Familiale vennootschap - vrijstelling schenkbelasting - voorwaarde tot behoud kapitaal - berekeningswijze van bijkomend te belasten actief bij een kapitaalvermindering
- Rolnummer
- 20/1850/A , 20/1851/A, 20/1853/A <->20/2460/A, 20/2458/A, 20/2075/A
- Datum beslissing
- 1 februari 2021
- Publicatiedatum
- 4 april 2022
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- behandeld in hoger beroep
Beschrijving
Rolnummers | 20/1850/A , 20/1851/A, 20/1853/A <->20/2460/A, 20/2458/A, 20/2075/A |
Datum uitspraak | 6, 18 januari en 1 februari 2021 |
Heffing
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.8.3.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 2.8.6.0.3. VCF
- art. 2.8.6.0.6. VCF
- art. 2.8.6.0.7. VCF
Samenvatting
Artikel 2.8.6.0.3, §1, 1e lid, 2° VCF (huidige versie) voorziet o.a. in een vrijstelling van schenkbelasting voor de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking onder de levenden in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, ten minste 50% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.
Artikel 2.8.6.0.6, §2 VCF koppelt evenwel voorwaarden aan het behoud van de bedoelde vrijstelling:
Zo is voormelde vrijstelling alleen behouden als o.a. de volgende voorwaarde is vervuld :
“3° naargelang het geval:
- wanneer de familiale vennootschap een naamloze vennootschap, een Europese vennootschap of een Europese coöperatieve vennootschap is, dan wel een vennootschap met een andere rechtsvorm waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat haar beheerst, voorziet in een vergelijkbaar begrip: het kapitaal daalt niet door uitkeringen of terugbetalingen gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking;
wanneer de familiale vennootschap een vennootschapsvorm heeft waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat de vennootschap beheerst, niet voorziet in het begrip kapitaal of een vergelijkbaar begrip: het eigen vermogen daalt niet gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking door uitkeringen of terugbetalingen tot onder het bedrag van de tot op de datum van de authentieke akte van schenking verrichte inbrengen, zoals dat blijkt uit de jaarrekening;”
Indien een kapitaalvermindering wordt doorgevoerd binnen de periode van drie jaar sinds het verlijden van de akte wordt er niet voldaan aan de continuïteitsvoorwaarde (van bedoeld artikel 2.8.6.0.6,§2,3° VCF).
Het gevolg hiervan is dat de schenkbelasting evenredig verschuldigd is tegen het tarief, vermeld in artikel 2.8.4.1.1, zonder toepassing van de vrijstelling. (Cf. artikel 2.8.6.0.7, §§ 1 en 2, 3e lid VCF).
Er dient dus een aanvullende aanslag in de registratiebelasting te worden gevestigd.
De exacte berekening van de aanvullende registratiebelasting naar aanleiding van een kapitaalsvermindering maakt het voorwerp uit van een aantal geschillen.
- Het standpunt van Vlabel in deze geschillen is de volgende:
Krachtens artikel 2.8.3.0.1, §1 VCF wordt, voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen, een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten. De belastbare grondslag van een schenking betreft aldus de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zijnde de verkoopwaarde van de aandelen.
Wanneer artikel 2.8.6.0.7, §§ 1 en 2, 3e lid VCF verwijst naar een evenredige verschuldigdheid van de schenkbelasting aan het tarief van 3% zonder toepassing van de vrijstelling, dient deze evenredigheid vanzelfsprekend toegepast te worden op de voormelde belastbare grondslag zijnde deze vermeld in artikel 2.8.3.0.1, §1 VCF. De verkoopwaarde van de aandelen op het ogenblik van de schenking is niet hetzelfde als de omvang van een kapitaalvermindering op een ander tijdstip. Een gecombineerde lezing van de relevante decretale bepalingen leidt aldus tot de conclusie dat de evenredigheid verwijst naar de voorwaarde vermeld in artikel 2.8.6.0.6, §2, 3° VCF, zijnde de kapitaalvermindering, en dat deze evenredigheid toegepast dient te worden op de belastbare grondslag vermeld in artikel 2.8.3.0.1, §1 VCF, zijnde de verkoopwaarde van de geschonken goederen.
- Het standpunt van tegenpartij in deze geschillen is de volgende:
De bijkomende schenkbelasting moet niet proportioneel worden berekend op de (verkoop)waarde van de geschonken aandelen maar op het bedrag van de kapitaalvermindering zelf, en dit in functie van de verhouding tussen het aantal geschonken aandelen enerzijds en de totaliteit van de aandelen waarop de kapitaalvermindering betrekking heeft anderzijds.
- Een cijfervoorbeeld ter verduidelijking:
Vader schenkt 800 aandelen van de NV X aan zijn vier kinderen. Elke kind krijgt dus 200 aandelen.
Die 200 aandelen vertegenwoordigen 5% van het maatschappelijk kapitaal.
De NV X beschikte op het ogenblik van de schenking over een maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigd door 4.000 aandelen.
De verkoopwaarde van de volledige schenking van 800 aandelen werd door de partijen in de akte op 3.200.000 EUR gewaardeerd. Elk kind kreeg 200 aandelen, wat overeenkomst met een verkoopwaarde van 800.000 EUR.
De vijstelling werd in eerste instantie toegekend.
Binnen de drie jaar verminderde het kapitaal van 4.120.000,00 tot 120.000,00 euro (hetzij een vermindering van 4.000.000 zijnde 97,07%) .
Berekeningswijze Vlabel:
Slechts 3% van de globale schenking kan worden vrijgesteld.
De lastens de belastingplichtige gevestigde bijkomende aanslag is berekend als volgt:
- 97,07% van 3.200.000 euro (de waarde van de totale schenking)
- tegen een aanslagvoet van 3%
- gedeeld door 4 (kinderen).
Geeft per kind een bijkomende belasting van 23.296,96 EUR
Berekeningswijze Tegenpartij :
5% (aandelenbezit van de BP) van 4.000.000 euro (bedrag van de kapitaalvermindering) = 200.000 euro
Aanslagvoet van 3% op het bedrag van 200.000 euro = 6.000 euro schenkbelasting
- De rechtbank van eerste aanleg te Gent heeft thans in 5 vonnissen een uitspraak gedaan.
Drie (onderling verweven) negatieve vonnissen dd. 6 januari 2022 (rechter [...])
Hier is de rechtbank steeds van mening dat artikel 2.8.6.0.7, § 1, lid 3 VCF geïnterpreteerd moet worden in de zin dat voor het bedrag van het kapitaal dat wordt uitgekeerd of terugbetaald, het normaal tarief in de schenkbelasting evenredig van toepassing is.
De rechtbank stelt dat het nominaal bedrag van de kapitaalvermindering moet worden belast, evenredig met het door de belastingplichtige aangehouden percentage aandelen. Het percentage dat de kapitaalsvermindering uitmaakt van het bestaand kapitaal van de onderneming die kapitaalsvermindering doorvoert, is irrelevant voor de toepassing van artikel 2.8.6.0.7, §1, lid 3, VCF.
De rechtbank stelt dat een taxatie die rekening houdt met het kapitaal dat in de onderneming zit op het ogenblik van de schenking, geen steun vindt in de wet en ertoe kan leiden dat er totaal aleatoir wordt belast.
Drie (waarvan twee onderling verweven) positieve vonnissen dd. 18 januari en 1 februari 2022 (rechter [...])
Vlabel stelt terecht dat de artikelen 2.8.3.1.1 §1 VCF – volgens hetwelk de belastbare grondslag van de schenkbelasting de verkoopwaarde van de geschonken goederen is – 2.8.6.0.3, §1, 1ste lid, 2° VCF – dat de schenking van de aandelen van een familiale vennootschap onder bepaalde voorwaarden vrijstelt van de schenkbelasting- 2.8.6.0.6,§2,3° - dat de algehele vrijstelling ongedaan maakt in geval van niet-vervulling van de voorwaarde van tijdelijk kapitaalbehoud door een voortijdige kapitaalvermindering - en artikel 2.8.6.0.7, §1, 3de lid VCF - dat de schenkbelasting evenredig verschuldigd maakt zonder toepassing van de vrijstelling- samen moeten gelezen worden.
Dit betekent dat in beginsel de verschuldigde, doch oorspronkelijke vrijgestelde schenkbelasting, in geval van schending van de voorwaarde van tijdelijk kapitaalbehoud toch nog verschuldigd wordt en dit in evenredigheid met de voortijdige kapitaalvermindering.
De term “schenkbelasting” van artikel 2.8.6.0.7, §1,3de lid VCF kan niet anders dan betrekking hebben op (een deel) van de oorspronkelijke verschuldigde (maar vrijgestelde) schenkbelasting berekend op de verkoopwaarde van de aandelen zoals gewaardeerd in (en op datum van) de notariële akte die ingevolge de schending van de voorwaarde van tijdelijk kapitaalbehoud (gedeeltelijk) herleeft en alsnog (gedeeltelijk) verschuldigd wordt.