Eigen gelden gestort op een gemeenschappelijke rekening – SP 15034
- Rolnummer
- 2019/AR/1382
- Datum beslissing
- 8 september 2020
- Publicatiedatum
- 8 september 2020
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
Op 19 november 2013 verkoopt belastingplichtige (haar aandeel in) een eigen onroerend goed. Ze verkreeg initieel dit goed een tiental jaar geleden uit de nalatenschap van haar moeder voor 1/4de en enige tijd later door middel van afstand met de andere mede-erfgenamen bezat ze uiteindelijk de volledige eigendom. De sommen uit deze verkoop worden gestort op een gemeenschappelijk rekening van haar en haar echtgenoot (huwelijksstelsel: scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten met keuzebeding voor gemeenschappelijk vermogen). Vanuit deze rekening worden allerlei beleggingen gedaan, allen steeds naar een gemeenschappelijke rekening.
Op 2 augustus 2016 overlijdt de echtgenoot van belastingplichtige.
Belastingplichtige heeft schriftelijk verklaard het keuzebeding te willen uitoefenen dat opgenomen was in het huwelijkscontract waarbij het gemeenschappelijk vermogen zowel roerend als onroerend toekomt aan langstlevende echtgenote. Belastingplichtige is dus gerechtigd voor de geheelheid in volle eigendom in de gemeenschapsgoederen en voor de geheelheid in vruchtgebruik voor de eigen goederen, de kwee kinderen samen voor de geheelheid blote eigendom.
Op 29 november 2016 wordt de aangifte wordt ingediend. Belastingplichtige verkeert in de veronderstelling dat ze gehuwd zijn met scheiding van goederen.
In de aangifte wordt melding gemaakt van een eigen roerend vermogen van erflater en het aandeel in de onroerende goederen zijnde de gezinswoning.
Er wordt geen aangifte gedaan van het gemeenschappelijk vermogen.
Er wordt wel melding gemaakt van de verkoop van een woonhuis dd. 19/11/2013 stellende dat deze sommen behoren tot het eigen vermogen van belastingplichtige niettegenstaande dat deze gelden werden overgemaakt op een gemeenschappelijke rekening bij Argenta. Er wordt vermeld dat er met die gelden diverse beleggingen werden gedaan, alle op een gemeenschappelijke naam/naar gemeenschappelijke rekening.
Een aanslagbiljet volgde. Daarin werd vermeld dat het gemeenschappelijk roerend vermogen ambtshalve werd verhoogd met het niet verantwoord gedeelte van gelden van de verkoop van 19/11/2013 ingevolge de toepassing van art. 2.7.3.2.5 VCF vermits het gelden op een gemeenschappelijke rekening betrof die als gemeenschappelijk dienen te worden aanzien (cfr SP 15034[1]).
In het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent op 19 juni 2019 wordt het volgende gesteld:
Art. 1434 oud BW bepaalt dat het gemeenschappelijk vermogen vergoeding verschuldigd is ten belope van de eigen of uit vervreemding van een goed voortkomende gelden die in dat vermogen zijn gevallen en niet zijn belegd of weder belegd, alsook, in het algemeen, telkens als het voordeel heeft getrokken uit de eigen goederen van een der echtgenoten.
Om de vordering ten laste van het gemeenschappelijk vermogen te kunnen staven moet belastingplichtige bewijzen dat het eigen vermogen aanspraak kan maken op een vergoeding.
Het Hof van Cassatie heeft in haar arrest van 21 januari 2011 geoordeeld dat de storting van eigen gelden op een gemeenschappelijke rekening, behoudens tegenbewijs, in het gemeenschappelijk vermogen vallen.
Dan stelt de rechter dat krachtens artikel 1399 oud BW de goederen die tijdens het huwelijk door een echtgenoot uit een nalatenschap worden verkregen eigen zijn. Uit de voorgelegde stukken blijkt vast te staan dat belastingplichtige gelden verkreeg die deel uitmaakten van de nalatenschap van de haar moeder. Het eigen karakter van de stortingen op een gemeenschappelijke rekening is dus bewezen. Betrokken eigen vermogen kan door de bestemming nog geïndividualiseerd worden.
Gezien er door de rechtbank niet wordt geantwoord op het argument dat de verkoopsom die op de gemeenschappelijke rekening terecht komt, werd geïnvesteerd in gemeenschappelijke beleggingen en daardoor duidelijk blijkt dat deze sommen als gemeenschappelijk moeten beschouwd worden en gewoon besluit dat de sommen nog individualiseerbaar zijn werd door Vlabel beroep aangetekend.
Het Hof van Beroep kijkt hier onmiddellijk naar artikel 2.7.3.2.7,1ste lid VCF dat stelt dat terugnemingen en vergoedingen die verbonden zijn hetzij aan de gemeenschap die heeft bestaan tussen de erflater en een echtgenoot met wie de erflater bij het overlijden gemeenschappelijk kinderen of afstammelingen heeft, hetzij aan de gemeenschap die tussen de verwanten in de opgaande lijn van de erflater heeft bestaan, niet in aanmerking worden genomen.
Het Hof van Beroep stelt dat zelfs als zou er moeten aangenomen worden dat het gemeenschappelijk vermogen dat bestond tussen de echtgenoten aan het eigen vermogen van belastingplichtige een vergoeding zou verschuldigd zijn, belet art 2.7.3.2.7, 1e lid VCF dat met die vergoeding zou worden rekening gehouden voor de inning van het successierecht.
[1]Eigen gelden gestort op een gemeenschappelijke rekening behoren , behoudens tegenbewijs, tot het gemeenschappelijk vermogen (arrest Hof van Cassatie dd. 21.01.2011). Als er eigen gelden op de gemeenschappelijke rekening worden gezet, wordt vermoed dat de echtgeno(o)te niet de bedoeling had deze som apart te houden. Het is aan de echtgeno(o)te om het tegenbewijs hiervan te leveren.
Om gelden die op een gemeenschappelijke rekening zijn gestort nog als eigen te kunnen beschouwen is een tweevoudig bewijs nodig:
a/ het gaat om eigen gelden : individualiseerbaar en geen vermenging
b/ de echtgenoot moet bewijzen dat het niet de bedoeling is om die gelden gemeenschappelijk te maken.”
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.3.2.7. VCF