Abattement en klein beschrijf - bezwaarschrift laattijdig - bezwaarbeslissing t.a.v. partner is geen nieuw feit dat tot ambtshalve ontheffing aanleiding kan geven
- Rolnummer
- 20/3542/A
- Datum beslissing
- 6 januari 2022
- Publicatiedatum
- 5 mei 2022
- Rechtbank
- Hof van Beroep te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Verkooprecht
Wettelijke basis
- art. 2.9.3.0.2. VCF
Samenvatting
De belastingplichtige koopt een onroerend goed aan bij akte van 27/04/2015 met toepassing van het abattement en het klein beschrijf. VLABEL stuurt een aanslagbiljet op 03/04/2020 met als reden dat niet voldaan is aan de voorwaarden tot behoud van het abattement en het bij-abattement. De belastingplichtige tekent bezwaar aan op 07/09/2020. Bij bezwaarbeslissing van 22/09/2020 wordt het bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard wegens laattijdigheid.
Ten eerste behandelt de rechtbank als middel van niet ontvankelijkheid van de vordering het feit dat er geen tijdig bezwaarschrift werd ingediend.
Artikel 1385undecies, lid 1, Gerechtelijk Wetboek, stelt: “Tegen de belastingadministratie wordt de vordering inzake de geschillen bedoeld in artikel 569, eerste lid, 32°, slechts toegelaten indien de eiser voorafgaandelijk het door of krachtens de wet georganiseerde administratief beroep heeft ingesteld.”
Dit impliceert dat het voorafgaand administratief beroep “regelmatig” moet zijn.
Overeenkomstig artikel 3.5.2.0.1 Vlaamse Codex Fiscaliteit, moet het bezwaarschrift op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet.
Deze termijn is van openbare orde en is behalve in geval van overmacht niet vatbaar voor onderbreking, schorsing of verlenging. De belastingplichtige wordt op de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet geacht effectief kennis te hebben genomen van het aanslagbiljet.
Op het aanslagbiljet ter zake staat vermeld dat het naar de belastingplichtige is verzonden op 3 april 2020.
Aangezien 3 april 2020 een vrijdag was, betekent dit dat de drie werkdagen, volgend op de verzendingsdatum, pas aanvingen op maandag 6 april 2020. De bezwaartermijn begon dus te lopen op 9 april 2020 om te eindigen op 8 juli 2020.
Het bezwaarschrift dat is ingediend door de belastingplichtige op 7 september 2020 is derhalve laattijdig.
Het feit dat de belastingplichtige in een gerechtelijke procedure was verwikkeld met betrekking tot de aangekochte bouwgrond, kan niet worden aanvaard als een reden van overmacht die de laattijdigheid van het bezwaarschrift rechtvaardigt volgens de rechtbank. De belastingplichtige was trouwens in staat om een bezwaar in te dienen twee maanden na het verstrijken van de wettelijke termijn. De reden van het (laattijdig) bezwaarschrift was de kennisname van de gunstige beslissing in hoofde van haar ex-partner.
Wat de grond van de zaak betreft: bij de aankoop van de bouwgrond was toepassing gevraagd van het abattement en klein beschrijf. De belastingplichtige moest overeenkomstig artikel 2.9.3.0.2, §1, VCF, binnen de vijf jaar haar woonplaats gevestigd hebben op het adres van de aangekochte grond. Zij stelt dat dit niet mogelijk was aangezien er vanaf januari 2016 een gerechtelijke procedure liep met betrekking tot de grond en zij deze niet konden gebruiken.
De ambtshalve ontheffing van overbelastingen die blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten komt tegemoet aan het probleem van belastingschuldigen die de onwettigheid van de belasting niet kunnen bestrijden vooraleer de normale bezwaartermijn verstreken is. Artikel 3.6.0.0.1, eerste lid VCF vereist een strikte toepassing en staat de ontheffing enkel toe in de gevallen die er uitdrukkelijk in voorzien worden. De procedure van ambtshalve ontheffing kan niet worden aangewend om de vernietiging na te streven van een regelmatig ingekohierde aanslag die definitief is geworden bij ontstentenis van bezwaarschrift dat tijdig werd ingediend. De termijn om ontheffing van ambtswege te verkrijgen betreft geen verlengde bezwaartermijn (zie ook Cass. 17 september 1998, TFR 1999, nr. 167).
Louter ten overvloede merkt de rechtbank op dat zelfs al zou haar bezwaar nog kunnen worden aanschouwd als een vraag tot ambtshalve ontheffing, dan nog is de rechtbank van oordeel dat de lopende gerechtelijke procedure met betrekking tot de aangekochte bouwgrond geen nieuw feit uitmaakt in de zin van artikel 3.6.0.0.1, eerste lid VCF. Die gerechtelijke procedure is geen element dat de belastingplichtige niet kon overleggen of aanvoeren voordat de bezwaartermijn was verstreken. Wat er geoordeeld is door de administratie met betrekking tot de ex-partner van de belastingplichtige doet aan vermeld oordeel niet af.
Uit het voorgaande volgt dat de voorafgaande administratieve procedure niet regelmatig ingesteld werd, ten gevolge waarvan de huidige vordering in rechte van de belastingplichtige krachtens artikel 1385undecies, lid 1, Ger.Wb., niet kan worden toegelaten.