Familiale vennootschap - voorwaarden om vrijstelling te behouden - rekening-courant - gebreken aan aanslagbiljet leiden niet tot nietigheid
- Rolnummer
- 21/3121/A
- Datum beslissing
- 12 juni 2023
- Publicatiedatum
- 31 oktober 2023
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. (oud) 60bis, §7 W. Succ.
Samenvatting
Op 26 maart 2010 overlijdt erflater. Naar aanleiding van dit overlijden erft zijn dochter (belastingplichtige) o.a. aandelen van de familiale vennootschap NV Y.
De aandelen vielen onder de vrijstelling van oud art. 60 bis van het Wetboek der successierechten (wetgeving zoals van toepassing op datum van overlijden). Er wordt eveneens een vrijstelling verleend voor de vordering rekening - courant op naam van de erflater, voor de waarde op het ogenblik van overlijden, en dit ook voor 100%.
In de ingediende aangifte werden de genoemde aandelen en vordering in de rekening - courant als volgt gewaardeerd:
- 975 maatschappelijke aandelen, waarde per aandelen 4.951,75 EUR 4.827.956,25 EUR
- Vordering R/C op naam van de overledene met een waarde van 720.961,60 EUR
Bij schrijven van 11 maart 2016 heeft Vlabel belastingplichtige er op gewezen dat zij dient aan te tonen dat de voorwaarden die opgelegd werden om de vrijstelling te kunnen behouden, nog steeds zijn vervuld (oud artikel 60bis, §§ 7 en 11 W.Succ. - VI.Gew.). Bij een eventuele daling van het kapitaal of de vordering van de rekening-courant door uitkeringen of terugbetalingen in de vijf jaar na het overlijden is (bij gebrek aan bewijs) het normaal tarief evenredig verschuldigd.
Belastingplichtige melde aan Vlabel dat de ‘gewijzigde vorderingen’ op 31 maart 2015 183.113,27 EUR bedragen.
Voor het overige blijkt uit de meegedeelde informatie dat het kapitaal van de vennootschap werd verhoogd van 61.500 EUR tot 4.500.000 EUR. De totale kapitaalverhoging ad 4.438.500 EUR, is het gevolg van:
- de inbreng van 21.498 aandelen van de NV A, gewaardeerd aan 2.190.000 EUR;
- de incorporatie van het in toepassing van artikel 537 WIB92 uitgekeerde netto-dividend ad 2.248.500 EUR in het kapitaal.
Met de aan Vlabel overgemaakte informatie werd op geen enkele wijze had aangetoond dat de daling van de vordering in de rekening - courant een andere oorzaak had dan een uitkering of een terugbetaling, zodat een aanslagbiljet volgde.
Artikel 60bis, §7 W.Succ.-Vl.Gew. zoals van toepassing op datum van overlijden van erflater luidde als volgt:
“Indien het belegd vermogen of het kapitaal en de vorderingen bedoeld in § 1 dalen door uitkeringen of terugbetalingen in de vijf jaar na het overlijden wordt het normaal tarief evenredig verschuldigd.”
De rechtbank stelt vast dat op datum overlijden {26 maart 2010) de rekening - courant blijkbaar volgens de zelf ingediende aangifte, 720.961,60 EUR bedroeg. Blijkens de zelf weergegeven overzichten van de jaarrekening blijkt de R/C vervolgens reeds op 31 maart 2011 te zijn gedaald tot 227.321,52 EUR. Tijdens de navolgende jaren zijn er nog wat schommelingen geweest om dan uiteindelijk te stranden op 183.11,27 EUR.
De rekening- courant is dus vooral kort na het overlijden al aanzienlijk gedaald. Enig bewijs van substitutie ligt niet voor.
Uiteraard is het onmogelijk dat deze daling gebruikt werd voor de incorporatie in het kapitaal n.a.v. een kapitaalverhoging die pas plaatsvond op 18 december 2013 (blijkend uit de notariële akte van de notaris), zoals belastingplichtige voorhoudt.
Voorts blijkt de kapitaalverhoging niets te maken te hebben met enige “incorporatie van een RC”. De kapitaalverhoging is het loutere gevolg van klassieke (geheel of gedeeltelijk fiscaal aangedreven) operaties, bestaande uit
- de inbreng van 21.498 aandelen van de NV A, gewaardeerd aan 2.190.000 EUR (i.e. een klassieke ‘step-up’);
- de incorporatie van het in toepassing van artikel 537 WIB92 uitgekeerde netto-dividend ad 2.248.500 EUR in het kapitaal (i.e. een overgangsmaatregel die toeliet om reeds opgebouwde reserves toch nog fiscaal gunstig te belasten).
De rechtbank besluit dat Vlabel terecht de vrijstelling van successierechten heeft verworpen, in hoofde van belastingplichtige, omdat zij niet heeft voldaan aan de toepassingsvoorwaarden om te kunnen genieten van het gunstregime (toepassing van artikel 60bis W. Succ.).
De rechtbank beslist ook dat het dat het kohier tijdig uitvoerbaar werd verklaard, met name op 24 september 2019, ook al werd het aanslagbiljet pas op 19 april 2021. De rechtbank wijst op het verschil tussen het kohier en het aanslagbiljet.
De kennisgeving staat los van de vestiging van de belasting; eventuele leemten in de vermeldingen van het aanslagbiljet kunnen dan ook niet de regelmatigheid van de zetting van de belasting of van het kohier aantasten (vlg.Cass. 27 september 1960, Pas., 1961, I, 97). Door de administratie begane vergissingen in het aanslagbiljet hebben immers slechts de nietigheid ervan tot gevolg wanneer ze de belastingschuldige hebben benadeeld. De belastingplichtige kon nog altijd bezwaar instellen en bovendien heeft de vergissing in het aanslagbiljet geen invloed op het feit dat de belastingplichtige er niet in is geslaagd 5 jaar aan de voorwaarden gesteld in de wet te voldoen.