Burgerrechtelijke principes geldigheid eigenhandig testament - eigenhandig testament of loutere instructies voor successieplanning?
- Rolnummer
- 2023/AR/42
- Datum beslissing
- 30 april 2024
- Publicatiedatum
- 25 juni 2024
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 895 oud B.W.
Samenvatting
De enige vraag die zich in dit dossier stelt is of het document dat werd opgemaakt een testament is waarmee rekening moet worden gehouden bij de devolutie van de nalatenschap en aldus bij de berekening van de erfbelasting.
Een testament is een akte waarbij de erflater, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, over het geheel of een deel van zijn goederen beschikt (art. 895 oud BW). Niettegenstaande geen sacramentele bewoordingen zijn vereist, moet het echte beschikkingen bevatten over het vermogen van de erflater. Loutere wensen, verzoeken en desiderata kunnen immers geen verplichtingen opleggen. Het moet tevens over een beschikking gaan voor na het overlijden.
Het is aan het Hof om de werkelijke bedoeling van de erflaatster na te gaan bij het optekenen en ondertekenen van voormelde notities. Uit voormelde notities blijkt dat het huis te P. aan K. diende toe te komen. De vermelding van de naam K. bij dit huis kan enkel op die manier worden begrepen. De opsomming van goederen die eigendom waren van de erflaatster met naast deze goederen de vermelding van de naam van haar partner dan wel haar dochter, die geen enkel aandeel hadden in deze goederen, kan enkel zo worden begrepen als dat de erflaatster deze goederen wilde laten toekomen aan de persoon vermeld na die goederen. Dat dit de wil was van mevrouw en niet louter een ontwerp, wens, verzoek of desideratum, blijkt uit de vermelding ‘voor akkoord zoals afgesproken’. Gelet op de handtekening is het geenszins zomaar aannemelijk dat voormelde notities louter een instructie inzake onderzoek naar successieplanning betreffen en dat de wil om te beschikken over de erin vermelde goederen pas later zou worden genomen.
Volgende feiten bevestigen dat de door de erflaatster handgeschreven notities op de onderste zijde van het neergelegde document wel degelijk kwalificeren als een beschikking over (een deel van) haar vermogen bij overlijden:
- het feit dat de enige erfgenaam dit testament heeft uitgevoerd en dit document aldus heeft aanvaard als laatste wilsbeschikking van haar moeder; en
- het feit dat de toebedeling van het huis te P. werd opgenomen in een ontwerp van notarieel testament dat werd toegestuurd aan mevrouw en waarin het huis te P. uitdrukkelijk werd gelegateerd aan haar partner K. Dat dit ontwerp op andere punten afweek van voormelde notities, doet hier geen afbreuk aan.
Een eigenhandig testament is perfect geldig ook al is het de bedoeling dat de inhoud nadien wordt opgenomen in een notarieel testament. Aldus doet het feit dat deze notities werden opgesteld in het kader van de redactie van een notarieel testament, geen afbreuk aan het bestaan van een eigenhandig testament. Dat deze notities zijn opgenomen op een pagina waarop ook andere nota’s (van de notaris) zijn opgenomen, is niet dienend. Dat deze notities al dan niet zijn geschreven in aanwezigheid van een notaris, is evenmin dienend. De notities geschreven in het handschrift van de erflaatster en door haar ondertekend kwalificeren als een eigenhandig testament en bevatten de laatste wilsbeschikkingen van de erflaatster. De vermelding van een datum die zich situeert na het overlijden doet aan dit alles geen afbreuk. De vereiste dat het testament gedateerd wordt is een formele geldigheidsvoorwaarde en heeft geen uitstaans met de vraag of aan de constitutieve voorwaarden van een testament (art. 895 oud BW) is voldaan. Evenmin kan uit de vermelding van een datum na het overlijden worden afgeleid dat de erflaatster niet de bedoeling heeft gehad om te beschikken over een deel van haar vermogen bij haar overlijden. Dat niet is voldaan aan bepaalde formele geldigheidsvoorwaarden voor een eigenhandig testament, is geen reden om anders te oordelen. Immers, de vereiste dagtekening van een eigenhandig testament dient om het testament te situeren in de tijd. Het wordt niet betwist dat er geen later testament werd opgemaakt. Het wordt evenmin betwist dat de erflaatster tot aan haar overlijden wilsbekwaam was. Het testament is dus voldoende situeerbaar in de tijd, namelijk als de laatste wilsbeschikking van de erflaatster die op dat ogenblik wilsbekwaam was. Bovendien is de gebrekkige datering van het testament gesanctioneerd met een betrekkelijke nietigheid, die alleen door de algemene rechtsopvolgers van de erflaatster kan worden ingeroepen. Een eventuele nietigheid van het testament die voortvloeit uit deze gebrekkige datering wordt gedekt door de vrijwillige uitvoering van het testament.
Uit dit alles volgt dat voldoende werd aangetoond dat er een eigenhandig testament bestaat dat rechtsgeldig is en krachtens hetwelk het huis te P. als bijzonder legaat toekomt aan K., de partner van de erflaatster. De administratie dient hiermee rekening te houden bij de berekening van de verschuldigde erfbelasting. Van een mondeling legaat is geen sprake.