Ambtshalve aanslag na vermeende verwerping nalatenschap - stilzwijgende aanvaarding - geen schending van recht van verdediging wegens feit dat VLABEL de bevoegdheid en de macht heeft om zelf de belastingaanslagen te vestigen
- Rolnummer
- 2022/AR/165
- Datum beslissing
- 19 september 2023
- Publicatiedatum
- 29 augustus 2024
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.18.0.0.10. VCF
Samenvatting
De belastingplichtige is de neef van wijlen de heer GD (hierna ‘de erflater’) die overleed in Vlaanderen op 22 maart 2014 en de belastingplichtige als enige wettelijke erfgenaam achterliet, waardoor de belastingplichtige recht had op de volledige nalatenschap in volle eigendom.
Op 4 april 2014 ontving de FOD Financiën, toen nog bevoegd wat betreft de successierechten, de lijst 201 vanwege X Bank waaruit blijkt dat de erflater houder was van een spaarrekening bij die bank met een beschikbaar bedrag op het moment van overlijden van 1.828,73 euro.
De notaris van de belastingplichtige diende namens hem op 15 december 2014 zijn aangifte van nalatenschap in. Als actief van de nalatenschap werd enkel melding gemaakt van twee rekeningen bij Y Bank voor een totaalbedrag van 24.498,41 euro.
Op 16 december 2014 deelde de FOD Financiën de ontvangst van de aangifte van nalatenschap mee en liet kennen dat, ingevolge de overdracht van de dienst van de belastingen van de successierechten aan VLABEL vanaf 1 januari 2015, het VLABEL was die de berekening van de successierechten zou uitvoeren.
Op 24 maart 2015 werd door VLABEL overeenkomstig de ingediende aangifte van nalatenschap de aanslag in de erfbelasting op naam van belastingplichtige gevestigd voor een te betalen bedrag van 7.435,15 euro.
Op 28 november 2016 nam VLABEL contact op met de notaris van de belastingplichtige in het kader van een voorstel tot ambtshalve aanslag omdat in de aangifte van nalatenschap de X-rekening met een saldo van 1.828,73 euro niet was opgenomen. Er werd meegedeeld dat de belastingplichtige een bijkomend bedrag aan erfbelasting voor 881,45 euro en een belastingverhoging van 20% wegens verzuim verschuldigd was.
In dezelfde zin werd op 27 januari 2017 door VLABEL een voorstel van een ambtshalve aanslag verstuurd wegens het verzuim van aangifte van het actief.
Omdat de belastingplichtige naliet betaling te doen van de gevorderde successierechten, heeft VLABEL op 7 juni 2018 voor de beide aanslagen een dwangschrift uitgevaardigd.
Op 26 december 2018 werd een notariële akte opgemaakt waarin de belastingplichtige verklaarde de nalatenschap van de erflater zuiver en eenvoudig te verwerpen overeenkomstig artikel 784 oud BW. Die akte werd aan VLABEL overgemaakt.
VLABEL heeft eerst gevolg gegeven aan die akte van verwerping door op 13 maart 2019 een ontheffing toe te staan waarbij werd gemeld dat er een voorstel van ambtshalve aanslag zou worden gestuurd naar de nieuwe wettelijke erfgenamen, zijnde de kinderen van de belastingplichtige.
Nadat VLABEL die kinderen gecontacteerd had, hebben zij bij notariële akte van 14 mei 2019 de nalatenschap van de erflater verworpen.
Op 9 juli 2019 verstuurde VLABEL, in het kader van een onderzoek naar mogelijke daden van beschikking door de wettelijke erfgenamen, een vraag om inlichtingen naar X Bank en Y Bank.
Op 30 oktober 2019 deelde Y Bank mee dat de saldi op de twee rekeningen van de erflater bij ING ten voordele van de FOD Financiën (ontvangkantoor Antwerpen 3) werden overgeschreven. De FOD Financiën bevestigde van zijn kant dat de saldi van deze rekeningen werden aangewend voor de betaling van de personenbelasting op naam van de belastingplichtige.
VLABEL heeft op grond daarvan geoordeeld dat de belastingplichtige de nalatenschap van de erflater niet meer met gunstig gevolg kon verwerpen wegens (eerdere, stilzwijgende) aanvaarding. In die zin vestigde de VLABEL op 16 december 2019 een nieuwe aanslag op naam van de belastingplichtige voor de verschuldigde erfbelasting in het kader van de nalatenschap van de erflater voor een bedrag van 8.316,602 euro erfbelasting, en een belastingverhoging van 1.663,32 euro. In de toelichting van het aanslagbiljet werd het volgende opgenomen:
Herneming te betalen erfbelasting voor de op 16/11/2014 ingediende aangifte en op voorstel ambtshalve aanslag verzonden op 28/11/2016. Verwerping door SR op 26/12/2018 blijkt niet tegenstelbaar aan de fiscus omwille van betaling belasting erfopvolger aan Ontvangkantoor Antwerpen 3 met gelden uit de nalatenschap. Toepassing belastingverhoging 20% ingevolge onjuiste verklaring (artikel 3.18.0.0.10. VCF).
Op 31 december 2019 ontving VLABEL namens de belastingplichtige een bezwaarschrift voor die aanslag. De belastingplichtige riep in dat de erfenis per notariële akte werd geweigerd door hem en zijn kinderen.
Op 21 februari 2020 nam het bevoegde personeelslid van VLABEL een beslissing waarin het bezwaar van de belastingplichtige werd afgewezen. De beslissing is gesteund op de stelling dat de verwerping van de nalatenschap per notariële akte door de belastingplichtige ten onrechte was, vermits de belastingplichtige middels de betaling van eigen belastingschulden met tegoeden uit de nalatenschap al daden van aanvaarding had gesteld, zodat de notariële akte van verwerping aan VLABEL niet tegenstelbaar zou zijn.
Met een verzoekschrift van 22 april 2020 stelde de belastingplichtige zijn vordering in voor de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
In het vonnis van 12 januari 2022 heeft de zesde kamer van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de vordering van belastingplichtige afgewezen als ongegrond.
Het is tegen dat vonnis dat de belastingplichtige hoger beroep heeft ingesteld.
1. Het recht van de verdediging
In het arrest oordeelt het Hof van Beroep dat de belastingplichtige wel degelijk gerechtigd is om zijn eigen verdediging voor te dragen. Daarmee wordt wel degelijk concrete invulling gegeven aan zijn recht van verdediging.
Er is geen schending van dat recht van verdediging wegens het feit dat VLABEL de bevoegdheid en de macht heeft om zelf de belastingaanslagen te vestigen. Die macht is algemeen erkend voor de uitvaardiging door de overheid van administratieve akten en maakt een essentiële manier uit waarop de overheid werkt, nog versterkt door het zogenaamde ‘privilège du préalable’ (dat zou betekenen dat een administratieve beslissing geacht wordt gelijkvormig te zijn met het recht) (zie. A. Mast en J. Dujardin, Overzicht van het Belgisch administratief recht, 1984, p. 7; P. Van Orshoven, Behoorlijke rechtsbedeling bij geschillen over directe rijksbelastingen, Kluwer, Antwerpen, 1987, nr. 24, p. 19; RvS, 8 juli 1982, RW 1982-83, p. 1645)).
De bescherming van de burger, hier de appellant als belastingplichtige, bestaat er precies in dat hij de belastingaanslag kan aanvechten voor de rechter. Met de huidige procedure worden de rechten van de verdediging van de belastingplichtige dan ook gevrijwaard.
2. Ten gronde
De belastingplichtige neemt in zijn beroepsakte een uiteenzetting op waarin hij verwijst naar zijn functie van (vermeend) zaakvoerder van AP en de lotgevallen van zijn bedrijf A dat kennelijk failliet verklaard werd waarop volgens de belastingplichtige een (belasting)schuld op de belastingplichtige zelf zou zijn verhaald. Het hof kan slechts vaststellen dat daarover ten eerste geen enkel stuk beschikbaar is. Ten tweede en vooral valt niet in te zien hoe dat op enige manier relevant kan zijn voor de betwisting van de aanslag in de successierechten die hier het voorwerp van het geschil uitmaakt. Zelfs als de uiteenzetting van de belastingplichtige verband zou houden met de belastingschuld ten aanzien van de FOD Financiën die met de gelden afkomstig van de nalatenschap van de erflater werden betaald, dan verandert het eventuele feit dat die federale belastingschuld betwistbaar was (of is), niets aan de betaling ervan.
De belastingplichtige schrijft weliswaar dat de FOD Financiën de inning van die belastingschuld bij wijze van ‘beslag’ zou hebben gedaan, maar ook daarvan ligt geen enkel bewijsstuk voor. Evenmin is bewezen dat het dan om een ‘beslag’ ging op de gelden die afkomstig waren van de nalatenschap van de erflater. Hoe dan ook, indien het waar zou zijn dat de belastingplichtige werkelijk de gelden die afkomstig waren van de nalatenschap van de erflater (saldi van rekeningen bij Y Bank), niet zou hebben willen aanvaarden omdat hij geen erfgenaam wilde zijn, dan valt niet in te zien waarom hij dat ten aanzien van de FOD Financiën niet zou hebben ingeroepen. VLABEL stelt terecht dat de belastingplichtige zich ook niet zou kunnen verschuilen achter een eventuele tekortkoming van de notaris, nu de belastingplichtige jegens VLABEL gebonden is door de handelingen die door zijn mandataris zijn gesteld.
In die omstandigheden beroept VLABEL zich volgens het hof van beroep met reden op het feit dat de gelden afkomstig van de nalatenschap van de erflater door de belastingplichtige zijn aangewend om een eigen belastingschuld te betalen. Een dergelijke betaling houdt een beschikking in over het actief die als aanvaarding van de nalatenschap moet worden beschouwd. De latere verwerping door de belastingplichtige is in die omstandigheden niet tegenstelbaar aan VLABEL.
De belastingplichtige verwijst nog naar het beginsel ‘non bis in idem’. Er is slechts sprake van een schending van het verbod op dubbele belasting wanneer eenzelfde inkomen ten name van dezelfde belastingplichtige tweemaal belast wordt, zelfs wanneer het verschillende belastingen betreft, voor zover de toepassing van de ene de andere wettelijk uitsluit. Dat dit hier het geval zou zijn, blijkt uit niets.
Ook deze grieven zijn ongegrond.