Bij de aankoop van goederen die niet uitsluitend voor de eigen huisvesting van de koper(s) zijn bestemd moet voor de toepassing van het verkooprecht de volgende redenering worden gevolgd:
- Het goed (met inbegrip van de normale aanhorigheden) is hoofdzakelijk bestemd voor de eigen huisvesting van de koper(s).
Bedoeld wordt het geval waar het goed bv. een beroepsgedeelte bevat dat, in omvang of in waarde, volledig ondergeschikt is aan het woongedeelte of een bv. één kamer die wordt verhuurd aan een derde of nog, de aankoop van een woning en bv. een aparte garage die een aanhorigheid is van de woning.
In dit geval is het niet toegelaten het goed voor de toepassing van het verkooprecht op te splitsen in verschillende gedeelten. Als voldaan is aan de voorwaarden, wordt het woningtarief toegepast op het volledige goed.
- Het goed is niet hoofdzakelijk bestemd voor de eigen huisvesting van de koper(s).
Bedoeld wordt het geval waar het woongedeelte van het goed ondergeschikt is aan bv. het beroepsgedeelte of de aankoop van een goed met verschillende woongelegenheden, waarvan slecht één door de koper(s) zal worden gebruikt.
In dit geval moet het volgende onderscheid worden gemaakt:
- Het goed is opsplitsbaar in de zin van art. 2.9.7.0.5 VCF: er mag een opsplitsing gebeuren. Het eigen woongedeelte kan genieten van het woningtarief als aan de voorwaarden is voldaan, het andere gedeelte valt onder de toepassing van het tarief van 10%.
- Het goed is niet opsplitsbaar in de zin van art. 2.9.7.0.5 VCF: het goed voldoet niet aan de definitie van art. art. 1.1.0.0.2, 12de lid, 6° VCF zodat het woningtarief niet kan worden toegepast.