Eiseres stelde cassatieberoep in tegen een arrest van het Hof van Beroep omdat zij meende dat de rechter artikel 1.1.0.0.2, derde lid, 2°, c) VCF heeft miskend door te oordelen dat haar voertuig (Porsche Cayenne) niet als een lichte vrachtauto kan worden beschouwd op grond van de vaststelling dat de laadruimte niet volledig is afgesloten van de passagiersruimte, terwijl een tussenschot van 20 cm hoogte voldoende is opdat de laadruimte beschouwd kan worden als afgesloten van de passagiersruimte.

VLABEL was van oordeel dat het loutere feit dat het bestreden arrest foutief zou hebben gesteld dat het voertuig van eiseres voorzien had moeten zijn van een volledig afgesloten laadruimte opdat er sprake kon zijn van een lichte vrachtauto (voorwaarde in art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°, d) VCF), geen afbreuk doet aan de wettigheid van de weerhouden kwalificatie als personenwagen in zoverre door de appelrechter was vastgesteld dat alleszins niet was voldaan aan de vereiste dat de laadruimte minstens 50% van de lengte van de wielbasis moet bedragen, noch aan de voorwaarde dat er geen veiligheidsgordels meer aanwezig zijn in de laadruimte.

Het Hof van Cassatie stelt dat uit de bepaling van art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°, c) VCF en uit de wetsgeschiedenis ervan volgt dat de voorwaarden in dit artikel cumulatief vervuld moeten zijn om te kunnen worden beschouwd als lichte vrachtauto.

De appelrechter stelt vast dat het voertuig niet voldeed aan de voorwaarden in art. art. 1.1.0.0.2, derde lid, 2°, c) VCF om als een lichte vrachtauto te worden beschouwd omdat, onder meer, geen attest voorligt waaruit blijkt dat de laadruimte over haar hele oppervlakte bestaat uit een vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor extra banken, zetels of veiligheidsgordels en uit de foto’s daarentegen blijkt dat in de laadruimte een uitneembare laadvloer ligt en er veiligheidsgordels aanwezig zijn aan de zijdeuren.

Deze zelfstandige, niet bekritiseerde reden draagt de beslissing van de appelrechter.

In zoverre het middel opkomt tegen de overtollige reden dat niet blijkt dat de laadruimte volledig afgesloten is van de passagiersruimte, is het niet ontvankelijk bij gebrek aan belang.