Aanvullende aanslag bij vaststelling berekeningsfout - geen schending legaliteitsbeginsel - geen schending gezag van gewijsde
- Rolnummer
- 21/2783/A
- Datum beslissing
- 4 oktober 2023
- Publicatiedatum
- 29 januari 2024
- Rechtbank
- Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
- Status
- Definitief
Heffing
- Erfbelasting
Wettelijke basis
- art. 3.5.6.0.1. VCF
Samenvatting
Lopende een geschilprocedure (met eindarrest Hof van Beroep te Gent op 8 juni 2021) stelde Vlabel vast dat er een fout werd gemaakt in de berekening die aan de basis lag van het aanslagbiljet dat ter beoordeling lag van de rechtbank.
Vlabel stuurde daarom een aanvullend aanslagbiljet naar belastingplichtige ter rechtzetting. Belastingplichtige ging niet akkoord met dit aanvullend aanslagbiljet en na een negatieve bezwaarbeslissing ging belastingplichtige ook voor dit aanslagbiljet naar de rechtbank.
Belastingplichtige stelde dat Vlabel geen bevoegdheid had om een nieuwe aanslag te vestigen op basis van dezelfde belastingelementen wanneer haar eerste aanslag nog het voorwerp uitmaakt van een vordering in rechte. Belastingplichtige stelde dat als gevolg van een gerechtelijke beroepsprocedure het kwestieuze dossier volledig onttrokken werd aan de belastingadministratie en dat de belastingadministratie zich niet meer over dit dossier kan uitspreken, laat staan dat de administratie zich een nieuwe uitvoerbare titel zou kunnen verschaffen door een nieuwe belasting in te kohieren. Belastingplichtige besluit dat het vestigen van een aanslag zonder rechtsgrond strijdig is met het legaliteitsbeginsel zoals vervat in artikel 170 van de Grondwet.
De rechtbank stelt dat de eerste aanslag een materiële vergissing bevatte. Belastingplichtige betwist deze materiële vergissing niet. Nadat de belastingadministratie de materiele vergissing had ontdekt, zij deze ontoereikendheid heeft rechtgezet middels een aanvullende aanslag. De belastingadministratie heeft alzo een nieuwe titel gecreëerd. De belastingadministratie heeft daartoe gebruik gemaakt van de wettelijke aanslagtermijnen Het tijdstip waarop de vergissing werd ontdekt (meer dan drie jaar na de eerste aanslag) doet daaraan niets af.
De premisse dat de aanvullende aanslag betrekking zou hebben op dezelfde belastingelementen als de eerste aanslag is niet relevant omdat de aanvullende aanslag enkel het onterecht ontheven gedeelte van de eerste aanslag opvangt. Van een dubbele belasting (non bis in idem) is in voorliggend geval dan ook geen sprake.
De procedure van de subsidiaire aanslag die strekt ertoe om de overheid toe te laten fouten te herstellen die hebben geleid tot de vernietiging van de aanslag is ter zake niet van toepassing. De eerste aanslag werd ingevolge de gerechtelijke procedure immers niet vernietigd maar volkomen rechtsgeldig bevonden en bevestigd in graad van beroep. Bovendien doet het recht voor de administratie om, na de vernietiging van de aanslag, een vervangende aanslag te vestigen op grond van dezelfde belastingelementen of een gedeelte ervan, geen afbreuk aan de overige wettelijke aanslagtermijnen (vgl. Cass. 22 mei 2014, F.12.0059.N, op www.juraportal.be).
Belastingplichtige heeft tegen de aanvullende aanslag zijn verweer kunnen voeren in het kader van de bezwaarprocedure en huidige geschilprocedure. Een reëel gevaar op parallel lopende procedures die elkaar zouden doorkruisen en tot eventueel tegenstrijdige rechterlijke beslissing zouden leiden, was er niet, nu vaststaat dat de beide aanslagen niet dezelfde lading dekken. Bovendien werd de bezwaarbeslissing inzake de aanvullende aanslag pas genomen nadat berust werd in het arrest inzake de eerste aanslag.
Er is dus geen schending van het legaliteitsbeginsel aangetoond.
In zijn tweede middel haalt belastingplichtige aan dat deze rechtbank al eens uitspraak heeft gedaan over ‘de berekening van de belasting’ zodat geen wettelijke grondslag meer zou hebben bestaan die de belastingadministratie toelaat om een aanslag te vestigen.
Het staat vast dat de aanvullende aanslag niet het voorwerp heeft uitgemaakt van de procedure die aanleiding heeft gegeven tot het vonnis van 4 december 2019 (rolnummer 18/1699/A) en het arrest van 8 juni 2021 (rolnummer 2020/AR/2023). De aanvullende aanslag behoorde niet tot de saisine van de rechtbank/het Hof. Enige schending van het gezag van gewijsde kan dan ook niet worden aangenomen.
Evident slaat de aanname van de eerste (foutieve) berekening enkel op de eerste aanslag en niet op de aanvullende aanslag, die niet ter beoordeling voorlag. Noch uit het vonnis, noch uit het arrest valt af te leiden dat er geen wettelijke grondslag meer bestond om de vastgestelde ontoereikendheid recht te zetten middels een aanvullende aanslag.