Dagvaarding in nietigverklaring van de toewijzing van een onroerend goed - vervolgende partij integraal voldaan - toewijzing op verzoek van één der ingeschreven schuldeisers of van één der schuldeisers wier bevel is overgeschreven - gemeengemaakt beslag
- Rolnummer
- 2020/AR/1441
- Datum beslissing
- 29 juni 2021
- Publicatiedatum
- 12 oktober 2022
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Wettelijke basis
- Artikel 1586 Gerechtelijk Wetboek
Samenvatting
Ingevolge een uitvoerend beslag op onroerende goederen lastens de belastingplichtige werd bij beschikking van 25 maart 2019 een notaris aangesteld om over te gaan tot de online veiling en verrichtingen van rangregeling m.b.t. de in beslag genomen onroerende goederen.
Op 21 november 2019 werden de beslagene en de schuldeisers aangemaand om inzage te nemen van de algemene verkoopsvoorwaarden en lasten m.b.t. de geplande openbare verkoop van de in beslag genomen onroerende goederen.
Deze aanmaning is een scharnierpunt in de procedure tot tenuitvoerlegging op onroerende goederen:
- Op grond van art. 1622, 2e lid, Ger.W. moeten gebeurlijke onregelmatigheden of nietigheden verricht vóór de toewijzing, op straffe van verval, binnen 8 dagen na de aanmaning voor de beslagrechter gebracht worden via een dagvaarding tot nietigverklaring.
Ook geschillen m.b.t. de verkoopsvoorwaarden zelf dienen binnen die termijn van 8 dagen aangebracht te worden voor de instrumenterende notaris.
Na het verstrijken van deze vervaltermijn kan de beslagene de regelmatigheid van de voorgaande procedure niet meer op ontvankelijke wijze aanvechten, noch inhoudelijk verzet doen tegen de verkoopsvoorwaarden en zijn alle onregelmatigheden van de procedure gedekt.
- Ingevolge de randmelding van de aanmaning op het Kantoor Rechtszekerheid, wordt het beslag, in toepassing van art. 1584 Ger.W., gemeengemaakt aan de overige schuldeisers. Vanaf dat moment kan de tenuitvoerlegging door elk van de betrokken schuldeisers worden voortgezet, beëindigt een afstand van executie door de oorspronkelijke beslaglegger de verdere executie niet en is dergelijke beëindiging alleen mogelijk met akkoord van de betrokken schuldeisers.
De belastingplichtige voerde geen tegenspraak tegen de verkoopsvoorwaarden binnen hogervermelde termijn en betaalde op 11 februari 2020, zijnde de laatste dag van de biedingsperiode, de integrale schuld t.a.v. de beslagleggende schuldeiser, waardoor de onroerende goederen (waarvoor reeds biedingen werden uitgebracht) niet werden toegewezen.
Op 17 februari 2020 werd door VLABEL, als eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser, middels een onderhandse volmacht aan de notaris opdracht gegeven om de verkoop verder te zetten in toepassing van art. 1586 Ger.W. (gelet op de omvang van de openstaande belastingschulden en het gebrek aan invorderingsmogelijkheden).
Op 19 februari 2020 werd het PV van toewijs van de onroerende goederen ondertekend.
De toewijzing werd aan de belastingplichtige betekend op 21 februari 2020.
Bij dagvaarding van 6 maart 2020 vorderde de belastingplichtige de opschorting van de gedwongen tenuitvoerlegging van de openbare verkoop van de in beslag genomen goederen en de vernietiging van de toewijzing.
Het Hof is enkel bevoegd om te onderzoeken of de openbare verkoopprocedure en de toewijzing van de in beslag genomen goederen regelmatig is verlopen en of de verwijten van de belastingplichtige, gelet op de toepasselijke regels terzake, ontvankelijk zijn en, in bevestigend geval, gegrond.
De grieven van de belastingplichtige m.b.t de regelmatigheid van de voorafgaande procedure en de verkoopsvoorwaarden zijn onontvankelijk aangezien deze niet, conform art. 1622, 2e lid, Ger.W., werden aangebracht binnen de 8 dagen na de aanmaning om inzage te nemen van de verkoopsvoorwaarden.
VLABEL heeft, als eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser, aan de notaris verzocht om de gedwongen tenuitvoerlegging te vervolgen op basis van de uitvoerbare titel waarover zij beschikt en verder te gaan met de openbare verkoop van de in beslag genomen goederen ter invordering van haar schuldvordering.
VLABEL kon de gedwongen openbare verkoop vervolgen ook al was er nog een andere procedure lopende tussen de belastingplichtige en Stad X, waarbij de Vlaamse Belastingdienst geen partij was. Het eindarrest in dit geschil diende niet te worden afgewacht aangezien dit geschil geen betrekking heeft op de titel waarop de gedwongen tenuitvoerlegging steunt en niet tot gevolg heeft dat de schuldvordering van VLABEL niet zeker, vaststaand en opeisbaar zou zijn.
De notaris heeft correct gehandeld binnen de grenzen van haar wettelijke opdracht. Het was niet de taak van de notaris om aan VLABEL te melden dat de belastingplichtige de nodige middelen had om de betwiste schuldvordering te voldoen om zo de toewijzing te vermijden.
Enige aantasting van de grondrechten van de belastingplichtige, zoals gegarandeerd door het EVRM, komt hierbij niet in beeld. De belastingplichtige had steeds zelf het initiatief kunnen nemen om alsnog een minnelijke regeling te bewerkstelligen. VLABEL mocht echter pas een voorstel tot minnelijke regeling van de belastingplichtige ontvangen nadat de onroerende goederen reeds waren toegewezen en dit voorstel bleek weinig ernstig.
Het is slechts in uitzonderlijke omstandigheden (waaronder misbruik van beslagrecht, ernstige betwisting over de draagwijdte van de uitvoerbare titel) mogelijk om de tenuitvoerlegging te schorsen en dergelijke uitzonderlijke omstandigheden doen zich thans niet voor.
De vordering tot vernietiging van de toewijzing van de onroerende goederen werd afgewezen als ongegrond.