Bejaardenwoningen – Soortgelijke weldadigheidsinstelling
- Rolnummer
- 2015/AR/1520-2015/AR/1521-2015/AR/1522-2015/AR/1523
- Datum beslissing
- 7 juni 2016
- Publicatiedatum
- 7 juni 2016
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Beschrijving
Samenvatting
Het Hof van Beroep te Gent heeft op 7 juni 2016 in vier gelijkaardige arresten duidelijk uitspraak gedaan over de vraag of (door het OCMW verhuurde) bejaardenwoningen al dan niet dienen beschouwd te worden als een soortgelijke weldadigheidsinstelling.
Het begrip “soortgelijke instellingen” moet worden begrepen als instellingen van eenzelfde soort, waarvan de kenmerkende eigenschappen soortgelijk zijn.
Het hof volgt de redenering van Het Vlaamse Gewest, namelijk dat met een rusthuis soortgelijke weldadigheidsinstelling bedoeld wordt dat er een georganiseerde dienstverlening en verzorging wordt verstrekt.
Soortgelijke weldadigheidsinstellingen in de zin van artikel 12, §1 WIB 92 zijn instellingen die op eender welke wijze fysieke of geestelijke zorg verstrekken. Anders dan het OCMW stelt, dienen de soortgelijke instellingen restrictief te worden geïnterpreteerd (vergelijk Cass., 24 mei 2012, C. 110492N en Cass. 24 april 2015, . F.14.0121.N, vindplaats: www.juridat.be).
De verhuring door het OCMW van woningen aan bejaarden omvat geen fysieke of geestelijke zorgverstrekking. Het gegeven dat die verhuring gebeurt aan sociale tarieven ondervangt niet het ontbreken van het werkelijk verstrekken van zorg.
Het door het OCMW omschreven “dienstenpakket” wordt facultatief aangeboden en is eerder faciliterend en ondersteunend voor het verkrijgen van externe bijstand bij diverse huishoudelijke taken maar niet inherent aan de ter beschikkingstelling van de woningen.
Bovendien kan elke andere bejaarde, ook zij die niet deze bejaardenwoningen huren, een beroep doen op de door het OCMW ter beschikking gestelde bijstand voor het faciliteren van hulp bij huishoudelijke taken. Deze bijstand met het oog op het verkrijgen van hulp kan niet als soortgelijk worden aangemerkt als de fysieke zorg die verstrekt wordt in een rusthuis.
Concreet kan ten aanzien van de door het OCMW verhuurde bejaardenwoningen uit de brochure van rechten en plichten van de huurders worden vastgesteld dat er geen enkel zorgelement wordt waargenomen en er evenmin zorgvoorzieningen zijn die specifiek gericht zijn op bejaarden. Het Vlaamse Gewest merkt met reden op dat de in de brochure opgenomen tekeningen doen aannemen dat de woongelegenheden geen kenmerkende infrastructuur voorzien om tegemoet te komen aan de specifieke zorgen voor bejaarden. Volgens de brochure staat de huurder zelf in voor talrijke fysieke onderhoudstaken, zoals stofzuigen, poetsen, vuilnis wegdoen, afwassen, indien je tuin hebt het gras afrijden, plafonds afwassen, dakgoten reinigen.
Het ontbreken van het essentieel zorgverstrekkende element in een centrum met collectieve voorzieningen maakt dat het verhuren van bejaardenwoningen niet als een met een rusthuis soortgelijke weldadigheidsinstelling kan worden aangemerkt. De gevraagde vrijstelling kan om die reden niet worden toegekend.
De door het OCMW geciteerde circulaire waarin bejaardenwoningen worden aanvaard als een met een rusthuis soortgelijke weldadigheidsinstelling, noch het feit dat de Vlaamse Belastingdienst in het verleden wel de vrijstelling zou hebben toegekend, kan geen afbreuk doen aan het doel en de strekking van de vrijstelling zoals bepaald in de artikelen 12, §1 en 253, 1° WIB 92 (tegenwoordig art. 2.1.6.0.1, eerste lid, 1° VCF). De juiste toepassing van de wet verhindert dat eventuele in het verleden ten onrechte toegekende vrijstellingen louter om redenen van vertrouwen en rechtszekerheid worden gehandhaafd. Het legaliteitsbeginsel primeert hier op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.
Heffing
- Onroerende voorheffing
Wettelijke basis
- art. 2.1.6.0.1. VCF