiebelasting kan genieten. Overeenkomstig artikel 2.8.6.0.7, §1 lid 3 VCF is de schenkbelasting dan ook evenredig verschuldigd tegen het tarief vermeld in artikel 2.8.4.1.1 VCF, met name 3%.