Gedaan met laden. U bevindt zich op: Artikel 2.7.3.4.4 VCF - oprechtheid van de schuld - bewijsstukken - ontbreken terugbetalingen Vlaamse Belastingdienst

Artikel 2.7.3.4.4 VCF - oprechtheid van de schuld - bewijsstukken - ontbreken terugbetalingen

Rechtspraak
Rolnummer
2021/1913/A
Datum beslissing
20 februari 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.3.4.4. VCF

Samenvatting

Na het overlijden van de erflater dienen de erfgenamen (zijnde vader, moeder en de broer van de erflater) een gemeenschappelijke aangifte van nalatenschap in. Daarin wordt vermeld onder het passief dat er een onderhandse lening door de vader van de erflater werd afgesloten lastens de erflater.

Er werd bij de berekening van de erfbelasting met deze passiefpost geen rekeninghouden.

Beoordeling door de rechtbank van eerste aanleg

Inzake het passief van de nalatenschap

Artikel 2.7.3.4.4 VCF

“De schulden die aangegaan zijn door de erflater in het voordeel van een van zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden of van tussenpersonen, worden niet aanvaard als passief van de nalatenschap.

Het eerste lid is van toepassing op de schulden die door de erflater aangegaan zijn:

1° in het voordeel van erfgenamen die hij bij uiterste wilsbeschikking of bij contractuele beschikking uit zijn nalatenschap heeft gesloten;

2° in het voordeel van erfgenamen, legatarissen of begiftigden die de nalatenschap ofwel de uiterste wilsbeschikking of de contractuele beschikking die in hun voordeel was gemaakt, hebben verworpen.

De personen, vermeld in artikel 911, laatste lid, en artikel 1100 van het Burgerlijk Wetboek, worden als tussenpersonen beschouwd.

De schulden, vermeld in het eerste lid, worden wel aanvaard als passief van de nalatenschap:

1 ° als het bewijs van de echtheid ervan door de aangevers wordt aangevoerd;

2° als ze de verkrijging, de verbetering, het behoud of het opnieuw verkrijgen van een goed dat op de dag van het overlijden van de erflater tot zijn boedel behoorde, tot onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak hebben”.

Artikel 2.7.3.4.4 VCF voorziet dus in twee uitzonderingsgevallen waarin schulden die aangegaan zijn door de erflater in het voordeel van een van zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden of van tussenpersonen, toch kunnen worden aanvaard in het passief van de nalatenschap.

Hieraan zijn dus volgens de rechtbank volgende voorwaarden aan gekoppeld.

Ten eerste dient de aangever de echtheid van de schuld te bewijzen door te bewijzen dat er daadwerkelijk een geldsom is overhandigd.

Ten tweede moet worden aangetoond dat de overledene zich er daadwerkelijk toe had verbonden de geldsom terug te betalen.

Ten slotte dient de belastingplichtige te bewijzen dat de schuld, de verplichting om de geldsom terug te betalen, nog bestond op de datum van het overlijden

Belastingplichtigen argumenteren dat zij bewijzen dat de schuld tussen de erflater en haar vader echt heeft bestaan. Zij tonen dit aan door, reeds bij het indienen van de aangifte van nalatenschap, de onderhandse overeenkomst tussen partijen voor te leggen en door, in het kader van het bezwaarschrift, tevens de overschrijvingsbewijzen voor te leggen met de vermelding “lening” en “lening woning”.

Verder argumenteren zij dat de schuld oprecht is hetgeen blijkt uit volgende elementen:

  • Men legt een onderhandse akte voor, welke werd ondertekend door de ontlener, zijnde erflater en de uitlener, zijnde haar vader;
  • De onderhandse akte werd destijds opgesteld onder begeleiding van de notaris, welke eveneens instond voor de doorstorting van de geleende gelden in het kader van de aankoop van het onroerend goed;
  • De onderhandse akte omvat de terugbetalingsverbintenis onder de modaliteiten bepaald in deze akte;
  • De erflater was dan ook verplicht de lening terug te betalen.
  • De uitlener wenste bovendien geen bevoordeling van één van zijn kinderen te bewerkstelligen;
  • De lening werd ruim voor het overlijden van de erflater aangegaan;
  • Het gaat om een geheel onverwacht overlijden van de erflater.

In de desbetreffende overeenkomst werd met de hand volgende tekst geschreven “goed voor een som van een en zeventigduizend zeshonderd drie en dertig, zevenennegentig”.

De rechtbank stelt vast dat belastingplichtigen de lening voor een bedrag van 71.633,97 EUR, tussen de vader van erflater als uitlener en erflater als ontlener, hebben opgenomen als schuld in de nalatenschap.

De voorwaarden en modaliteiten van deze lening werden door partijen opgenomen in een geschrift opgesteld op 16 augustus 2018. Het betrof een onderhandse overeenkomst, waarin het volgende werd gestipuleerd:

  • De hoofdsom: 71.633,97 EUR;
  • De rente die eventueel wordt berekend over een onderhandse lening: renteloos, desalniettemin zal er op de terugbetaling van rechtswege en zonder ingebrekestelling een intrest gerekend aan de wettelijke interestvoet verschuldigd zijn vanaf de opeisbaarheid;
  • Het moment van de aflossingen: de ontlener heeft de mogelijkheid de lening terug te betalen op de tijdstippen zoals zij zelf kiest;
  • De looptijd van de onderhandse lening: onbepaalde duur, maar het ontleende bedrag dient ten laatste op het moment van overlijden terugbetaald te worden. Indien op dit moment de betaling niet werd uitgevoerd, wordt zij opeisbaar bij het overlijden;
  • Mogelijkheid tot vervroegde terugbetalingen: vervroegde terugbetalingen zijn mogelijk tot beloop van de ganse lening of van een gedeelte ervan;
  • Mogelijkheid tot vervroegde opeisbaarheid: In de volgende gevallen, zonder voorafgaande kennisgeving noch ingebrekestelling, noch om het even welke gerechtelijke formaliteit, zal de uitlener het recht hebben de onmiddellijke terugbetaling te vorderen van de gehele lening of het schuldig blijvend saldo:

- In de bij de wet bepaalde of nog te bepalen gevallen van opeisbaarheid vóór termijn

- Wanneer één of meerdere lasten - of voorwaarden omschreven in deze akte - niet uitgevoerd worden;

  • De datum waarop de leenovereenkomst is opgesteld: 16 augustus 2018;
  • Het aantal opgemaakte exemplaren van de leenovereenkomst: drie exemplaren;
  • Een handtekening van zowel de uitlener als van de ontlener.

De zienswijze van belastingplichtigen dat de lening werd aangegaan tot verkrijging van het onroerend goed is aannemelijk. Dit was immers de hoofdverblijfplaats van erflater sinds 24 augustus 2018 tot aan haar overlijden. Het geschrift werd bovendien door beide partijen ondertekend op 16 augustus 2018.

Voor de rechtbank is het geloofwaardig, althans de rechtbank ziet geen redenen om hieraan te twijfelen, dat de erflater voor haar overlijden een woning had aangekocht. Aangezien zij alleenstaande was, kon zij blijkbaar slechts een beperkt deel van de aankoopprijs ontlenen bij de bank. Dit was niet voldoende om de woning te kunnen aankopen. Bijgevolg heeft zij nog een som voor een bedrag van 71.663,97 EUR geleend bij haar vader. De voorgelegde stukken zijn hiervan het bewijs.

Des te meer daar het geleende bedrag in tweemaal door de vader werd overgemaakt aan de erflater: een bedrag 9.500 EUR op 4/6/2018 en een bedrag van 62.134,00 EUR op 13/8/2018. Deze bedragen werden door de erflater vervolgens overgemaakt aan de notaris voor de betaling van het voorschot op 11/6/2018 en het saldo van haar aankoop op 14/08/2018. Deze stortingen zijn terug te vinden in de historiek van de boekhouding van de notaris .

De rechtbank deelt niet de zienswijze van VLABEL daar waar zij stelt dat er bewijzen van terugbetalingen dienen voor te liggen alvorens deze schuld in het passief van de nalatenschap te aanvaarden. Tussen het ter beschikking stellen van de gelden en het overlijden van erflater zijn er simpelweg geen terugbetalingen gebeurd. Dit laatste verhindert echter niet dat deze lening, in deze specifieke omstandigheden in het voorliggende geschil, toch kan aanvaard worden in het passief van de nalatenschap.

De rechtbank is van oordeel, op grond van de hierboven· gemaakte vaststellingen en overwegingen, dat de uitzonderingsbepaling van artikel 2.7.3.4.4 laatste lid VCF is aangetoond.

Ten eerste dat het om een echte schuld gaat.

Ten tweede dat de onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak de verkrijging, de verbetering, het behoud of het opnieuw verkrijgen is van een goed dat op de dag van het overlijden van de erflater tot zijn boedel behoorde.

De rechtbank besluit dat VLABEL onterecht de lening van 71.663,97 EUR niet opgenomen heeft in het passief van de nalatenschap.