Gedaan met laden. U bevindt zich op: Aanvraag fiscale regularisatie - bestaande schuld op datum overlijden Vlaamse Belastingdienst

Aanvraag fiscale regularisatie - bestaande schuld op datum overlijden

Rechtspraak
Rolnummer
2019/AR/556
Datum beslissing
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Rechtbank
Hof van Beroep te Gent
Status
Definitief

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.3.4.1. VCF

Samenvatting

Na het overlijden van de erflater (in 2013) wordt een regularisatieaanvraag ingediend door één van zijn erfgenamen (nicht) in naam van zijn nalatenschap.

In deze regularisatieaangifte werd verzocht om de regularisatie van buitenlandse roerende alsook onroerende inkomsten genoten door erflater en zijn vooroverleden echtgenote voor de belastbare tijdperken 2006 tem 2011 die niet in de aangifte personenbelasting werden opgenomen. Ook werd regularisatie gevraagd van het aandeel van de vooroverleden echtgenote in het buitenlands vermogen, dat niet werd aangegeven in de aangifte van haar nalatenschap.

In 2015 wordt door de FOD Financiën een regularisatieattest afgeleverd ter attentie van de nalatenschap van erflater, vertegenwoordigd door de nicht (belastingplichtige in dit geschil) die de regularisatieaangifte indiende.

Een bijvoeglijke aangifte werd ingediend inzake bovenvermelde regularisatie en er werd melding gemaakt van schenkingen aan belastingplichtige binnen de drie jaar voor overlijden.

Er werd door Vlabel met het aangegeven passief evenwel geen rekening mee gehouden, alsook werd een boete verzuim opgelegd gezien de in de bijvoeglijke aangifte vermelde schenkingen reeds dienden te worden aangegeven in de oorspronkelijke aangifte

Luidens artikel 27 W. Succ. (thans art.2.7.3.4.1 VCF) gelden als aannemelijk passief met betrekking tot de nalatenschap van een rijksinwoner, slechts de op de dag van het overlijden bestaande schulden en de begrafeniskosten.

Als op de dag van het overlijden bestaande schulden kunnen slechts worden beschouwd de schulden die er zeker en definitief toe gehouden zijn, dat wil zeggen dat de erfopvolgers de uitgave zullen moeten verrichten en dragen.

Het bestaan van de schulden moet worden bewezen door de bewijsmiddelen die in rechte toelaatbaar zijn in de verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar. Hieruit volgt dat een schuld slechts in het passief van de nalatenschap wordt aanvaard indien de erfopvolgers het bestaan en het bedrag van die schuld bewijzen.

Om te beoordelen of een schuld al dan niet ten laste valt van de overledene, moet men zich in principe houden aan de regels van het burgerlijke recht.

De regularisatieheffing is een heffing sui generis en niet gelijk te stellen met de onderliggende (geregulariseerde) belasting. De omstandigheid dat de regularisatieheffing wordt berekend op basis van de in principe verschuldigde (doch niet aangegeven of betaalde) personenbelasting en/of successierechten, heeft niet tot gevolg dat de regularisatieheffing gelijk te stellen is met deze belastingen. Zowel het vrijwillig karakter als de afwezigheid van de mogelijkheid tot invordering staan hieraan in de weg.

De regularisatieheffing werd pas betaald na het overlijden van de erflater. Aangezien de schuld slechts definitief vaststaat op het ogenblik van de betaling van de regularisatieheffing en pas op die dag ontstaat, bestond ze niet op de dag van het overlijden van de erflater en kan ze niet beschouwd worden als een zekere en definitieve last van de nalatenschap.

De omstandigheid dat de eerste stappen voor regularisatie werden gezet door de erflater, doet aan dit principe geen afbreuk. Schulden tot betaling waarvan de erfopvolgers van de erflater gehouden zijn ingevolge hun eigen handelen, komen niet voor aftrek in aanmerking omdat zij de nalatenschap niet bezwaren.